ECLI:NL:GHAMS:2011:BR4077

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00669
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroep in belastingzaak betreffende WOZ-waarde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 juli 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van een beroep van belanghebbende tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Amstelveen. De zaak betreft de vaststelling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak aan de [A-straat 1] te [Z]. De heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op €192.000 voor het tijdvak van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009. Belanghebbende had hiertegen bezwaar gemaakt, maar de heffingsambtenaar handhaafde de waarde bij uitspraak van 4 augustus 2009. Belanghebbende heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, die het beroep gegrond verklaarde en de waarde verlaagde tot €150.000.

In hoger beroep heeft het Hof ambtshalve getoetst of belanghebbende ontvankelijk was in zijn beroep. Het Hof oordeelde dat belanghebbende zijn beroepschrift niet tijdig ter post had bezorgd, waardoor er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak op bezwaar was verzonden op 4 augustus 2009, en de termijn voor het indienen van beroep eindigde op 15 september 2009. Belanghebbende diende zijn beroepschrift pas op 16 september 2009 in, wat te laat was.

Het Hof concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die erop wezen dat belanghebbende niet in verzuim was, en dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk had hoeven behandelen. De beslissing van het Hof houdt in dat belanghebbende binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak in cassatie kan gaan bij de Hoge Raad der Nederlanden, met inachtneming van de vereisten voor het indienen van een cassatieberoep. Het Hof achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Kenmerk P10/00669
eerste meervoudige belastingkamer
proces-verbaal
van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Amstelveen, de heffingsambtenaar,
en het incidenteel hoger beroep van
[X] te [Z], belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 09/4579 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) van 15 september 2010 in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2011. Aldaar zijn verschenen belanghebbende in persoon en namens de heffingsambtenaar [Y].
Beslissing
Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank en
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Gronden
1. De heffingsambtenaar heeft bij beschikking met dagtekening 28 februari 2009 op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak bekend als [A-straat 1] te [Z] naar de peildatum 1 januari 2008 voor het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 vastgesteld op €192.000.
2. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend 4 augustus 2009, de bij beschikking vastgestelde waarde gehandhaafd.
3. Belanghebbende heeft bij brief van 16 september 2009, bij de rechtbank ingekomen op 17 september 2009, beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de vastgestelde waarde verminderd tot € 150.000, met nevenbeslissingen met betrekking tot proceskosten en het griffierecht.
4. Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de heffingsambtenaar bij de bestreden uitspraak op bezwaar de WOZ-waarde van de woning per peildatum 1 januari 2008 terecht heeft vastgesteld op € 192.000.
5. Vooraf en ambtshalve toetst het Hof of belanghebbende ontvankelijk is in zijn beroep.
6. Op grond van artikel 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de in artikel 6:7 Awb genoemde termijn van zes weken is ontvangen, dan wel bij verzending per post indien het voor het einde van de termijn van zes weken ter post is bezorgd mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
7. De uitspraak op bezwaar waartegen belanghebbendes beroep is gericht is verzonden met dagtekening 4 augustus 2009. De termijn om beroep in te stellen eindigt dan op 15 september 2009. Belanghebbende heeft bij brief met dagtekening 16 september 2009 een beroepschrift ingediend, welk stuk door het postvervoerbedrijf is afgestempeld op 16 september 2009 en ter griffie bij de rechtbank is ingekomen op 17 september 2009. Hieruit volgt dat belanghebbende zijn beroepschrift niet voor het einde van de termijn ter post heeft bezorgd en dat hij derhalve niet tijdig beroep heeft ingediend. Feiten en omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest als bedoeld in artikel 6:11 Awb zijn, ook nadat het Hof de ontvankelijkheid ter zitting aan de orde heeft gesteld, niet gesteld.
8. Op grond van het hiervoor overwogene dient de uitspraak van de rechtbank te worden vernietigd. Doende wat de rechtbank had behoren te doen zal het Hof het beroep alsnog niet-ontvankelijk verklaren. Aan een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep en het incidenteel hoger beroep komt het Hof niet toe.
9. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten op de voet van artikel 8:75 Awb.
Aldus gedaan op 22 juli 2011 door mr. J.P.A. Boersma, voorzitter, A.P.M. van Rijn en J.P.F. Slijpen, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Hogendoorn als griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt, ondertekend door de voorzitter en de griffier.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.