ECLI:NL:GHAMS:2011:BR3409

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-005902-09
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en zelf afdoening van moord en mishandeling door het Gerechtshof Amsterdam

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 juli 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Alkmaar. De verdachte werd beschuldigd van moord op [slachtoffer 1] en mishandeling van [slachtoffer 2]. De feiten vonden plaats in februari 2009, toen de verdachte [slachtoffer 1] met een mes 35 keer stak, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. De verdachte had een complexe relatie met [slachtoffer 1], die onder andere seksueel van aard was. Het hof oordeelde dat de verdachte met voorbedachten rade handelde, ondanks zijn verweer van noodweer, dat als onaannemelijk werd beschouwd. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 10 jaar gevangenisstraf en terbeschikkingstelling. In hoger beroep werd de gevangenisstraf verhoogd tot 12 jaar. Het hof oordeelde dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar was voor de moord, maar slechts in sterk verminderde mate voor de mishandeling. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de nabestaanden.

Uitspraak

parketnummer: 23-005902-09
datum uitspraak: 28 juli 2011
tegenspraak
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Alkmaar van 12 november 2009 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 14-810042-09 (zaak A) en 14-701759-09 (zaak B) alsmede het vonnis van de politierechter in de rechtbank Alkmaar van 21 mei 2008 in de strafzaak onder parketnummer 14-810019-08 (zaak C) en 14-732026-05 (TUL) tegen
[verdachte]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg
- in de zaken A en B - van 29 oktober 2009 en - in zaak C - van 21 mei 2008 en op de terechtzittingen in hoger beroep - in de zaken A en B - van 16 augustus 2010 en - in alle zaken - van 14 juli 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
- zaak A (parketnummer 14-810042-09) -
feit 1 primair:
hij op of omstreeks 03 februari 2009 in de gemeente Alkmaar opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg),
* een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, gehaald en/of gepakt en/of
* 35 maal (met kracht) met dat mes/voorwerp, gestoken en/of gesneden in het lichaam van die [slachtoffer 1], (waardoor in het lichaam van die [slachtoffer 1] het hart en/of de lever en/of de dunne darm en/of de dikke darm en/of de longen werden doorstoken en/of geraakt en/of waarbij de hals [de halsspieren en/of de slokdarm en/of de luchtpijp en/of puntig voorwerp, gehaald en/of gepakt en/of
* 35 maal (met kracht) met dat mes/voorwerp, gestoken en/of gesneden in het lichaam van die [slachtoffer 1], (waardoor in het lichaam van die [slachtoffer 1] het hart en/of de lever en/of de dunne darm en/of de dikke darm en/of de longen werden doorstoken en/of geraakt en/of waarbij de hals [de halsspieren en/of de slokdarm en/of de luchtpijp en/of de diepe slagaders] is doorkliefd), tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
- zaak B (parketnummer 14-701759-09) -
primair:
hij op of omstreeks 27 maart 2009 in de gemeente Alkmaar ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], inrichtingswerker in "Penitentiaire Inrichting Noord-Holland Noord", opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
* die [slachtoffer 2] (van achteren) heeft benaderd en/of
* die [slachtoffer 2] (met kracht) om haar hals/nek heeft vastgegrepen en/of
* een mes ter hand heeft genomen en/of
* één of meermalen (met kracht) (met dat ter hand genomen mes) heeft gestoken en/of gestompt en/of geslagen op/tegen de borst van die [slachtoffer 2], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 27 maart 2009 in de gemeente Alkmaar met het opzet tot het mishandelen van een persoon (te weten [slachtoffer 2], inrichtingswerker in "Penitentiaire Inrichting Noord-Holland Noord"),
* die [slachtoffer 2] (van achteren) heeft benaderd en/of
* die [slachtoffer 2] (met kracht) om haar hals/nek heeft vastgegrepen en/of
* een mes ter hand heeft genomen en/of
* één of meermalen (met kracht) (met dat ter hand genomen mes) heeft gestoken en/of gestompt en/of geslagen op/tegen de borst van die [slachtoffer 2], waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
- zaak C (parketnummer 14-810019-08) -
feit 1 primair:
hij op of omstreeks 12 januari 2008 in de gemeente Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel gelegen aan het Geert Groteplein nr. 7, heeft weggenomen een fles port (merk Conquerers), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte die [slachtoffer 3] met kracht meermalen, althans eenmaal, heeft geduwd;
feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 12 januari 2008 in de gemeente Alkmaar ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel gelegen aan het Geert Groteplein nr. 7, weg te nemen een fles port (merk Conquerers), geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, die [slachtoffer 3] met kracht meermalen, althans eenmaal, heeft geduwd;
feit 2:
hij op of omstreeks 12 januari 2008 in de gemeente Alkmaar [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik steek je neer, ik maak je dood, je beledigt mijn familie ook al!" en/of "Ik kom terug met een bom om mijn middel en blaas mezelf op, midden in de winkel!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 3:
hij op of omstreeks 14 januari 2008 in de gemeente Alkmaar [slachtoffer 5] (aspirant van Politie Noord Holland Noord) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met zijn hand een pistoolgebaar gemaakt en/of vervolgens die hand tegen het hoofd van die [slachtoffer 5] gedrukt en/of gehouden en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik schiet je door je kop met je eigen wapen!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 4:
hij op of omstreeks 10 januari 2008 in de gemeente Alkmaar in de Albert Heijn, gevestigd op het Geert Groteplein nr. 7, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 6], in het openbaar heeft beledigd, door die [slachtoffer 6] in/tegen haar gezicht te spugen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak B primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak A en het in de zaak B subsidiair en in de zaak C onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
- zaak A (parketnummer 14-810042-09) -
hij op 3 februari 2009 in de gemeente Alkmaar opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet een mes gepakt en 35 maal met dat mes gestoken en/of gesneden in het lichaam van die [slachtoffer 1], waardoor in het lichaam van die [slachtoffer 1] het hart en de lever en de dunne darm en de dikke darm en de linker long werden geraakt en waarbij de halsspieren en de slokdarm en de luchtpijp en de diepe halsaders zijn doorkliefd, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden.
- zaak B (parketnummer 14-701759-09) -
subsidiair:
hij op 27 maart 2009 in de gemeente Alkmaar met het opzet tot het mishandelen van een persoon, te weten [slachtoffer 2], inrichtingswerker in Penitentiaire Inrichting Noord-Holland Noord, die [slachtoffer 2] van achteren heeft benaderd en die [slachtoffer 2] met kracht om haar hals/nek heeft vastgegrepen en meermalen met kracht heeft gestompt tegen de borst van die [slachtoffer 2], waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
- zaak C (parketnummer 14-810019-08) -
feit 1 primair:
hij op 12 januari 2008 in de gemeente Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel gelegen aan het Geert Groteplein nr. 7 heeft weggenomen een fles port, merk Conquerers, toebehorende aan Albert Heijn, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, die [slachtoffer 3] meermalen heeft geduwd;
feit 2:
hij op 12 januari 2008 in de gemeente Alkmaar [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd : 'Ik steek je neer, ik maak je dood' en 'Ik kom terug met een bom om mijn middel en blaas mezelf op, midden in de winkel!';
feit 3:
hij op 14 januari 2008 in de gemeente Alkmaar [slachtoffer 5], aspirant van Politie Noord Holland Noord heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met zijn hand een pistoolgebaar gemaakt en vervolgens die hand tegen het hoofd van die [slachtoffer 5] gehouden;
feit 4:
hij op 10 januari 2008 in de gemeente Alkmaar in Albert Heijn, gevestigd op het Geert Groteplein nr. 7, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 6], in het openbaar heeft beledigd, door die [slachtoffer 6] in haar gezicht te spugen.
Hetgeen in de zaken A, B subsidiair en C onder 1 primair, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Nadere bewijsoverweging
Het hof stelt het navolgende vast.
De verdachte heeft zich in het begin van de avond van 3 februari 2009 begeven naar de woning van [slachtoffer 1] met wie hij sinds zijn jeugd met enige onderbrekingen een relatie had, onder andere bestaande uit seksueel verkeer met die [slachtoffer 1] waarvoor [slachtoffer 1] de verdachte betaalde. Ook leende de verdachte wel eens geld van [slachtoffer 1] met de bedoeling daarvoor op enig later tijdstip seksuele diensten te verrichten. Vrij snel na de komst van de verdachte op 3 februari 2009 is [slachtoffer 1] handtastelijk geworden, kennelijk omdat hij de verdachte enkele maanden tevoren geld had gegeven en de verdachte de daar tegenoverstaande seksuele prestatie nog niet had geleverd. De verdachte was evenwel niet meer gediend van intiem contact met [slachtoffer 1]. Hij heeft een mes, waarvan hij wist dat het zich in een in de hal onder de trap naar boven staande emmer bevond, gepakt en heeft daarmee [slachtoffer 1] 35 keer gestoken of gesneden, waarbij hij onder meer de keel van [slachtoffer 1] heeft doorgesneden. Naar de verdachte zelf bij de politie heeft verklaard, zat hij in een stoel in de woonkamer toen [slachtoffer 1] handtastelijk werd, is hij vervolgens uit die stoel opgestaan en naar de hal gelopen en heeft hij het mes gepakt omdat hij boos was en [slachtoffer 1] wilde neersteken.
[slachtoffer 1] is op tal van lichaamsdelen geraakt: hij heeft steek en (steek)snijverwondingen opgelopen, alsmede een doorklieving van de hals tot aan de wervelkolom; er waren perforaties van onder meer het middenrif, de linkerlong, het hart, de lever, de dunne darm en de dikke darm; het langste steekletsel (door het gehele hart) bedroeg 17 cm.
Gelet op het voorgaande en in aanmerking genomen dat het toebrengen van 35 messteken enige tijd in beslag moet hebben genomen, het slachtoffer kennelijk op enig moment nadat de eerste steken waren toegebracht in de gelegenheid is geweest zijn t-shirt uit te trekken en op verschillende plaatsen in de woning bloedsporen zijn aangetroffen, kan als vaststaand worden aangenomen dat de verdachte (op diverse momenten) gelegenheid moet hebben gehad zich te beraden op het te nemen of genomen besluit [slachtoffer 1] van het leven te beroven en aldus met voorbedachten rade heeft gehandeld. De (pas) ter terechtzitting in hoger beroep door de verdachte betrokken stelling dat hij het mes alleen had gepakt omdat [slachtoffer 1] dat tegen hem dreigde te gaan gebruiken, zodat hij niet met voorbedachten rade heeft gehandeld, wordt door het hof als onaannemelijk terzijde geschoven.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Voor zover de verdachte heeft bedoeld een beroep te doen op noodweer, verwerpt het hof dit verweer omdat niet aannemelijk is geworden dat de verdachte door [slachtoffer 1] werd aangevallen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van in de zaken A, B subsidiair en C onder 1 primair, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak A bewezen verklaarde levert op:
moord
Het in de zaak B bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Het in de zaak C bewezen verklaarde levert op:
1. diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
2. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
3. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
4. eenvoudige belediging.
Strafbaarheid van de verdachte
Door het Pieter Baan Centrum (PBC) is op 11 mei 2011 een omtrent de verdachte opgemaakt rapport uitgebracht. Blijkens dit rapport zijn bij de onderzoekers onduidelijkheden blijven bestaan ten aanzien van de toedracht, de motieven en de rol van de pathologie van de verdachte bij de moord op [slachtoffer 1]. In de relatie tussen de verdachte en het slachtoffer is volgens de onderzoekers sprake van een zeer conflictueuze en afhankelijke component, doch niet is komen vast te staan in hoeverre dit een rol heeft gespeeld bij het plegen van het feit. Anders dan in het eerder uitgebrachte PBC-rapport van 10 september 2009 wordt thans niet aangenomen dat de verdachte psychotisch was ten tijde van het feit. Over de toerekenbaarheid daarvan wordt geen advies gegeven.
In zaak B (de mishandeling van een inrichtingsmedewerker) wordt door de onderzoekers geadviseerd de verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar te achten op de grond dat de verdachte ten tijde van het feit psychotisch ontregeld was.
Op grond van het meest recente PBC-rapport is het hof van oordeel dat de moord op [slachtoffer 1] de verdachte volledig kan worden toegerekend en dat de mishandeling hem slechts in sterk verminderde mate kan worden toegerekend.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Alkmaar heeft de verdachte voor de zaken A en B (moord en mishandeling), veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, en heeft de terbeschikkingstelling van de verdachte gelast, met bevel tot verpleging van overheidswege.
De politierechter in de rechtbank Alkmaar heeft de verdachte voor het in de zaak C onder 1 primair, 2, 3 en 4 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Tegen het eerstgenoemde vonnis is door de verdachte en door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld. Tegen het tweede vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Na voeging van de zaken ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte voor de feiten zoals in eerste aanleg bewezenverklaard zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, en dat de terbeschikkingstelling van de verdachte wordt gelast, met bevel tot verpleging van overheidswege.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
In zaak A heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan moord op [slachtoffer 1].
De verdachte is in zijn jeugd verslaafd geraakt aan verdovende middelen, voor de bekostiging waarvan hij tegen betaling seksuele diensten aan [slachtoffer 1] heeft geleverd. De verdachte is naar eigen zeggen de avond van het feit naar het huis van [slachtoffer 1] gegaan voor hulp bij het invullen van belastingformulieren; hij zou van zijn verslavingen genezen zijn en niet meer gediend van seksuele contacten met [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] heeft toen seksuele toenadering gezocht, waarop de verdachte [slachtoffer 1] om het leven heeft gebracht door het toebrengen van 35 maal steek- en/of (steek)snijverwondingen, waarvan één verwonding (met een lengte van 17 cm) het hart heeft doorboord en met een andere messteek de hals van [slachtoffer 1] tot op de wervelkolom is doorgesneden.
Aldus heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig misdrijf en de nabestaanden onnoemelijk veel leed toegebracht. De gruwelijke en nietsontziende wijze waarop de verdachte te werk is gegaan en die bij het slachtoffer heftige doodsangsten moet hebben opgeroepen, rekent het hof de verdachte zwaar aan.
In zaak B heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het mishandelen van [slachtoffer 2].
Voorts heeft de verdachte zich in zaak C schuldig gemaakt aan diefstal van een fles port, gevolgd door geweld tegen [slachtoffer 3], bedreiging van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] met een misdrijf tegen het leven gericht belediging van [slachtoffer 6]. Deze misdrijven illustreren de agressieve wijze van reageren van de verdachte op anderen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 8 juli 2011 is de verdachte eerder ter zake van misdrijven veroordeeld.
Het hof heeft voorts acht geslagen op het vroeghulpinterventierapport van de reclassering van 5 februari 2009
In het eerder genoemde PBC-rapport van 11 mei 2011 is niet geadviseerd de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. Het hof ziet daarvoor, anders dan de advocaat-generaal, ook geen aanleiding. Met betrekking tot de kans dat de verdachte zich opnieuw aan een levensdelict schuldig maakt, is het hof van oordeel dat dit laag moet worden geschat nu aan het onderhavige feit een bijzondere (en lange) voorgeschiedenis ten grondslag lag.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Alkmaar van 13 juli 2005 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal betoogd dat zij geen termen ziet voor toewijzing van de vordering wanneer tot een veroordeling wordt gekomen in de zaak A.
De raadsman van de verdachte heeft tot afwijzing van de vordering geconcludeerd.
Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat geen termen bestaan voor toewijzing van de vordering. Deze zal derhalve worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 57, 63, 266, 285, 289, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak B (parketnummer 14-701759-09) primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A (parketnummer 14-810042-09), zaak B (parketnummer 14-701759-09) subsidiair en zaak C (parketnummer 14-810019-08) onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Alkmaar van 13 juli 2005, parketnummer 14-732026-05, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit arrest is gewezen door de eerste meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. J.D.L. Nuis en mr. J.A. Peters, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 juli 2011.
Mr. J.A. Peters is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.