ECLI:NL:GHAMS:2011:BR2377
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- J.P.A. Boersma
- A.P.M. van Rijn
- J.P. Kruimel
- Rechtspraak.nl
Heffing van begraafplaatsrechten en gevolgen van niet-betaling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de heffing van begraafplaatsrechten door de gemeente Enkhuizen voor de jaren 2002 tot en met 2007. De heffingsambtenaar had voor deze jaren aanslagen opgelegd, waartegen de belanghebbende, [Y], bezwaar had gemaakt. Voor de jaren 2002, 2005, 2006 en 2007 had de belanghebbende tijdig bezwaar gemaakt, terwijl voor de jaren 2003 en 2004 geen tijdig bezwaar was ingediend. De rechtbank had eerder het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, maar het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor de jaren 2003 en 2004, omdat de belanghebbende niet tijdig bezwaar had gemaakt. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank voor de overige jaren, waarbij het Hof oordeelde dat de gemeente Enkhuizen terecht de begraafplaatsrechten had geheven. De belanghebbende had in 1984 het grafonderhoud voor tien jaar afgekocht, maar na deze periode was er geen sprake meer van afkoop. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar bevoegd was om rechten te heffen op basis van de Gemeentewet, en dat de belanghebbende niet had aangetoond dat de tarieven in strijd met de wet waren vastgesteld. De uitspraak van het Hof houdt in dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 149 aan de belanghebbende moet vergoeden, en dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de kosten van de procedure in hoger beroep. De belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.