ECLI:NL:GHAMS:2011:BR2103

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.071.956-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht bedrijfsruimte: Opzegging wegens dringend eigen gebruik door gesubsidieerde exploitante van ijsbaan

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 juli 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen de Stichting IJcomplex Jaap Eden en de geintimeerden, waaronder de besloten vennootschap Paviljoen de Skeeve Skaes B.V. De Stichting, die de exploitatie van een ijsbaan en de daarbij behorende horeca door de overheid gesubsidieerd heeft, wenst de horeca zelf te exploiteren. Dit is noodzakelijk om te voldoen aan de verplichting om meer eigen inkomsten te genereren. Het hof oordeelt dat er voldoende dringendheid is voor de opzegging van de huurovereenkomst wegens dringend eigen gebruik. De zaak is eerder behandeld op 5 juli 2011, waarbij het hof heeft overwogen dat de vordering van de Stichting tot beëindiging van de huurovereenkomst toewijsbaar is. De zaak is toen verwezen naar de rol voor een aktewisseling over de verhuis- en inrichtingskosten. De geintimeerden hebben vervolgens verzocht om toepassing van artikel 401a lid 2 Rv, zodat beroep in cassatie mogelijk zou zijn tegen het arrest van 5 juli 2011. Het hof heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het proceseconomisch is om eerst in cassatie over de beëindiging te oordelen, voordat er verder wordt geprocedeerd over de tegemoetkoming in de kosten. Het belang van de Stichting om het gehuurde voor het nieuwe schaatsseizoen in gebruik te nemen, weegt niet op tegen de noodzaak om eerst de cassatieprocedure af te wachten. Het hof heeft daarom bepaald dat beroep in cassatie kan worden ingesteld voordat de einduitspraak in de hoofdzaak is gedaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIJFDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de stichting STICHTING IJSCOMPLEX JAAP EDEN,
gevestigd te Amsterdam,
APPELLANTE,
advocaat: mr. F.J. Majoor te Diemen,
t e g e n
1. [ GEÏNTIMEERDE 1 ],
wonend te [ O ],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PAVILJOEN DE SKEEVE SKAES B.V.,
GEÏNTIMEERDEN,
advocaat: mr. W.H. van Baren te Amsterdam.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna de Stichting en [ Geïntimeerden ] genoemd.
In deze zaak heeft het hof op 5 juli 2011 een arrest gewezen, waarbij is overwogen dat de vordering van de Stichting tot beëindiging van de huurovereenkomst toewijsbaar is en de zaak naar de rol is verwezen voor een aktewisseling over de tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten.
Bij brief van 7 juli 2011 hebben [ Geïntimeerden ] het hof verzocht alsnog toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 401a lid 2 Rv. en te bepalen dat tegen het arrest van 5 juli 2011 onmiddellijk beroep in cassatie kan worden ingesteld.
De Stichting heeft bij brief van 8 juli 2011 van haar advocaat mr. Majoor verzocht het verzoek van [ Geïntimeerden ] af te wijzen, omdat het niet is gemotiveerd en de Stichting belang heeft bij een spoedige eindbeslissing om het gehuurde bij de aanvang van het nieuwe schaatsseizoen in gebruik te kunnen nemen.
2. Beoordeling
Het hof acht het proceseconomisch dat eerst in cassatie over de beëindiging wordt geoordeeld, voordat over de tegemoet¬koming wordt voortgeprocedeerd. Het belang van de Stichting om met ingang van het komende schaatsseizoen het gehuurde in gebruik te kunnen nemen weegt daar niet tegen op, al was het alleen maar omdat het, gelet op de aktewisseling die nog moet plaatsvinden, hoe dan ook onwaarschijnlijk is dat de ontruiming op een dergelijk korte ¬termijn zal worden bevolen.
3. Beslissing
Het hof:
bepaalt dat tegen het in deze zaak gewezen arrest van 5 juli 2011 beroep in cassatie zal kunnen worden ingesteld voordat de einduitspraak in de hoofdzaak is gedaan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, J.W. Hoekzema en D.J. Oranje en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 19 juli 2011.