ECLI:NL:GHAMS:2011:BR1587

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.079.013-01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen notaris inzake onzorgvuldige uitoefening van werkzaamheden in boedelverdeling

In deze zaak heeft klaagster een tuchtrechtelijke klacht ingediend tegen de notaris, die als boedelnotaris betrokken was bij de afwikkeling van de nalatenschap van klaagsters moeder. Klaagster verwijt de notaris een onzorgvuldige uitoefening van haar werkzaamheden, met name in verband met de akte van verdeling die op 1 juni 2010 is gepasseerd. Klaagster stelt dat de notaris niet heeft voldaan aan de gemaakte afspraken en het vonnis van de rechtbank Groningen van 21 mei 2008 niet correct heeft uitgevoerd. Het hof oordeelt dat de notaris met het verlijden van de akte van verdeling buiten haar bevoegdheid is getreden, omdat niet alle deelgenoten aan de verdeling hebben meegewerkt. De notaris heeft zich feitelijk een bevoegdheid aangemeten die alleen aan de rechter toekomt op grond van artikel 3:185 BW. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer van toezicht, maar voegt gronden toe aan de overwegingen. De notaris heeft weliswaar advies ingewonnen bij het Notarieel Juridisch Bureau, maar de uitleg en toepassing van het vonnis waren onjuist. Het hof concludeert dat de notaris geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt voor haar handelen, maar dat de klacht van klaagster gegrond is in de zin dat de notaris niet correct heeft gehandeld bij het passeren van de akte van verdeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 7 juni 2011 in de zaak onder nummer 200.079.013/01 NOT van:
[klaagster],
wonende te [ ],
APPELLANTE,
t e g e n
[de notaris]
notaris te [ ],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellante, verder klaagster, is bij een op 16 december 2010 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Groningen, verder de kamer, van 23 november 2010, waarbij de kamer de klacht van klaagster tegen geïntimeerde, verder de notaris, ongegrond heeft verklaard.
1.2. Van de zijde van de notaris is op 11 januari 2011 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Van de zijde van klaagster zijn op 8 februari 2011 en op 1 maart 2011 aanvullende stukken ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 10 maart 2011. De klaagster alsmede de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd, beiden aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klaagster
4.1. Klaagster verwijt de notaris een onzorgvuldige uitoefening van haar werkzaamheden als boedelnotaris in de nalatenschap van de moeder van klaagster. Klaagster heeft hiervoor het volgende aangevoerd.
4.2. De boedelverdeling diende plaats te vinden aan de hand van de door de erfgenamen gemaakte afspraken en het op 21 mei 2008 gewezen vonnis van de rechtbank Groningen. De notaris heeft onzorgvuldig gehandeld door hier in de akte van verdeling en levering van 1 juni 2010 een onjuiste uitvoering aan te geven.
4.3. De notaris heeft ter zake van de afwikkeling van de nalatenschap onvoldoende voortvarend gehandeld en de regie niet strak in handen gehouden. Hierdoor heeft zij [X] alle ruimte gegeven om een normale afwikkeling van de nalatenschap tegen te gaan, waardoor ernstige vertraging in die afwikkeling is ontstaan.
4.4. In de door de notaris op 20 augustus 2009 aan de erfgenamen toegezonden ontwerpakte – die heeft geresulteerd in de op 1 juni 2010 opgemaakte akte van verdeling en levering – staan verschillende onregelmatigheden.
4.5. Na het opstellen van de gewijzigde conceptakte op 11 mei 2010 heeft de notaris niet adequaat gereageerd op de kanttekeningen die klaagster bij het concept heeft gemaakt. Zo heeft de notaris niet gereageerd op door klaagster gezonden e-mails en geen ruimte geboden om nader van gedachten te wisselen over de inhoud van het concept. Daardoor heeft de notaris zich niet als onafhankelijk adviseur opgesteld en de schijn van partijdigheid gewekt.
4.6. De door de notaris ingediende declaratie is buitensporig hoog en deels onjuist. De – extra – kosten die zijn ontstaan door het onrechtmatig handelen van [X] had de notaris niet op de declaratie mogen opnemen doch enkel bij [X] in rekening moeten brengen.
5. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris heeft de stellingen van klaagster betwist en zich als volgt verweerd.
5.2. Nu er tussen de erfgenamen onenigheid bestond over de verdeling van de nalatenschap van hun moeder, heeft de notaris – op basis van het vonnis van de rechtbank Groningen van 21 mei 2008 en het daarover uitgebrachte advies van het Notarieel Juridisch Bureau – op 1 juni 2010 een akte van verdeling en levering gepasseerd. Deze akte is naar mening van de notaris geheel conform voormeld vonnis van de rechtbank Groningen.
5.3. Voor wat betreft de afwikkeling van de nalatenschap stelt de notaris dat zij wel degelijk voortvarend heeft gehandeld. Zo is zij na ontvangst van de door [X] ingediende nota’s direct overgegaan tot het opstellen van het eerste concept van de akte van verdeling en levering en zijn alle voorstellen en standpunten van klaagster steeds direct ter kennis gebracht van [X] en of diens advoca(a)t(e).
5.4. De notaris heeft erkend dat enkele door [X] ingediende nota’s door haar aanvankelijk ten onrechte als boedelschulden zijn aangemerkt en in het eerste concept zijn verrekend bij de verdeling. De notaris heeft hiervoor haar excuses aangeboden en het concept op dit punt gecorrigeerd. Overigens bevatte het door haar op 20 augustus 2009 toegezonden concept geen onregelmatigheden.
5.5. De notaris stelt op 25 mei 2010 telefonisch contact te hebben gehad met klaagster over de gewijzigde conceptakte van 11 mei 2010. Tijdens dit telefoongesprek liepen de emoties bij klaagster zo hoog op, dat de notaris niet de gelegenheid kreeg de conceptakte nader toe te lichten of vragen te beantwoorden. Tijdens het daaropvolgende gesprek op haar kantoor op 1 juni 2010, bleek het wederom niet mogelijk de inhoud van de akte nader toe te lichten waarop klaagster – vergezeld van [Y] – het kantoor uiteindelijk kwaad heeft verlaten. De notaris heeft derhalve alle ruimte geboden om nader van gedachten te wisselen over de inhoud van het concept en het is haar dan ook niet te verwijten dat dit niet mogelijk bleek te zijn.
5.6. De hoogte van de declaratie dient te worden bezien in het licht van de langdurige gesprekken die op haar kantoor door de notaris met klaagster zijn gevoerd. Daarnaast hebben het aanpassen van de ontwerpakte, het verzenden van alle stukken naar de deelgenoten en het doorgeven van de voorstellen van klaagster aan (de advocaat van) [X] veel tijd in beslag genomen. Naar de mening van de notaris is er in casu geen sprake van een buitensporig hoge en/of onjuiste declaratie en heeft zij de “extra kosten” op correcte wijze bij de gezamenlijke deelgenoten in rekening gebracht.
6. De beoordeling
6.1. Met betrekking tot het hiervoor onder 4.2. weergegeven klachtonderdeel oordeelt het hof als volgt.
Voormeld vonnis van de rechtbank Groningen – voor zover hier van belang – luidt:
“5.4. veroordeelt [Z] c.s. om met [X] over te gaan tot verdeling van de vermogensbestanddelen behorende tot de nalatenschap van erflaatster, overleden op 5 april 2005, ten overstaan van notaris mr.[A] te [adres], dan wel zijn plaatsvervanger;
5.5. veroordeelt [Z] om binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis de door haar ontvangen huurpenningen, alsmede de opbrengst van de door [Z] opgeslagen meubelen, welke zo spoedig mogelijk worden verkocht c.q. geveild, in te brengen in de nalatenschap door storting van deze bedragen op de derderekening van voornoemde boedelnotaris;
(…)
5.9. veroordeelt [Z] c.s. hun medewerking te verlenen aan de totstandkoming van de verdeling van de nalatenschap ten overstaan van voornoemde boedelnotaris;
5.10. bepaalt dat indien – een der – [Z] c.s. geen medewerking verleent aan de totstandkoming van de verdeling van de nalatenschap het in dezen te wijzen vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte waarbij [Z] c.s. hun medewerking verlenen aan de verdeling van de nalatenschap en waarbij het in dezen te wijzen vonnis tevens in de plaats treedt van haar respectievelijk hun medewerking aan de totstandkoming van de verdeling van de nalatenschap;
(…)”
6.2. Desgevraagd heeft de notaris tijdens de mondelinge behandeling ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij zich bij de akte van verdeling en levering van 1 juni 2010 heeft gebaseerd op rechtsoverweging 5.10 van het vonnis, welke rechtsoverweging zij zag als een toepassing van artikel 300 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (verder 3:300 BW).
Artikel 3:300 BW – voor zover hier van belang – luidt:
“1. Is iemand jegens een ander gehouden een rechtshandeling te verrichten, dan kan, tenzij de aard van de rechtshandeling zich hiertegen verzet, de rechter op vordering van de gerechtigde bepalen dat zijn uitspraak dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van degene die tot de rechtshandeling gehouden is, (…).
2. Is de gedaagde gehouden om tezamen met de eiser een akte op te maken, dan kan de rechter bepalen dat zijn uitspraak in de plaats van de akte of een deel daarvan zal treden.”
6.3. Vervolgens heeft de notaris – voorafgaand aan het passeren – het Notarieel Juridisch Bureau geraadpleegd voor nader advies, waarop zij een faxbericht ontving dat – voor zover hier van belang – luidde:
“Concept toesturen + datum voor ondertekening + volmacht; als volmacht c.q. ondertekening niet komt, dan op basis van “vonnis vervangt medewerking” passeren. Rek.nr. vragen waarnaar ieder deel kan worden overgemaakt; zou ik dan na redelijke termijn geld overmaken naar consignatiekas (Domeinen)”.
6.4. Het hof is van oordeel dat er hier sprake is van een onjuiste uitleg van de hiervoor aangehaalde overwegingen van het vonnis van de rechtbank, welke onjuiste uitleg mede lijkt te zijn ingegeven door rechtsoverweging 5.10 van het vonnis van 21 mei 2008. Dat vonnis bevat immers slechts een bevel tot verdeling, echter zonder nadere vaststelling van de verdeling of de wijze van verdeling. Desondanks wordt in het meervermelde vonnis bepaald dat de uitspraak in de plaats van de akte van verdeling komt indien niet wordt meegewerkt door de deelgerechtigden aan de verdeling. De notaris beschikte daarmee weliswaar over een bevel tot verdeling en een mogelijkheid tot reële executie, maar het vonnis geeft geen verder uitsluitsel over wat er verdeeld was. Immers, de verdeling dan wel de wijze van verdeling was niet door de rechtbank vastgesteld, zodat de onverdeelde nalatenschap door de deelgenoten nog diende te worden verdeeld. De deelgerechtigden dienden aan die verdeling mee te werken op grond van het door de rechtbank gegeven bevel tot verdeling. De notaris is echter zelf gaan verdelen zonder de vereiste medewerking of instemming van alle deelgenoten. Met het verlijden van door haar opgestelde akte van verdeling van 1 juni 2010 – aan welke verdeling niet alle deelgenoten hebben meegewerkt – is de notaris buiten haar bevoegdheid getreden en heeft zij zich feitelijk een bevoegdheid aangemeten die desgevorderd of desverzocht slechts aan de rechter toekomt op grond van artikel 3:185 BW.
6.5. Het hof is derhalve met klaagster van oordeel dat de notaris met het verlijden van de akte van verdeling van 1 juni 2010 een onjuiste uitleg en toepassing heeft gegeven aan het vonnis van de rechtbank Groningen van 21 mei 2008.
6.6. Voor de beantwoording van de vraag of de notaris hiermee tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld, neemt het hof het volgende in aanmerking.
De rechtbank Groningen heeft in voormeld vonnis heeft beslist dat:
“het in dezen te wijzen vonnis tevens in de plaats treedt van haar respectievelijk hun medewerking aan de totstandkoming van de verdeling van de nalatenschap.”
Voorts heeft de notaris ter zake nog advies ingewonnen bij het Notarieel Juridisch bureau.
6.7. Naar het oordeel van het hof kon en mocht de notaris op grond van het vonnis in samenhang met het advies van het Notarieel Juridisch Bureau menen de akte met de bestreden inhoud te kunnen verlijden. Er kan de notaris dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt van worden gemaakt dat zij deze akte heeft gepasseerd.
Dit klachtonderdeel is ongegrond.
6.8. Ten aanzien van de klachtonderdelen 4.3. tot en met 4.6. is het hof van oordeel dat het onderzoek in hoger beroep niet heeft geleid tot vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt. Deze klachtonderdelen zijn derhalve eveneens ongegrond.
6.9. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.10. Het hiervoor overwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing, onder aanvulling van gronden.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.D.R.M. Boumans en A.H.N. Stollenwerck en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 7 juni 2011 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE GRONINGEN
Uitspraak: 23 november 2010
Reg.nr.: 121162 KT/RK 10-11
UITSPRAAK
van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Groningen (hierna te noemen: de kamer), in de zaak van:
[klaagster],
wonende te [ ],
hierna te noemen: klaagster,
in persoon procederende,
tegen
[de notaris],
notaris te [ ],
hierna te noemen: de notaris,
in persoon procederende.
PROCESVERLOOP
Bij schrijven gedateerd 13 september 2010, binnengekomen bij de kamer op 15 september 2010 heeft klaagster een klacht ingediend tegen de notaris. De notaris heeft op 29 september 2010 schriftelijk verweer gevoerd. Op 26 oktober 2010 heeft ten overstaan van de voltallige kamer een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen hebben hun standpunten toegelicht. Klaagster - bijgestaan door haar echtgenoot - deed dit aan de hand van de door haar overgelegde pleitnota. Vervolgens heeft de kamer uitspraak bepaald op 23 november 2010.
MOTIVERING
1. de feiten
1.1 Bij notariële akte van 24 april 1992 hebben [vader] en [moeder] (vader en moeder van klaagster) aan [Z] (zus van klaagster) recht van hypotheek verleend op de woning staande en gelegen aan de [adres woning] (hierna de woning) zulks tot zekerheid van terugbetaling van een door [Z] aan hen verstrekte lening van f 82.000,00 (€ 37.209,98). In de daartoe opgestelde overeenkomst is bepaald dat de hoofdsom opeisbaar is in geval van overlijden van één van de ouders.
1.2 Op 5 april 2005 is [moeder] overleden. Bij testament van 31 oktober 1990 heeft zij over haar nalatenschap beschikt. [vader] was op het moment van het overlijden van zijn echtgenote niet meer in leven.
1.3 Als wettige erfgenamen van [moeder] zijn aangewezen de uit het huwelijk geboren kinderen [X], [Z], [Y], [D], [H] en klaagster.
1.4 Tot de nalatenschap behoren de woning, de huurpenningen verkregen uit de verhuur van de woning over de periode vanaf 1 november 2004, de meubelen en overige huisraad.
1.5 Op 8 juni 2005 heeft [Z] met de toenmalige huurders van de woning een koopovereenkomst gesloten voor € 45.000,00. De erfgenamen zijn aangeschreven met het verzoek een tot de verkoop strekkende volmacht te verlenen, aan welk verzoek [X] geen gehoor heeft gegeven.
1.6 Op 30 juni 2005 is de woning getaxeerd voor een onderhandse verkoopwaarde op een bedrag van € 50.000,00. Op 5 september 2005 is de woning opnieuw getaxeerd, nu voor een onderhandse verkoopwaarde op een bedrag van € 75.000,00.
1.7 Op 12 oktober 2005 heeft een bespreking plaatsgevonden op het assurantiekantoor [naam assurantiekantoor]. In het verslag van die bespreking staat het volgende weergegeven (voor zover hier van belang):
Mevrouw [Z] en ook [klaagster] stellen zich op het standpunt dat mevrouw [Z] recht heeft op uitbetaling van f 82.000,- krachtens een notariële schuldbekentenis. De heer [X] en mevrouw [D] zijn van mening dat mevrouw [Z] daar geen recht op heeft. Mevrouw [Z] laat weten dat het voornoemde bedrag niet daadwerkelijk is betaald maar verschuldigd is doordat haar man diverse werkzaamheden in de woning van erflaatster heeft uitgevoerd. Volgens de heer [X] en mevrouw [D] zijn deze werkzaamheden zeer beperkt en rechtvaardigen zij in ieder geval niet de betaling van f 82.000,-.
1.8 [X] heeft [Z], [Y], [D], [H] en klaagster doen dagvaarden. [Z] is in rechte verschenen. Tegen de overige gedaagden is verstek verleend. Ten aanzien van een deel van de gerezen geschillen is tussen [X] en [Z] een schikking getroffen.
1.9 Bij brief van 6 augustus 2007 zijn de overige erfgenamen door de advocaat van [X] (destijds mr. J. Zandvoort) omtrent deze afspraken ingelicht. De erfgenamen hebben schriftelijk gereageerd. Klaagster en [Y] hebben, alvorens medewerking te verlenen, om een nadere toelichting verzocht. [D] heeft verklaard medewerking te verlenen. [H] heeft verklaard dat zij overal afstand van heeft gedaan. Naar aanleiding van deze brief heeft klaagster aan de notaris laten weten dat zij bij het tot stand komen van de in de brief genoemde afspraken nimmer betrokken is geweest. Klaagster heeft de afspraken gerespecteerd en heeft haar medewerking verleend.
1.10 Uiteindelijk heeft de rechtbank (met in acht name van genoemde schikking) op 21 mei 2008 vonnis gewezen. Het dictum luidt als volgt:
De rechtbank
5.1. verklaart voor recht dat [Z] geen vordering heeft op de nalatenschap van erflaatster en derhalve geen hypotheekrecht heeft op de woning aan [adres];
5.2. veroordeelt [Z] om binnen acht dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis de inschrijving van het hypotheekrecht in de openbare registers te doen doorhalen;
5.3. bepaalt dat indien [Z] er niet voor zorg draagt dat de inschrijving van het hypotheekrecht binnen de gestelde termijn wordt doorgehaald het in dezen te wijzen vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte waarbij [Z] haar medewerking aan de doorhaling van het hypotheekrecht verleent;
5.4. veroordeelt [Z] c.s. om met [X] over te gaan tot verdeling van de vermogensbestanddelen behorende tot de nalatenschap van erflaatster, overleden op 5 april 2005, ten overstaan van notaris mr. [A] [de kamer: voorganger van de notaris], te [ ], dan wel zijn plaatsvervanger;
5.5. veroordeelt [Z] om binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis de door haar ontvangen huurpenningen, alsmede de opbrengst van de door [Z] opgeslagen meubelen, welke zo spoedig mogelijk worden verkocht c.q. geveild, in te brengen in de nalatenschap door storting van deze bedragen op de derdenrekening van voornoemde boedelnotaris;
5.6. bepaalt dat [X] namens de gezamenlijke erfgenamen opdracht tot verkoopbemiddeling kan geven aan Koophuis Makelaars te Scheemda;
5.7. veroordeelt [Z] c.s. hun medewerking te verlenen aan het tot stand komen van de koopovereenkomst door ondertekening van de verkoopovereenkomst en door afgifte aan [X] van een rechtsgeldig opgemaakte akte van volmacht waarbij door [Z] c.s. een onherroepelijke volmacht wordt verleend aan [X] om conform de bepalingen van de koopovereenkomst als vorenomschreven aan koper(s) te leveren,
5.8. bepaalt dat indien -een der- [Z] c.s. geen medewerking verleent aan de totstandkoming van de koopovereenkomst en de levering van de woning aan de [adres], het in dezen te wijzen vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte waarbij [Z] c.s. hun medewerking geven aan het tot stand komen van de koopovereenkomst en de levering van het registergoed en waarbij het in dezen te wijzen vonnis tevens in de plaats treedt van haar respectievelijk hun medewerking aan de totstandkoming van de koopovereenkomst en aan de levering van het registergoed;
5.9. veroordeelt [Z] c.s. hun medewerking te verlenen aan de totstandkoming van de verdeling van de nalatenschap ten overstaan van voornoemde boedelnotaris;
5.10. bepaalt dat indien -een der- [Z] c.s. geen medewerking verleent aan de totstandkoming van de verdeling van de nalatenschap het in dezen te wijzen vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte waarbij [Z] c.s. hun medewerking verlenen aan de verdeling van de nalatenschap en waarbij het in dezen te wijzen vonnis tevens in de plaats treedt van haar respectievelijk hun medewerking aan de totstandkoming van de verdeling van de nalatenschap;
5.11. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.12. wijst af het meer of anders gevorderde.
1.11 Op 13 november 2008 heeft de advocaat van [X] aan klaagster geschreven (voor zover hier van belang):
Inmiddels heeft cliënt een koper voor de woning gevonden. Deze is bereid € 50.000,00 voor de woning te voldoen. U geeft in uw faxbericht van 16 oktober jl. aan dat u enkel akkoord kunt gaan met verkoop van de woning van minimaal € 75.000,00, omdat dit bedrag overeen komt met de waarde waarop de woning in 2005 is getaxeerd.
Vanzelfsprekend wil ook cliënt een zo hoog mogelijk verkoopopbrengst van de woning realiseren, maar is de woning simpelweg het bedrag van € 75.000,00 niet meer waard. De huurder welke de woning heeft gehuurd, heeft deze gestript. Zo waren er drie slaapkamers in de woning aanwezig dit is niet langer het geval. Ook zijn alle leidingen in de woning verwijderd.
(…) Ik merk voor de goede orde nog op zoals ik u eerder ook al berichtte dat cliënt door de Rechtbank Groningen gemachtigd is om tot verkoop over te gaan indien u uw medewerking onthoudt.
1.12 Bij akte van 14 juli 2009 verleden voor notaris mr. [B], is de tot de nalatenschap behorende woning aan de [adres] in eigendom overgedragen. De netto verkoopopbrengst is op de derdengeldenrekening van de notaris bijgeschreven en is daarna doorgestort op de hiertoe geopende spaarrekening bij Rabobank Zuid en Oost Groningen.
1.13 Op 21 augustus 2009 heeft de notaris klaagster een conceptakte (ook wel te noemen ontwerpakte) van verdeling en levering van de nalatenschap van [moeder] doen toekomen, met de daarbij behorende stukken.
1.14 Op 18 september 2009 heeft de advocaat van [X] aan klaagster geschreven (voor zover hier van belang):
Bijgaand zend ik u een afschrift van mijn brief aan uw familieleden. Van cliënt heb ik begrepen dat er nog niet tot een afwikkeling van de nalatenschap is gekomen, omdat u aanvullende voorwaarden stelt. U wilt niet meebetalen aan de door cliënt voorgeschoten bedragen ten behoeve van de woning te [adres] en de door hem gemaakte kosten in verband met het noodzakelijke onderhoud en behoud van de woning. Het betreft verzekeringspenningen, kosten voor een nieuw dakraam en kosten wegens het vervangen van een slot. De wet is op dit punt duidelijk. Deze kosten komen voor rekening van alle erven gezamenlijk.(…)
1.15 Op 1 oktober 2009 schrijft de advocaat van [X] aan de notaris (voor zover hier van belang):
Zoals telefonisch met u besproken is er sprake van een patstelling wat betreft de afwikkeling van de nalatenschap van [moeder]. Door enkele erven zijn bezwaren geuit tegen door cliënt in de nalatenschap ingebrachte kosten, meer in het bijzonder:
- een nota voor Garant kozijnen ad € 70,00
- nota Praxis Winschoten ad € 123,24
- nota Viva Makelaars ad € 214,20
- gemaakte arbeidskosten ad € 480,00
(…) Naast voornoemde discussie speelt dat mevrouw [Z] op basis van het vonnis van de rechtbank Groningen de inboedelgoederen moest verkopen en de verkoopopbrengst diende in te brengen in de nalatenschap. Tot op heden heeft zij dit niet gedaan.
Om tot een oplossing te komen van de thans ontstane situatie wil cliënt het volgende voostel doen. Cliënt zal afzien van een vergoeding van voornoemde kosten van totaal € 887,44, onder het beding dat het bedrag dat mevrouw [Z] zou toekomen als zijnde haar erfdeel, waarop in mindering is gebracht te storten huurpenningen, de kosten voor de doorhaling van het hypotheekrecht, veroorzaakte aanmaningskosten en de televisietoestellen, niet aan mevrouw [Z] worden uitgekeerd, maar wordt verdeeld over de overige erfgenamen.
(…) Ik wil u verzoeken het voorstel van [X] aan de overige erven voor te leggen. (…)
1.16 Op 23 oktober 2009 heeft de notaris dit voorstel aan klaagster voorgelegd.
1.17 [Z] heeft de meubels naar de woning teruggebracht. Kort daarop heeft [X] de meubels uit de woning gehaald zonder overleg met de erfgenamen te voeren.
1.18 De notaris heeft advies ingewonnen bij het Notarieel Juridisch Bureau (hierna NJB), op basis van welk advies zij is overgegaan tot het aanpassen van de conceptakte. Op 11 mei 2010 is de conceptakte aan de deelgenoten gezonden. [X] en [D] hebben een ondertekende volmacht tot het passeren van de akte aan de notaris doen toekomen. De overige deelgenoten hebben de volmacht niet ondertekend.
1.19 De notaris is op 1 juni 2010 overgegaan tot het passeren van de akte van verdeling en levering.
1.20 Mevrouw B.T. Vos-Vegter, werkzaam bij de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB), heeft getracht om via bemiddeling tot een oplossing van het tussen klaagster en de notaris gerezen geschil te komen. Bij brieven gericht aan de KNB van 1 en 15 juni 2010 heeft de notaris de gang van zaken uiteengezet (zie bijlage).
2. Het standpunt van klaagster
2.1 De boedelverdeling diende plaats te vinden aan de hand van de door partijen gemaakte afspraken alsmede op basis van het vonnis van 21 mei 2008. De boedelnotaris heeft haar taken onvoldoende zorgvuldig uitgevoerd en het vonnis van de rechtbank in de wind geslagen, althans het vonnis niet strikt nageleefd. Zo is in het vonnis bepaald dat [D] rekening en verantwoording van het door haar gevoerde financiële beheer diende af te leggen. Zij diende de financiële gegevens (door het overleggen van bankafschriften etc.) bij de erfgenamen inzichtelijk te maken. Dit heeft tot op heden niet plaatsgevonden maar de akte is reeds gepasseerd. De notaris heeft nagelaten om een bedrag van € 50,00 (door klaagster ingebracht voor een ontvangen wasmachine) en de waarde van de door [Z] ontvangen TV toestellen bij de eindafrekening mee te nemen.
2.2 Door het dwarsliggende gedrag dat [X] zich steeds heeft kunnen aanmeten is ernstige vertraging ontstaan. Deze vertraging heeft geresulteerd in de hoge nota die de notaris ter zake van haar werkzaamheden bij de gezamenlijke erven in rekening heeft gebracht. Het had voor de notaris duidelijk moeten zijn dat [X] oneigenlijke kostenposten (boedelschulden) heeft voorgelegd. Hiervan heeft klaagster ook aangifte gedaan bij de politie te Winschoten. De notaris heeft onvoldoende voortvarend gehandeld en had de regie strakker in handen dienen te houden. De notaris heeft de casus ter advisering aan het NJB voorgelegd. Zij heeft hierover niet met de erfgenamen gecommuniceerd.
2.3 In de door de notaris opgestelde ontwerpakte (aan de erfgenamen toegezonden op 20 augustus 2009) staan onregelmatigheden. Op pagina 4 staat geschreven dat de tot de nalatenschap behorende roerende zaken inmiddels tussen de deelgenoten zijn gescheiden en gedeeld. Zij heeft de akte opgesteld terwijl dit uitdrukkelijk nog niet het geval was. Er heeft tot op heden geen verdeling van de roerende zaken plaatsgevonden. In het ontwerp van 11 mei 2010 is de waarde van de tot de nalatenschap behorende meubelen bepaald op nihil. Onduidelijk blijft voor klaagster hoe de notaris tot die waardebepaling heeft kunnen komen.
2.4 Na het opstellen van de conceptakte van 11 mei 2010 heeft de notaris niet adequaat gereageerd op de kanttekeningen die klaagster bij het concept heeft geplaatst. De notaris heeft onvoldoende ruimte gelaten om over het concept van gedachte te wisselen. De notaris heeft niet op de door klaagster gezonden e-mails gereageerd. Door haar handelen heeft de notaris de schijn van partijdigheid gewekt. De notaris heeft zich niet als onafhankelijk adviseur opgesteld.
2.5 De door de notaris op 1 juni 2010 in rekening gebrachte declaratie ten belope van een bedrag van € 5.658,45 is onjuist. Door het onrechtmatig handelen van [X] is een nodeloos hoge nota ontstaan. Het had in de rede gelegen om deze (extra) kosten enkel bij [X] in rekening te brengen.
3. Het standpunt van de notaris
3.1 Toen medewerking van alle deelgenoten uitbleef is de notaris - na raadpleging van het NJB en met in acht name van het vonnis van 21 mei 2008 - overgegaan tot het passeren van de akte van verdeling. [D] heeft aan de notaris verklaard dat zij geen bankafschriften meer van de periode voor het overlijden van [moeder] in haar bezit heeft en het klaagster vrij staat om deze afschriften zelf bij de bank op te vragen.
[Z] heeft de door haar meegenomen inboedel in de woning terug geplaatst.
[X] heeft verklaard dat de aanwezige inboedel voor de eigendomsoverdracht vervolgens uit de woning zijn verwijderd en naar de stort c.q. kringloopwinkel is gebracht. Zij heeft de akte conform het vonnis van 21 mei 2008 heeft opgesteld en gepasseerd.
[X] heeft voorts verklaard geen aanspraak meer te maken op de waarde van de door klaagster meegenomen wasmachine en de door [Z] meegenomen televisietoestellen en dat [D] mondeling kenbaar heeft gemaakt geen belangstelling te hebben voor de tot de nalatenschap behorende roerende zaken en tevens geen prijs te stellen op de verrekening van de waarde ervan. Het bedrag van € 7.500,00 dat is ingehouden op het erfdeel van [Z] heeft betrekking op de veroordeling in het eindvonnis door de rechtbank van [Z] om de huurpenningen in te brengen in de nalatenschap.
3.2 [X] heeft medio augustus 2009 telefonisch contact gezocht met de notaris en verklaard dat hij nota’s had voorgeschoten, welke hij verrekend wilde zien bij de verdeling.
Op 9 september 2009 heeft een bespreking op het kantoor van de notaris plaatsgevonden. Klaagster en [Z] hebben verklaard dat zij niet konden instemmen met de inhoud van de akte. De door [X] ingediende nota voor het vervangen van het cilinderslot dat is aangebracht in de deur aan de [adres], de woning van [X], is door de notaris aanvankelijk ten onrechte als boedelschuld aangemerkt. Hiervoor heeft zij haar excuses aangeboden. Uiteindelijk zijn de door [X] ingediende nota’s niet verrekend bij de verdeling.
3.3 [X] heeft verklaard dat hij de inboedel uit de woning heeft verwijderd en afgevoerd en dat de goederen niets hebben opgebracht.
3.4 De notaris heeft op 25 mei 2010 telefonisch contact gehad met klaagster over de ontwerpakte. Tijdens het gesprek liepen de emoties hoog op. Klaagster stelde de notaris niet in de gelegenheid om een en ander toe te lichten of vragen te beantwoorden. Op 1 juni 2010 hebben
[Y] en klaagster zich op het kantoor van de notaris gemeld. De notaris heeft wederom getracht de inhoud van de akte toe te lichten, dat bleek wederom niet eenvoudig. [Y] en klaagster hebben het kantoor van de notaris (uiteindelijk) kwaad verlaten.
3.5 De “extra kosten” zijn voornamelijk veroorzaakt door de langdurige gesprekken die met klaagster op het kantoor zijn gevoerd en het doorgeven van haar voorstellen aan (de advocaat) van de [X]. Het aanpassen van de ontwerpakte van verdeling en het verzenden van alle stukken naar de deelgenoten is eveneens in de declaratie opgenomen.
4. De beoordeling
4.1 De kamer dient in onderhavige zaak de vraag te beantwoorden of de notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De kamer overweegt ten aanzien van die vraag als volgt.
4.2 Ingevolge artikel 98 lid 1 Wna zijn (kandidaat-)notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als (kandidaat-)notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-)notaris niet betaamt. De kamer dient te onderzoeken of de handelwijze van de notaris zoals door klaagster beschreven een verwijtbare handeling in de zin van dit artikel oplevert.
De akte van verdeling
4.3 De kamer is van oordeel dat van een boedelnotaris, in een situatie waarbij de verhoudingen tussen de erven dermate is verstoord als uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken, verwacht mag worden dat zij de erven naar behoren informeert om tot onderlinge overeenstemming te kunnen komen en dat zij de erven daar waar mogelijk oplossingen voor de verdere afwikkeling van de nalatenschap aanreikt. De verwijten van klaagster komen - kort weergegeven - hierop neer dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld door bij de afwikkeling van de nalatenschap niet, althans onvoldoende, invulling te geven aan tussen partijen gemaakte afspraken en het bepaalde in het vonnis van 21 mei 2008. Voor dit klachtonderdeel geldt naar het oordeel van de kamer dat de notaris binnen de vereisten van het notariële ambt en naar vermogen het nodige heeft gedaan voor de afwikkeling van deze (complexe) nalatenschap, temeer daar er op onderdelen van de afwikkeling kennelijk geen sprake was van algehele overeenstemming tussen de erfgenamen en soms zelfs van onenigheid tussen de erfgenamen. Dit zijn echter zonder uitzondering zaken die de notaris niet tuchtrechtelijk kunnen worden aangerekend. Anders dan klaagster aan haar klacht ten grondslag heeft gelegd, is naar het oordeel van de kamer niet gebleken dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld. Voor zover het in haar vermogen lag heeft zij - door het opstellen van de akte van verdeling - invulling gegeven aan de wensen van de erfgenamen en het oordeel van de rechtbank. Het getuigt van (extra) zorgvuldigheid dat zij het dossier ter advisering aan het NJB heeft voorgelegd.
De voortgang
4.4 Uit de overgelegde stukken blijkt dat tussen de erfgenamen geschillen bestonden met betrekking tot de beweerde vordering van [Z] op de nalatenschap, de inboedel, de uitleg van het door de rechtbank ter zake van het conflict gewezen vonnis en de beweerde onderhoudskosten die [X] zou hebben gemaakt. De notaris heeft getracht hierin te bemiddelen. Voldoende aannemelijk is dat die bemiddeling veelvuldige contacten hebben vereist, waarna uiteindelijk niet tot (volledige) overeenstemming is gekomen. Op grond van hetgeen uit de klachtstukken en bij gelegenheid van de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, komt de kamer tot het oordeel dat de door klaagster ervaren lange duur van afwikkeling van de nalatenschap voornamelijk haar oorzaak vond in de tussen haar en de overige erfgenamen bestaande geschillen over die afwikkeling, en in de tussen hen verstoorde familieverhouding. Niet aannemelijk is geworden dat de notaris betreffende de voortgang van de afwikkeling enig verwijt valt te maken.
Beweerde onregelmatigheden
4.5 Klaagster heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat de uiteindelijke akte van verdeling onregelmatigheden bevat. Onweerspoken gebleven is dat de inboedel door [X] naar de stort cq. kringloopwinkel is gebracht. [X] heeft verklaard dat het resterende deel van de inboedel geen waarde (meer) vertegenwoordigde. De wasmachine en de televisietoestellen waren reeds door klaagster en [Z] uit de woning gehaald. Naar het oordeel van de kamer is het onder de gegeven omstandigheden, waarbij niet inzichtelijk is gemaakt dat de verdwenen inboedel enige waarde vertegenwoordigde, niet onbegrijpelijk dat de notaris de waarde van de inboedel op nihil heeft bepaald.
De schijn van partijdigheid
4.6 Op basis van het dossier en hetgeen ter zitting is aangevoerd komt de kamer tot de slotsom dat niet is gebleken dat de notaris zich onvoldoende inspanningen heeft getroost om tot een voor betrokkenen aanvaardbare oplossing te komen. De notaris heeft zich herhaaldelijk tot klaagster gericht en er hebben diverse gesprekken plaatsgevonden. De notaris heeft er blijk van gegeven dat zij zowel de belangen van klaagster als die van de overige erfgenamen op correcte wijze heeft nagestreefd. Uit hetgeen in de onderhavige procedure is aangevoerd kan niet worden afgeleid dat de notaris de belangen van klaagster uit het oog heeft verloren noch dat zij zich op enigerlei wijze partijdig heeft opgesteld. Evenmin is gebleken dat zij de schijn van partijdigheid heeft opgewekt of haar positie als onafhankelijk adviseur te kort heeft gedaan.
De declaratie
4.7 De beoordeling van geschillen over rekeningen van honoraria voor ambtelijke notariële werkzaamheden en overige aan de zaak verbonden kosten behoort ingevolge het bepaalde in artikel 55 lid 2 van de Wet op het notarisambt in de eerste plaats tot de taak van de voorzitter van het bestuur van de ring in het arrondissement waar de notaris is gevestigd. De kamer is slechts bevoegd om tarieven te toetsen op de grondslag van artikel 98 van de Wet op het notarisambt. Een zodanige toets is slechts marginaal. Voor zover de klacht van klaagster haar grondslag vindt in genoemd artikel 98 kan naar het oordeel van de kamer niet gezegd worden dat de notaris, alle omstandigheden in aanmerking genomen, onredelijk of in strijd met de voor hem geldende verordening beroeps- en gedragsregels heeft gehandeld door de erfgenamen de kosten in rekening te brengen zoals zij heeft gedaan. Deze kosten komen de kamer niet buitensporig voor. Ook dit onderdeel van de klacht faalt derhalve.
4.8 Samenvattend komt de kamer tot de conclusie dat geen van de verwijten doel treft en dat de klacht daarom ongegrond moet worden verklaard.
DE BESLISSING
De voorzitter van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Groningen:
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, mrs. G.R. van Baak-Klijnsma, K.H.H.J. Kuhlmann, C.M. Reijntjes en F. Drost, leden, bijgestaan door mr. R. Huisman, secretaris, en op 23 november 2010 in het openbaar door mr. R.B.M. Keurentjes uitgesproken.
De beslissing is verzonden op
Binnen dertig dagen na de dag van verzending van de aangetekende brief waarin van bovenstaande beslissing wordt kennisgegeven, kan hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld. Dit dient te geschieden door middel van een verzoekschrift bij de griffie van het Gerechtshof te Amsterdam, Prinsengracht 436, correspondentieadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.