ECLI:NL:GHAMS:2011:BR1235

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.080.326-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beschikking ontbinding arbeidsovereenkomst en appelverbod

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat [ Appellant ] heeft ingesteld tegen een beschikking van de kantonrechter te Amsterdam, waarin de arbeidsovereenkomst met de naamloze vennootschap Cordares Holding N.V. is ontbonden. De beschikking van de kantonrechter, gedateerd 8 december 2010, heeft geleid tot een geschil over de vraag of het appelverbod, zoals vastgelegd in artikel 7:685 lid 11 BW, kan worden doorbroken. [ Appellant ] heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat er bij de totstandkoming van de beschikking fundamentele rechtsbeginselen zijn veronachtzaamd, waardoor hij niet in een eerlijke en onpartijdige procedure is behandeld.

Tijdens de mondelinge behandeling op 5 april 2011 heeft [ Appellant ] zijn standpunt toegelicht, waarbij hij zich beriep op schending van het beginsel van hoor en wederhoor. Hij stelde dat de kantonrechter vertrouwelijke e-mailberichten, die door Cordares in het verzoekschrift waren opgenomen, ten onrechte aan zijn oordeel ten grondslag heeft gelegd. Cordares heeft echter betoogd dat deze e-mailberichten onderdeel uitmaakten van de feiten die de kantonrechter heeft kunnen beoordelen, en dat [ Appellant ] hiervan op de hoogte was.

Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter zijn beslissing heeft gegrond op de e-mailberichten die door Cordares zijn aangehaald en dat [ Appellant ] zich hiertegen heeft kunnen verdedigen. Het hof concludeert dat er geen grond is voor het doorbreken van het appelverbod en verwerpt het hoger beroep van [ Appellant ]. Tevens wordt [ Appellant ] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 649,00 aan verschotten en € 1.788,00 aan salaris.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
BESCHIKKING
in de zaak van:
[ APPELLANT ],
wonende te [ A ],
APPELLANT,
advocaat: mr. A.W. Brantjes, te Amsterdam,
t e g e n
de naamloze vennootschap CORDARES HOLDING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERDER,
advocaat: mr. R.A.J. Nieuwmans, te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna [ Appellant ] en Cordares genoemd.
[ Appellant ] is bij beroepschrift met producties, dat op 7 januari 2011 ter griffie van het hof is ingekomen, in hoger beroep gekomen van een beschikking die de kantonrechter te Amsterdam onder zaaknr. 1191155 EA VERZ 10-1733 op 8 december 2010 heeft gegeven. Het beroepschrift strekt ertoe dat het hof bij beschikking genoemde beschikking zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, primair het verzoek van Cordares alsnog zal afwijzen, subsidiair bij ontbinding een vergoeding van
€ 82.124,85 bruto zal toekennen, met veroordeling van Cordares uitvoerbaar bij voorraad in de kosten van het geding.
Op 23 februari 2011 is ter griffie van het hof een verweer- schrift in hoger beroep van Cordares ingekomen. Hij verzoekt het hof daarin de bestreden beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van [ Appellant ] in de kosten van – naar het hof begrijpt - het hoger beroep.
Op 5 april 2011 heeft de mondelinge behandeling van het hoger beroep plaatsgevonden, die – zoals het hof tevoren aan partijen had meegedeeld - vooralsnog was beperkt tot de vraag
of na te noemen appelverbod zou kunnen worden doorbroken. Bij die gelegenheid heeft namens [ Appellant ] mr. J. Rosendahl, advocaat te Amsterdam en kantoorgenoot van mr. Brantjes voornoemd het woord gevoerd aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities. Namens Cordares heeft mr. Nieuwmans voornoemd het woord gevoerd, eveneens aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.
Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten en meegedeeld dat heden uitspraak zal volgen.
2. De beoordeling
2.1. Het gaat in deze zaak kortweg, en voor zover voor beantwoording van de vraag of het appelverbod kan worden doorbroken van belang, om het volgende.
2.1.1. Bij inleidend verzoekschrift ter griffie van de rechtbank ingekomen op 3 oktober 2010, heeft Cordares verzocht vanwege dringende reden de arbeidsovereenkomst met [ Appellant ] op zo kort mogelijke termijn te ontbinden zonder toekenning van een vergoeding.
2.1.2. Bij beschikking van 8 december 2010 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen tegen 1 januari 2011 ontbonden, met veroordeling van [ Appellant ] in de proceskosten.
2.2. Uitgangspunt is dat, gelet op het bepaalde in artikel 7:685 lid 11 BW, tegen de onderhavige beschikking geen rechtsmiddel openstaat. Dit is anders indien de rechter artikel 7:685 BW ten onrechte heeft toegepast of dit artikel ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten, dan wel indien bij de totstandkoming van de beschikking een zo fundamenteel rechtsbeginsel is veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken.
2.3. [ Appellant ] kan in het hoger beroep worden ontvangen, omdat hij heeft gesteld dat bij de totstandkoming van de beschikking ex artikel 7:685 BW een zo fundamenteel rechtsbeginsel is veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken. Of die stelling juist is, en op grond daarvan het appelverbod kan worden doorbroken, zal hierna worden beoordeeld.
2.4. Met drie grieven (II, III en IV) klaagt [ Appellant ] er over dat in eerste aanleg het beginsel van hoor en wederhoor dan wel de goede procesorde en daarmee het recht op een fair trial zoals bedoeld in artikel 6 EVRM is geschonden, doordat de kantonrechter vertrouwelijke e-mailberichten, die onderdeel uitmaakten van een rapport van de - met instemming van [ Appellant ] door Cordares ingeschakelde - klachtencommissie, aan zijn oordeel ten grondslag heeft gelegd. Dit terwijl, zoals [ Appellant ] in grief II stelt, de kantonrechter de verdere inhoud van genoemd rapport, over de totstandkoming waarvan volgens [ Appellant ] discussie tussen partijen bestond, buiten beschouwing heeft gelaten en [ Appellant ] slechts in de procedure van de klachtencommissie over de inhoud van de vertrouwelijke e-mailberichten summierlijk zijn visie heeft kunnen geven en terwijl, zoals [ Appellant ] in grief III stelt, de inhoud van genoemd rapport op het allerlaatste moment door Cordares in het geding is gebracht, waardoor [ Appellant ] niet in de gelegenheid is geweest zich in eerste aanleg inhoudelijk tegen dat rapport en de klachtenprocedurele verweren. In grief IV stelt [ Appellant ] voorts dat de vertrouwelijke e-mailberichten op grond waarvan de kantonrechter het ontbindingsverzoek heeft toegewezen, niet door Cordares aan het ontbindingsverzoek ten grondslag zijn gelegd, zodat ook hiertegen een adequaat verweer in eerste aanleg niet mogelijk was.
2.5. Cordares stelt tegenover de grieven II, III en IV – kort gezegd – dat, doordat de desbetreffende e-mailberichten geciteerd dan wel aangehaald zijn in haar oorspronkelijke verzoekschrift en daarbij tevens als productie 5 zijn gevoegd, de kantonrechter zich op deze e-mailberichten – als onderdeel van de feiten - heeft kunnen baseren. Doordat deze e-mailberichten aldus onderdeel uitmaakten en ook grondslag vormden van het geding bij de kantonrechter, hetgeen [ Appellant ] wist of in ieder geval heeft moeten weten, heeft [ Appellant ] zich hierover bij de kantonrechter uit kunnen laten. Naar het oordeel van Cordares is derhalve geen sprake van schending van een fundamenteel rechtsbeginsel, zodat doorbreking van het appelverbod niet aan de orde is.
2.6. Het Hof overweegt hieromtrent als volgt.
2.6.1 Het hof stelt ter zake van grief II vooreerst vast dat de kantonrechter zijn beslissing heeft gegrond op e-mailberichten, die door Cordares in het verzoekschrift (en als productie 5 daarbij gevoegd) zijn aangehaald en opgenomen, zodat de kantonrechter deze e-mailberichten reeds op die grond heeft kunnen en mogen beoordelen. Dat deze e-mailberichten tevens deel uitmaken van de inhoud van het door [ Appellant ] bestreden rapport van de klachtencommissie en de daaraan voorafgaande procedure, die als vertrouwelijk is aangemerkt, doet hieraan naar ’s hofs oordeel niet af.
Voorts is het hof van oordeel dat het feit dat de (de korte inhoud van de) e-mailberichten in het verzoekschrift zijn weergegeven tevens impliceert dat [ Appellant ] met het aan de orde zijn van deze e-mailberichten ten tijde van het opmaken van zijn verweerschrift alsmede ten tijde van de mondelinge behandeling van het verzoek van Cordares bekend moet zijn geweest, welke wetenschap van [ Appellant ] overigens ook blijkt uit het verweerschrift van [ Appellant ] in eerste aanleg. [ Appellant ] heeft zich derhalve tegen de inhoud daarvan kunnen verdedigen. Dat [ Appellant ] desalniettemin om hem moverende redenen hiervan heeft afgezien (zoals [ Appellant ] in appel heeft gesteld) is een omstandigheid die voor rekening van [ Appellant ] moet blijven en kan onder de gestelde omstandigheden niet als schending ter zake van het beginsel van hoor en wederhoor worden aangemerkt en aldus niet tot doorbreking van het appelverbod leiden. Grief II moet derhalve worden verworpen.
2.6.2. De in grief III door [ Appellant ] neergelegde klacht is in de kern gericht tegen het toelaten door de kantonrechter van de op het laatste moment door Cordares ingebrachte producties, waardoor de inhoud van de klachtenprocedure alsnog onderdeel zou zijn geworden van het geding in eerste aanleg. Het hof acht deze klacht tevergeefs voorgesteld, nu de kantonrechter heeft geoordeeld – kort gezegd – dat deze klachtenprocedure voor het vaststellen van de feiten in de zaak niet van belang is.
2.6.3. Met ’s hofs vaststelling onder 2.6.1. dat de kantonrechter zijn beslissing heeft gegrond op e-mailberichten die door Cordares in het verzoekschrift (en als productie 5 daarbij gevoegd) zijn aangehaald en opgenomen, faalt eveneens de onder grief IV opgenomen klacht dat de vertrouwelijke e-mailberichten op grond waarvan de kantonrechter het ontbindingsverzoek heeft toegewezen, niet door Cordares aan het ontbindingsverzoek ten grondslag zijn gelegd.
2.7. De conclusie moet dan ook zijn dat geen grond bestaat voor het doorbreken van het appelverbod en het hoger beroep van [ Appellant ] dient te worden verworpen. [ Appellant ] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld.
3. Beslissing
Het hof:
verwerpt het hoger beroep;
veroordeelt [ Appellant ] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van Cordares gevallen en tot op heden begroot op € 649,00 aan verschotten en € 1.788,00 aan salaris
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.H. de Bock, W.J. Noordhuizen en C.C. Meijer en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 31 mei 2011.