GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Bij vervroeging.
Beslissing van 7 juni 2011 in de zaak onder nummer 200.077.676/01 GDW van:
[klager],
wonende te [ ],
APPELLANT,
[de gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde: M.W. de Ruijter.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant (hierna: de klager) is bij een op 25 november 2010 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlage – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 26 oktober 2010, waarbij het verzet van klager gegrond is verklaard, de beschikking van de voorzitter is vernietigd en de door klager tegen geïntimeerde (hierna: de gerechtsdeurwaarder) ingediende klacht gedeeltelijk gegrond is verklaard zonder oplegging van een maatregel. Voor het overige is de klacht ongegrond verklaard.
1.2. Van de zijde van klager is op 10 januari 2011 een aanvulling op zijn verzoekschrift – met bijlagen – ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Op 3 maart 2011 is van de zijde van de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift – met bijlagen – ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 26 mei 2011. Klager, de gerechtsdeurwaarder en zijn gemachtigde zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; klager en de gerechtsdeurwaarder aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnota’s.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
De gerechtsdeurwaarder was belast met de incassering van een vordering van Vodafone op klager. Een advocatenkantoor heeft aan de gerechtsdeurwaarder gevraagd of hij een vordering op klager in behandeling had die als steunvordering zou kunnen worden gebruikt in een procedure tot aanvraag van het faillissement van klager. Bij brief van 17 september 2009 heeft een medewerker van de gerechtsdeurwaarder genoemd advocatenkantoor het vonnis inzake de vordering van Vodafone toegezonden met een specificatie van het nog te betalen bedrag, waarbij is medegedeeld dat een betalingsregeling met klager was getroffen, die voor de maand september 2009 nog niet was nagekomen.
4. Het standpunt van klager
4.1. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij niet of onvoldoende is ingegaan op het verzoek van klager om hem te laten weten of de gerechtsdeurwaarder persoonsgegevens van klager verwerkt en zo ja, hem een overzicht van die gegevens te geven en hem daarbij inlichtingen te verstrekken over het doel van de verwerkingen, de ontvangers van de gegevens en de herkomst van de gegevens.
4.2. Voorts verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat hij de bij hem in behandeling zijnde vordering van Vodafone als steunvordering heeft laten gebruiken in het kader van de aanvraag van het faillissement van klager, terwijl klager hierover – in vertrouwen – met een medewerker van de gerechtsdeurwaarder had gesproken, die hem had toegezegd dat de vordering niet als steunvordering zou worden ingebracht.
5. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder
5.1. De gerechtsdeurwaarder voert aan dat is voldaan aan het vonnis van de voorzieningenrechter te Zutphen van 26 mei 2010, waarin de gerechtsdeurwaarder is veroordeeld – overeenkomstig artikel 35 lid 2 Wet bescherming persoonsgegevens – aan klager een volledig overzicht te verstrekken van de verwerking van persoonsgegevens die klager betreffen. De gerechtsdeurwaarder stelt dat er niet meer informatie aanwezig is.
5.2. Wat betreft de steunvordering brengt de gerechtsdeurwaarder naar voren dat op grond van de met de opdrachtgever gemaakte afspraken, de vordering van Vodafone als steunvordering mocht dienen. Desgevraagd is aan het behandelend advocatenkantoor medegedeeld dat de vordering bestond en dat de aflossing voor de maand september 2009 niet was voldaan. De medewerker van de gerechtsdeurwaarder ontkent ten stelligste dat zij klager zou hebben toegezegd dat de vordering niet in aanmerking zou komen om te worden ingebracht als steunvordering.
6.1. Het hof stelt voorop dat aan zijn oordeel onderworpen is de klacht zoals die door klager is ingediend en aangevuld en in eerste aanleg in behandeling is genomen door de kamer. Dit heeft tot gevolg dat, voor zover klager bedoeld heeft aanvullingen, gedaan in zijn verzoekschrift in hoger beroep en bij gelegenheid van de behandeling in hoger beroep, als klacht naar voren te brengen, hij daarin niet kan worden ontvangen.
6.2. Voorts is het hof van oordeel dat, gezien het vonnis van de voorzieningenrechter van 26 mei 2010, dat inmiddels onherroepelijk is, vast staat dat de gerechtsdeurwaarder heeft verzuimd klager de door hem gevraagde inlichtingen (in voldoende mate) te verstrekken. Reeds hierom heeft de gerechtsdeurwaarder, naar oordeel van het hof, tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Het hof is echter van oordeel dat een maatregel achterwege kan blijven nu is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder meer malen overleg heeft gevoerd met het College bescherming persoonsgegevens omtrent de gegevens die beschikbaar zouden moeten worden gesteld aan klager. Uit deze gang van zaken blijkt dat het niet verstrekken van de gevraagde gegevens niet zozeer berustte op onwil, als wel op een onbekendheid met de tamelijk ingewikkelde wettelijke eisen.
6.3. Ten aanzien van het klachtonderdeel waarin klager de gang van zaken rondom de vordering van Vodafone aan de orde stelt, overweegt het hof als volgt. Klager stelt dat hij hierover met een medewerker van de gerechtsdeurwaarder heeft gesproken. De gerechtsdeurwaarder ontkent deze gang van zaken ten stelligste. Tegenover de betwisting door de gerechtsdeurwaarder heeft klager onvoldoende naar voren gebracht om aan te kunnen nemen dat er inderdaad toezeggingen zijn gedaan van de kant van de medewerkster van de gerechtsdeurwaarder. Voorts is het hof van oordeel dat er, gezien de feiten en omstandigheden, geen verplichting op de gerechtsdeurwaarder rustte om klager te waarschuwen dat de betreffende vordering als steunvordering zou worden gebruikt. De gerechtsdeurwaarder heeft in dit kader naar voren gebracht dat op grond van de afspraken met de opdrachtgever de vordering als steunvordering zou mogen dienen. De verstrekte informatie was voorts niet onjuist. Dit leidt dan ook tot het oordeel van het hof dat dit onderdeel van de klacht ongegrond is.
6.4. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.5. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht voor zover in hoger beroep voor het eerst naar voren gebracht;
- bekrachtigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, J.C.W. Rang en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 7 juni 2011 door de rolraadsheer.
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 26 oktober 2010 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 288.2010 ingesteld door:
[klager],
wonende te [ ],
klager,
[de gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
1. Verloop van de procedure
Bij beschikking van 16 maart 2010 (zaaknummer 736.2009) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht. Bij brief van 23 maart 2010 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden. Op 6 april 2010 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 14 september 2010. Klager en de gerechtsdeurwaarder, vergezeld door W. de Ruijter, zijn verschenen. Klager heeft een pleitnota overgelegd. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 26 oktober 2010.
2. De gronden van het verzet
In verzet heeft klager samengevat aangevoerd dat hij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter.
3. De ontvankelijkheid van het verzet.
Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.
Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat dat deze niet is ingegaan, dan wel onvoldoende, op een verzoek aan informatie in verband met een steunvordering die is gebruikt bij de aanvraag van het faillissement van klager. Voorts heeft de gerechtsdeurwaarder niet, dan wel niet tijdig voldaan aan een verzoek om informatie op grond van artikel 35 van de Wet Bescherming Persoonsgegevens.
5. De beslissing van de voorzitter
De voorzitter heeft geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder niet in strijd heeft gehandeld met de tuchtrechtelijke norm. De voorzitter is van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.
6. De beoordeling van de gronden van het verzet
6.1 Volgens klager heeft de gerechtsdeurwaarder wel degelijk zonder deugdelijke motivering geweigerd om inzage te verschaffen in zijn persoonsgegevens waarover de gerechtsdeurwaarder beschikt. De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar zijn website waarop klager informatie zou kunnen vinden. Volgens klager is dat niet juist omdat die site alleen inzage geeft in de lopende dossiers en de gebruiker ook zijn e-mail adres bekend moet maken. In verband met zijn privacy kan klager daar geen gebruik van maken. In de beschikking van de voorzitter wordt verwezen naar de Gedragscode gerechtsdeurwaarders ter bescherming persoonsgegevens. Die code is inmiddels vervallen. Van de medewerkster van de gerechtsdeurwaarder die de toezegging heeft gedaan, ontbreekt een afzonderlijke verklaring die op schrift is gesteld en door haar is ondertekend. De enkele weerspreking van haar toezegging door de gerechtsdeurwaarder bewijst dus niets.
6.2 De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar zijn verweer tegen de klacht. De medewerkster die volgens klager de toezegging zou hebben gedaan, behandelde de zaak van klager wel maar kon niets toezeggen. De vraag van klager was een ongebruikelijke. Ze zou zich die dus zeker herinneren.
6.3 De Kamer acht het verzet gegrond. Klager heeft een uitspraak van de voorzieningenrechter te Zutphen van 26 mei 2010 overgelegd. In die uitspraak is de gerechtsdeurwaarder bevolen om aan klager conform artikel 35 lid 2 Wbp een volledig overzicht te verschaffen van de verwerking van de persoonsgegevens die op klager betrekking hebben. Mede gelet op deze uitspraak en hetgeen in verzet aan de orde is gekomen is de Kamer van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder niet dan wel onvoldoende heeft gereageerd op verzoeken van klager om informatie op grond van de Wbp.
6.4 Voor het overige heeft het onderzoek in verzet naar het oordeel van de Kamer niet heeft geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt. Dat de Gedragscode gerechtsdeurwaarders ter bescherming persoonsgegevens is verlopen is voor de toetsing van de klacht niet van belang.
6.5 De Kamer ziet geen aanleiding om een maatregel op te leggen.
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet gegrond;
- vernietigt de beslissing van de voorzitter;
- ziet van het opleggen van een maatregel af.
Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, mr. G.H.I.J. Hage en M. Colijn (plaatsvervangende) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 oktober 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.