GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Bij vervroeging.
Beslissing van 7 juni 2011 in de zaak onder nummer 200.078.093/01 GDW van:
[klager],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
APPELLANT,
gemachtigde: mr. H.J.J. Hendrikse,
1. [de gerechtsdeurwaarder sub 1],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
2. [de gerechtsdeurwaarder sub 2],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
3. [de gerechtsdeurwaarder sub 3],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
tevens gemachtigde van de sub 1. en sub 2. genoemde gerechtsdeurwaarders,
GEÏNTIMEERDEN.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant (hierna: klager) is bij een op 1 december 2010 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift, met bijlagen, tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 26 oktober 2010, waarbij de door hem tegen geïntimeerden (hierna: de gerechtsdeurwaarders) ingediende klacht in alle onderdelen ongegrond is verklaard. Op 17 januari 2011 heeft het hof van de zijde van klager een aanvulling op het verzoekschrift ontvangen.
1.2. Van de zijde van de gerechtsdeurwaarders is op 1 maart 2011 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 26 mei 2011. De beide gemachtigden zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van klager aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klager
4.1. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders dat zij aan hem veel te hoge kosten (“woekerkosten”) in rekening hebben gebracht.
4.2. Voorts acht klager het laakbaar dat de gerechtsdeurwaarders hem niet kunnen mededelen waar zijn schilderijen zich bevinden, die door hen in beslag zijn genomen en in gerechtelijke bewaring gegeven. Klager stelt door het handelen van de gerechtsdeurwaarders grote schade te hebben geleden. Hij wenst die vergoed te zien.
4.3. Ten slotte verwijt klager de gerechtsdeurwaarders dat zij buitenproportionele invorderingsacties hebben genomen door loonbeslag te leggen, hetgeen ertoe heeft geleid dat klager zijn woning en zijn werk is kwijtgeraakt en in zijn goede naam is aangetast. Ook de daarmee samenhangende schade dienen de deurwaarders te vergoeden.
5. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarders
5.1. De gerechtsdeurwaarders hebben betwist dat zij buitensporige kosten in rekening hebben gebracht. De vordering op klager van oorspronkelijk € 6.664,09 in hoofdsom is sinds 2003 vermeerderd met € 15.329,03 aan rente, € 2.309,11 aan proceskosten, € 1.160,48 aan executiekosten en € 3.915,10 aan opslagkosten. Door klager zelf is in de loop der tijd € 6.983,94 afbetaald, via het loonbeslag is € 1.637,63 geïncasseerd en van (de verzekeringsmaatschappij van) de bewaarder is € 3.000,= ontvangen als vergoeding voor de in het ongerede geraakte schilderijen.
5.2. De gerechtsdeurwaarders bestrijden dat hun een verwijt kan worden gemaakt van de vermissing van de schilderijen. Het is klager zelf geweest die deze schilderijen aan het beslag heeft onttrokken, zo hebben de gerechtsdeurwaarders van de bewaarder vernomen; de bewaarder heeft per ongeluk de beslagen schilderijen aan klager afgegeven.
5.3. De gerechtsdeurwaarders menen dat klager het loonbeslag aan zichzelf heeft te wijten. Tot tweemaal toe is het beslag op de roerende zaken van klager opgeheven, nadat met klager een afbetalingsregeling was getroffen. Klager heeft zich aan die regelingen niet gehouden. Daardoor was het noodzakelijk loonbeslag te leggen.
6.1. Het hof stelt voorop dat aan zijn oordeel is onderworpen de klacht zoals die door klager is ingediend en aangevuld in eerste aanleg en in behandeling is genomen door de kamer. Dit heeft tot gevolg dat, voor zover klager heeft bedoeld aanvullingen, gedaan in zijn verzoekschrift in hoger beroep en bij gelegenheid van de behandeling in hoger beroep, als klacht naar voren te brengen, hij daarin niet kan worden ontvangen.
6.2. Blijkens het proces-verbaal van de zitting van de kamer van 14 september 2010 heeft de voorzitter van de kamer aan het eind van de zitting met partijen afgesproken dat de gerechtsdeurwaarders binnen drie weken “(met een kopie aan klager)” in het geding zouden brengen: “een overzicht met de specificaties van alle kosten, de betalingen door klager en de afboeking van het bedrag van € 3.000,= aan verzekeringsgeld op de schuld van klager, de rekening van het verhuisbedrijf en de rekening van het bewaarloon”, waarna klager nog drie weken kreeg om te reageren. De gerechtsdeurwaarders hebben zich aan deze afspraak gehouden en een gespecificeerde berekening met bijlagen aan de kamer en aan klager gestuurd. Klager heeft daarop niet gereageerd omdat hij, althans zijn gemachtigde, in de veronderstelling verkeerde dat de specificatie (nog eens) rechtsreeks door de kamer aan hem zou worden toegestuurd. Vervolgens heeft de kamer uitspraak gedaan zonder dat klager nog heeft gereageerd. Klager meent dat deze gang van zaken onjuist is, omdat zo geen waarborgen werden geschapen dat de kamer en klager over dezelfde specificatie beschikten.
6.3. Dit betoog kan niet worden gevolgd. Klager diende zich te houden aan de met de voorzitter van de kamer en de gerechtsdeurwaarders gemaakte afspraak. Om te waarborgen dat hij over hetzelfde stuk beschikte als de kamer kon hij zo nodig het door hem ontvangen stuk in kopie met zijn reactie meezenden, zodat de kamer beide stukken met elkaar kon vergelijken. Door de gang van zaken is klager niet in zijn belangen geschaad.
6.4. Met de kamer is het hof van oordeel dat de gerechtsdeurwaarders de door hen in rekening gebrachte kosten afdoende hebben gespecificeerd en onderbouwd met bewijsstukken. Het feit dat de gerechtsdeurwaarders geen betalingsbewijs van het bedrag van € 3.000,= hebben overgelegd maakt niet dat de specificatie ontoereikend kan worden geoordeeld. Er bestaat geen enkele grond te twijfelen aan de mededeling van de gerechtsdeurwaarders dat dat bedrag van de bewaarder is ontvangen uit een door deze ontvangen verzekeringsuitkering. De vraag of dat bedrag hoog genoeg is en de vraag of klager jegens de gerechtsdeurwaarders aanspraak kan maken op een hoger bedrag als schadevergoeding, kunnen niet in deze klachtprocedure worden beantwoord. Voorts is niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarders te hoge kosten in rekening hebben gebracht. Dit klachtonderdeel is dus niet gegrond.
6.5. Het is niet duidelijk wat er precies met de schilderijen is gebeurd. Partijen geven daarvan verschillende lezingen. Hoe dan ook geldt dat een eventuele fout van de bewaarder niet automatisch met zich brengt dat de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Van verwijtbaarheid zou bijvoorbeeld sprake kunnen zijn als de gerechtsdeurwaarders op onzorgvuldige wijze een bewaarder hadden gekozen of aan de bewaarder onjuiste instructies hadden verstrekt. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is het hof evenwel niet gebleken, zodat ook dit klachtonderdeel ongegrond is.
6.6. Klager heeft niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist dat, zoals ook de kamer reeds heeft vastgesteld, tot twee keer toe het beslag op zijn roerende zaken is opgeheven na een aanbetaling van zijn kant, waarna volledige betaling uitbleef. Dat de gerechtsdeurwaarders vervolgens loonbeslag hebben gelegd valt hun tuchtrechtelijk niet te verwijten. Ook dit klachtonderdeel is niet gegrond.
6.7. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.8. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht voor zover in hoger beroep voor het eerst naar voren gebracht;
- bekrachtigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, J.C.W. Rang en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 7 juni 2011 door de rolraadsheer.
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beschikking van 26 oktober 2010 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 35.2010 van:
[klager],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
klager,
gemachtigde mr. H.J.J. Hendrikse,
[de gerechtsdeurwaarder sub 1], [de gerechtsdeurwaarder sub 2] en [de gerechtsdeurwaarder sub 3],
gerechtsdeurwaarders te [ ],
beklaagden.
Ontstaan en loop van de procedure
Bij brief met bijlagen ingekomen op 14 januari 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna ook: de gerechtsdeurwaarders.
De gerechtsdeurwaarders hebben gereageerd bij het aangehechte verweerschrift van 17 maart 2010. Klager heeft bij fax van 11 september 2010 nog aanvullende producties overgelegd.
De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 14 september 2010. Klager is verschenen met zijn gemachtigde en gerechtsdeurwaarder sub 3 mede namens zijn collega’s. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 26 oktober 2010. Zoals op de zitting afgesproken hebben de gerechtsdeurwaarders op 1 oktober 2010 een specificatie van de kosten overgelegd met een kopie aan klager. Klager heeft niet gereageerd, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld.
- De gerechtsdeurwaarders zijn in opdracht van de Rabobank Amstel en Vecht belast met de incasso van een vordering van € 6.528,86 op klager.
- Op de roerende zaken van klager is op 13 juni 2003 conservatoir beslag gelegd, waaronder twee schilderijen van de schilder Ziegl met een door klager gestelde waarde van € 15.000,00.
- De rechtbank Amsterdam heeft klager in de na de beslaglegging gevoerde procedure bij vonnis van 23 september 2003 veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 6.664,09 te vermeerderen met de overeengekomen rente van 18% per jaar over € 6.528,86 vanaf 13 juni 2003 tot aan de voldoening, alsmede in de kosten van het geding.
- Na deelbetalingen van klager zijn enige roerende zaken teruggegeven. Omdat volledige betaling uitbleef is na daartoe verkregen verlof op 21 september 2005 opnieuw beslag roerende zaken gelegd.
- Partijen verschillen van mening over de vraag of de schilderijen na een tweede deelbetaling per abuis aan klager zijn teruggegeven door het opslagbedrijf.
- Omdat een getroffen betalingsregeling niet werd nagekomen is beslag onder de werkgever van klager gelegd.
Klager is van mening dat de gerechtsdeurwaarders woekerkosten in rekening brengen. Hij stelt dat de gerechtsdeurwaarders de schilderijen nog in hun bezit hebben en verzoekt de Kamer te bepalen dat deze worden teruggegeven. Daarnaast verzoekt hij om vergoeding van door hem geleden schade.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders
De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.
4. De beoordeling van de klacht
4.1 Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (kandidaat) gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in voormelde zin oplevert.
4.2 Ter zitting heeft klager herhaald dat de gerechtsdeurwaarders bij herhaling gestelde vragen over de hoogte van de kosten niet bevredigend hebben beantwoord. Volgens klager blijkt dit ook uit zijn fax van 11 september 2010 die hij aan de Kamer heeft gestuurd. Met betrekking tot de kwestie van de schilderijen neemt klager thans het standpunt in dat die kwestie thuishoort in een andere procedure. Ter beoordeling van de Kamer staat derhalve alleen de omvang van de berekende kosten, omdat de onderhavige procedure zich niet leent voor toekenning van schadevergoeding, zo daartoe al aanleiding zou zijn.
4.3 De gerechtsdeurwaarders hebben ter zitting aangevoerd dat de door klager overgelegde fax een overzicht betreft van kosten die door de gerechtsdeurwaarders zijn opgegeven aan een collega. Het betreft dus een intern overzicht. Niet alle daar vermelde kosten zijn ook aan klager in rekening gebracht. De kosten zijn opgelopen omdat er drie executoriale maatregelen zijn getroffen, namelijk conservatoir beslag, beslag met bewaarneming en loonbeslag.
4.4 Vanwege onduidelijkheid van de aan klager in rekening gebrachte kosten heeft de Kamer aan de gerechtsdeurwaarders gevraagd om een duidelijk overzicht te verschaffen met daarbij specificaties en bewijsstukken van alle kosten, de rekening van het verhuisbedrijf, de factuur van het bewaarloon, een bewijs van de afboeking van € 3.000 door de gerechtsdeurwaarders aan verzekeringsgeld op de schuld van klager en een overzicht van alle betalingen van klager.
4.5 De laatste specificatie van de gerechtsdeurwaarders is duidelijk en door klager niet weersproken. De Kamer gaat er daarom van uit dat klager de kosten niet langer betwist. Het is de Kamer uiteindelijk dus niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarders nodeloos kosten of ten onrechte in rekening hebben gebracht. De klacht is daarom ongegrond.
5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
De Kamer voor gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, mr. G.H.I.J. Hage en M. Colijn (plaatsvervangende) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 oktober 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.