ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ8137

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.088.856-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in strafzaak en de beoordeling van onpartijdigheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 juni 2011 een beschikking gegeven over een wrakingsverzoek van een verzoeker, die zich in een strafzaak bevond. Het verzoek tot wraking werd ingediend door de advocaten mr. J.Y. Taekema en mr. N. Harlequin op 14 juni 2011, tijdens een openbare terechtzitting. De verzoeker, die in een penitentiaire inrichting verbleef, stelde dat de strafkamer de schijn van partijdigheid had gewekt door niet in te gaan op zijn onderzoekswensen, waaronder een verzoek om forensisch medisch contra-onderzoek. De verzoeker voerde aan dat de voorzitter van de strafkamer, mr. W.M.C. Tilleman, vooringenomenheid had getoond door te stellen dat er 'niets nieuws' was gehoord, terwijl er volgens de verzoeker wel degelijk nieuwe feiten waren die een gerechtelijke dwaling konden veroorzaken.

Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek op 14 juni 2011 waren de verzoeker, zijn advocaten en een tolk aanwezig. De advocaat-generaal, mr. C.L. de Jong, voerde het woord en concludeerde tot gedeeltelijke niet-ontvankelijkheid van het verzoek. De wrakingskamer oordeelde dat de gronden voor wraking niet konden leiden tot gegrondverklaring van het verzoek, aangezien wraking niet bedoeld is om inhoudelijke beslissingen ter discussie te stellen. De advocaat-generaal benadrukte dat de beslissingen van de strafkamer niet duiden op partijdigheid en dat het verzoek tot wraking te laat was ingediend.

Het hof oordeelde dat de verzoeker onvoldoende feiten had aangedragen die de vrees voor onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. De beslissing van de strafkamer om de onderzoekswensen niet te honoreren, werd niet als een uitzonderlijke omstandigheid beschouwd. Het hof concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechters en wees het verzoek tot wraking af. De beschikking werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
sector handel
beschikking van de wrakingskamer
inzake het op 14 juni 2011 door:
[ VERZOEKER ],
verzoeker,
geboren te [ plaatsnaam ] (Land) op [ geboortedatum ],
thans verblijvend in penitentiaire inrichting [ plaatsnaam ],
advocaten: mr. J. Y. Taekema en mr. N. Harlequin, te Den Haag,
mondeling ter terechtzitting van de eerste meervoudige strafkamer gedane
wrakingsverzoek.
Het geding
Verzoeker wordt hierna [ Verzoeker ] genoemd.
Het verzoek tot wraking met zaaknummer 200.088.856/01 is door mrs. J.Y. Taekema en N. Harlequin namens [ Verzoeker ] 14 juni 2011 mondeling gedaan tijdens de openbare terechtzitting in de zaak met parketnummer [ parketnummer ]. Het betreft de wraking van mrs. W.M.C. Tilleman, M.J.L. Mastboom en N. van der Wijngaart, voorzitter en leden van de eerste meervoudige kamer voor strafzaken.
De wrakingskamer heeft het verzoek in het openbaar behandeld op 14 juni 2011 te 15.00 uur. Daarbij is [ Verzoeker ] in persoon verschenen, vergezeld van zijn advocaten voornoemd en een tolk, de heer A. Dönmez, die, voorzover nodig, al hetgeen bij de behandeling is besproken
of voorgelezen, heeft vertaald. Ook mrs. Tilleman, Mastboom en Van der Wijngaart zijn verschenen. Het verzoek is mondeling toegelicht door mr. Taekema.
Mrs. Tilleman, Mastboom en Van der Wijngaart hebben niet berust in de wraking.
Mr. Tilleman heeft verklaard dat hetgeen in het stuk inhoudende de ter terechtzitting van 14 juni 2011 door de eerste strafkamer genomen beslissingen is vermeld, (ook) zal worden opgenomen in het nog op te maken proces-verbaal van de zitting van 14 juni 2011.
Tevens is verschenen mr. C.L. de Jong, advocaat-generaal bij het gerechtshof Amsterdam.
Zij heeft ter zitting het woord gevoerd en geconcludeerd tot gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring van het verzoek en tot afwijzing daarvan voor het overige.
Beoordeling
1.1. Naar de kern genomen houdt het betoog van [ Verzoeker ] in dat de strafkamer minst genomen de gerechtvaardigde vrees heeft gewekt voor de schijn van partijdigheid bij de wijze waarop zij aan namens hem geformuleerde onderzoekswensen voorbij is gegaan, of een beslissing op die verzoeken heeft aangehouden. Het gaat daarbij onder meer om het verzoek om een forensisch medisch contra-onderzoek te gelasten. Dit verzoek was gebaseerd op een brief van 7 juni 2011 van mw. drs. S.J.M. Eikelenboom-Schieveld. Volgens [ Verzoeker ] is het een belangrijk nieuw feit dat mw. Eikelenboom ernstige kritiek heeft op het door het NFI uitgevoerde onderzoek en niet uitsluit dat dit tot een gerechtelijke dwaling kan leiden, zodat het door de voorzitter uitgesproken oordeel dat zij "niets nieuws heeft gehoord" blijk geeft van vooringenomenheid, althans de vrees daarvoor rechtvaardigt. Voorts heeft de voorzitter niet gezegd dat het onderzoek niet “noodzakelijk" is, terwijl dat wel in de schriftelijke weergave van de beslissing is vermeld. Tevens baseert de raadsman van [ Verzoeker ] zijn verzoek tot wraking op de beslissing van het hof om bij (al dan niet interlocutoir) arrest te beslissen op het verzoek van [ Verzoeker ] om getuigen op te roepen, onder wie met name [ Getuige ].
[ Getuige ] is volgens hem een belangrijke getuige, die mogelijk kan aangeven waar [ X ] zich bevindt. [ Getuige ] bevindt zich regelmatig in [ Land 1 ] en slechts af en toe in [ Land 2 ]. Er zijn aanwijzingen dat hij thans in [ Land 2 ] is, zodat spoed geboden is. Het aanhouden van de beslissing kan ertoe leiden dat hij niet meer kan worden gehoord. De strafkamer heeft aldus geweigerd "het ijzer te smeden wanneer het heet is". Door dit alles heeft de strafkamer [ Verzoeker ] de kans ontnomen belangrijk door de verdediging verzocht onderzoek te doen, zodat [ Verzoeker ] een eerlijk proces, met name het recht op equality of arms, wordt onthouden.
1.2. [ Verzoeker ] zelf heeft – kort samengevat - verklaard de beslissingen die ten aanzien van de onderzoekswensen door het hof genomen zijn, te beschouwen als stelselmatige weigeringen tot het doen van onderzoeken en het horen van getuigen en meent dat deze beslissingen voldoende aanwijzing geven voor het oordeel dat er sprake is van gebrek aan onpartijdigheid dan wel van de gerechtvaardigde vrees daarvoor.
1.3. De advocaat-generaal heeft - kort samengevat - naar voren gebracht dat de gronden voor de wraking zoals die ter terechtzitting van 14 juni 2011 van de strafkamer zijn aangevoerd en ter terechtzitting van de wrakingskamer nader zijn toegelicht, naar haar oordeel niet kunnen leiden tot gegrondverklaring van het wrakingsverzoek. Wraking is geen hoger beroep. Dat het hof nader onderzoek afwijst en een beslissing tot het horen van getuigen aanhoudt, betekent niet dat het hof vooruitloopt op de in het arrest te nemen beslissingen of anderszins de schijn van partijdigheid op zich laadt. De advocaat-generaal geeft aan dat zij tijdens de behandeling van de strafzaak letterlijk heeft opgeschreven wat de voorzitter heeft gezegd. Zij bevestigt dat - zoals in de op schrift gestelde beslissingen is vermeld - de woorden “niet noodzakelijk” zijn gezegd. Overigens is in een eerder stadium, dat kan zijn november 2010 of maart 2011, reeds besloten de beslissing tot het al dan niet horen van getuigen aan te houden, en derhalve had, indien de verdediging daar een wrakingsgrond in zag, op dat moment om wraking verzocht moeten worden, zodat het verzoek in zoverre thans tardief is en [ Verzoeker ] niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
1.4. Op grond van artikel 512 Sv kan op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie, elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
1.5. Op grond van het eerste lid van artikel 513 Sv dient dit verzoek schriftelijk en gemotiveerd te worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn. Artikel 513 lid 2 Sv bepaalt dat het verzoek schriftelijk en gemotiveerd geschiedt en dat het tijdens de terechtzitting ook mondeling kan geschieden.
1.6. Het hof neemt tot uitgangspunt dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij vooringenomenheid koestert, althans dat bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
1.7. Uit hetgeen [ Verzoeker ] ter motivering van zijn verzoek heeft aangevoerd, blijkt dat hij van mening is dat mrs. Tilleman, Mastboom en Van der Wijngaart de schijn van partijdigheid op zich hebben geladen wegens de beslissingen die zij hebben genomen op de door verzoeker geformuleerde onderzoekswensen. Deze wensen betreffen het verzoek tot het gelasten van een forensisch medisch contra-onderzoek en het horen van getuigen, onder wie [ Getuige ].
1.8. Het hof oordeelt hierover als volgt. Het wrakingsverzoek ziet uitsluitend op inhoudelijke beslissingen, namelijk op de beslissingen over de vraag of er wel of niet een forensisch medisch contra-onderzoek moet worden uitgebracht en of getuigen dienen te worden gehoord. Gebleken is dat de voorzitter van de eerste meervoudige strafkamer ten aanzien van de genomen beslissingen ter zitting heeft uiteengezet welke overwegingen daaraan ten grondslag hebben gelegen. De omstandigheid dat verzoeker het niet eens is met deze inhoudelijke beslissingen levert niet op een uitzonderlijke omstandigheid die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat mrs. Tilleman, Mastboom en Van der Wijngaart jegens [ Verzoeker ] vooringenomenheid koesteren, althans dat de bij [ Verzoeker ] dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is, en kan derhalve niet leiden tot de conclusie dat er sprake is van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
1.9. De slotsom op grond van het vorenstaande is dat niet is gebleken van feiten of omstandigheden waardoor de onpartijdigheid van mrs. Tilleman, Mastboom en Van der Wijngaart schade zou kunnen lijden. Het verzoek tot wraking zal daarom worden afgewezen.
Beslissing
Het hof:
wijst af het verzoek tot wraking.
Deze beschikking is gewezen door mrs. T.A.C. van Hartingsveldt, S. Clement en G.C.C. Lewin en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 juni 2011 in aanwezigheid van de griffier.