ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ7561
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling wegens te late betaling griffierecht
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling. De appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.E. Lof, had op 8 maart 2011 een verzoekschrift ingediend, maar verzuimde het verschuldigde griffierecht tijdig te betalen. Het hof oordeelde dat de factuur voor het griffierecht op 10 maart 2011 was verzonden naar het kantoor van de advocaat, maar dat deze niet was voldaan. De advocaat stelde dat hij de factuur niet had ontvangen, maar het hof oordeelde dat dit de appellante niet ontsloeg van haar verplichting om het griffierecht tijdig te voldoen. Het hof benadrukte dat de advocaat verantwoordelijk is voor het naleven van de wettelijke regels en dat hij zijn kantoorvoering dienovereenkomstig moet inrichten.
Het hof concludeerde dat de appellante niet ontvankelijk was in haar hoger beroep, omdat zij niet had aangetoond dat zij te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van haar schulden. De appellante had niet kunnen bewijzen dat zij niet verantwoordelijk was voor de boetes en belastingschulden die voortvloeiden uit het bezit van auto’s die op haar naam stonden, ook al had haar ex-partner de overtredingen begaan. Het hof oordeelde dat de omstandigheden die de appellante aanvoerde, niet voldoende waren om haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling te honoreren.
Uiteindelijk verklaarde het hof de appellante niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep, en dit arrest kan binnen acht dagen na de uitspraak worden aangevochten door middel van een verzoekschrift bij de Hoge Raad.