GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 10 mei 2011 in de zaak onder nummer 200.081.915/01 GDW van:
[klager],
wonende te [ ],
gemachtigde: M.A. Flierman,
APPELLANT
[de gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder te noemen klager, is bij een op 3 februari 2011 ter griffie ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – (door klager abusievelijk op 2 februari 2011 gefaxt naar de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, hierna: de kamer) hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van 28 december 2010, bij brief van 14 januari 2011 verzonden aan klager en geïntimeerde, verder te noemen de gerechtsdeurwaarder.
1.2. Bij die beslissing heeft de kamer het verzet van klager tegen de beschikking van de voorzitter van de kamer (verder te noemen de voorzitter) van 15 juni 2010, waarbij de voorzitter de klacht van klager tegen de gerechtsdeurwaarder, als kennelijk ongegrond heeft afgewezen, niet-ontvankelijk verklaard.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 7 april 2011. Klager en de gerechtsdeurwaarder zijn niet verschenen.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De ontvankelijkheid van het hoger beroep
3.1. Klager heeft bij brief van 21 maart 2010 bij de kamer een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 15 juni 2010 op verzoek van de voorzitter op de klacht gereageerd. De voorzitter heeft bij beschikking van 15 juni 2010 de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is bij brief, gedateerd 22 juni 2010, aan de gerechtsdeurwaarder en de gemachtigde van klager toegezonden.
Tegen die beschikking heeft klager bij verzetschrift van 7 juli 2010 verzet ingesteld bij de kamer, dat via de fax door de griffie van de kamer op dezelfde dag is ontvangen.
Het verzetschrift is behandeld op de terechtzitting van 16 november 2010. Vervolgens heeft de kamer bij beslissing van 28 december 2010 het verzet niet-ontvankelijk verklaard in verband met overschrijding van de verzettermijn met één dag.
3.2. Artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet, hierna: Gdw, bepaalt dat tegen de beslissing van de kamer op het verzet voor de klager geen rechtsmiddel openstaat. Dat is ook vermeld onder aan de beslissing.
3.3. De secretaris van de kamer heeft bij aanbiedingsbrief van 14 januari 2011 aan de gemachtigde van klager een afschrift van het proces-verbaal van de zitting van 16 november 2010 en van de beslissing van 28 december 2010 toegezonden. In deze brief is ten onrechte vermeld dat binnen dertig dagen na dagtekening van verzending hoger beroep kan worden ingesteld bij het hof Amsterdam.
3.4. Dat klager in hoger beroep is gekomen van de beslissing van 28 december 2010 is mogelijk veroorzaakt door de tekst van genoemde aanbiedingsbrief. Nu niet is gebleken van schending van fundamentele beginselen van procesorde, is er echter geen grond om van het in artikel 39 lid 4 Gdw opgenomen rechtsmiddelenverbod af te wijken. Daarom kan klager in de onderhavige zaak niet in het hoger beroep tegen de beslissing van de kamer worden ontvangen. Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, M.W.E. Koopmann en L.J. Saarloos en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 10 mei 2011 door de rolraadsheer.
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 6
Beslissing van 28 december 2010 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 15 juni 2010 met nummer 220.2010 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 514.2010 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
gemachtigde: [ ],
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde,
gemachtigde: [ ].
1. Verloop van de procedure
Bij brief van 22 juni 2010 is aan klager een afschrift van voormelde beslissing toegezonden. Per fax van 7 juli 2010 is het verzetschrift van klager tegen voormelde beslissing van de voorzitter ontvangen.
Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 16 november 2010. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 28 december 2010.
2. De gronden van het verzet
Klager heeft in verzet op daartoe aangevoerde gronden meegedeeld dat hij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter.
3. De ontvankelijkheid van het verzet.
3.1 Op grond van het bepaalde in artikel 39, tweede lid van de Gerechtsdeurwaarderswet kan de klager binnen veertien dagen na verzending van de kennisgeving schriftelijk verzet doen.
3.2 Deze termijn ving aan op 23 juni 2010. Dit betekent dat het verzetschrift op 6 juli 2010 bij de Kamer diende te zijn ontvangen.
3.3 Nu het verzetschrift op 7 juli aan de Kamer gefaxt is, is het verzetschrift niet binnen de hiervoor vermelde termijn van 14 dagen ingediend.
4. De beoordeling van het verzet
4.1 Klager is niet tijdig in verzet gekomen. Ter zitting is niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat de overschrijding van de verzettermijn verschoonbaar is.
4.2 Vorenstaande betekent dat klager niet in zijn verzet kan worden ontvangen.
4.3 Gelet daarop komt wat klager in verzet heeft aangevoerd niet voor bespreking in aanmerking.
4.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend voorzitter en mr. H.M. Patijn en M.J.-M.L. Baudoin, (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 december 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.