GERECHTSHOF AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
[ APPELLANT ],
wonende te [ adres ], [ Land ],
APPELLANT,
advocaat: mr. P. Garretsen, te ’s-Gravenhage,
Mr. Pieter Cornelis VAN AS, voorheen mr. Johannes JONK, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van RECON AANNEMINGSBEDRIJF B.V.,
kantoorhoudende te Nieuwegein,
VERWEERDER.
advocaat: mr. P.C. van As, te Nieuwegein.
1. Het verloop van het geding
Partijen worden hierna [ Appellant ] en Van As genoemd.
[ Appellant ] is bij beroepschrift met één productie, ontvangen ter griffie van het hof op 27 juli 2010, in hoger beroep gekomen van een beschikking van 27 april 2010 van de kantonrechter te Amsterdam onder kenmerk 1076672 EA VERZ 09-4398, gegeven tussen [ Appellant ] als verzoeker en Van As als verweerder.
Het beroepschrift strekt ertoe dat het hof, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de beschikking waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw rechtdoende het inleidende verzoek alsnog zal toewijzen, kosten rechtens.
Bij brieven van 29 juli 2010 en 15 september 2010 heeft de griffie van het hof mr. Garretsen verzocht alle ontbrekende stukken, waaronder het dossier in eerste aanleg aan het hof te doen toekomen.
Op 21 oktober 2010 is ter griffie van het hof een verweerschrift van Van As ingekomen waarin hij het hof verzoekt het beroep van [ Appellant ] ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen met veroordeling van [ Appellant ], uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van beide instanties.
De mondelinge behandeling van het beroepschrift heeft plaats-gevonden op 25 november 2010. Bij die gelegenheid heeft namens appellant mr. Garretsen voornoemd het woord gevoerd. Namens verweerder heeft mr. Van As voornoemd het woord gevoerd.
Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten en meegedeeld dat uitspraak zal volgen.
2.1. Samengevat gaat het in deze zaak om het volgende.
2.2. [ Appellant ] ontvangt een arbeidsongeschiktheidsuitkering van het UWV waarop door de curator op of omstreeks augustus 2008 beslag is gelegd. Voorts staat ook in hoger beroep vast, hetgeen de kantonrechter onder 1.1 tot en met 1.4 in de bestreden beschikking van 27 april 2010 heeft vastgesteld:
(i) [ Appellant ] is niet gescheiden van [ naam echtgenote].
(ii) In het jaar 2007 heeft [ Appellant ] aan WAO-uitkering ontvangen een bedrag van € 4.808,00 bruto. Zijn echtgenote ontving dat jaar aan WAO-uitkering een bedrag van € 14.178,00 bruto en van Fortis schadeverzekeringen een bedrag van € 3.990,00 bruto.
(iii) [ Appellant ] heeft in 2003 voor het laatst aangifte gedaan voor Inkomstenbelasting.
(iv) [ Appellant ] heeft een bankrekening bij de Banco Espirito Santo. Op 29 december 2008 ontving [ Appellant ] een bedrag van € 1.000,00 van een depositorekening.
2.3. In de bestreden beschikking is het verzoek van [ Appellant ] tot vaststelling van een beslagvrije voet alsmede het verzoek tot benoeming van een rogatoire commissie afgewezen. De kantonrechter heeft daartoe - kort samengevat – overwogen dat [ Appellant ] voor de vaststelling van een beslagvrije voet niet heeft aangetoond over onvoldoende middelen van bestaan te beschikken daar hij onvoldoende openheid van zaken heeft gegeven omtrent zijn financiële positie en huidige leefsituatie. Ten aanzien van het verzoek tot het instellen van een rogatoire commissie heeft de kantonrechter overwogen dat [ Appellant ] onvoldoende concreet is geweest in zijn bewijsaanbod.
2.4. In hoger beroep heeft [ Appellant ] aangevoerd dat het ontoelaatbaar is dat een dossier (in een laat processueel stadium) wordt overgedragen aan een andere rechter en dat de rechter die de tussenbeschikking heeft gewezen niet meer bij de eindbeschikking betrokken is.
2.5. Het hof is van oordeel dat [ Appellant ] bij deze klacht geen belang heeft nu hij het geschil in hoger beroep heeft voorgelegd.
2.6. Met betrekking tot zijn leefomstandigheden voert [ Appellant ] het volgende aan.
Hoewel nog gehuwd, leeft hij al jaren gescheiden van zijn vrouw en kinderen waardoor hij alimentatieplichtig is. Het is dan ook uitgesloten dat hij in het kader van het te bepalen vrij te laten bedrag het inkomen van zijn (ex)vrouw dient op te geven. Voorts stelt hij zich op het standpunt dat hij heeft aangetoond dat er lesgeld voor de school van zijn kinderen dient te worden betaald. Verder voert hij aan in een appartement te wonen dat hij huurt. Hij meent dat hij niet meer feiten en omstandigheden over zijn leefsituatie kan melden dan hij reeds heeft gedaan. Indien de Nederlandse rechter bij dit alles twijfels heeft is een rogatoire commissie volgens hem het aangewezen middel - desnoods via een video conference - om waarheidsvinding mogelijk te maken. Een bevestiging dat in Portugal niet aanstonds wordt gewerkt met een huurcontract zou dan ook kunnen volgen uit het horen - ten overstaan van een Portugese rechter - van zowel [ Appellant ] als de verhuurder. Dit zelfde geldt voor het verkrijgen van duidelijkheid omtrent de (vermeende) door hem zelf opgemaakte huurkwitanties. Door het verzoek van [ Appellant ] tot het benoemen van een rogatoire commissie af te wijzen heeft de kantonrechter in strijd met het EU-recht jo artikel 6 EVRM gehandeld, waardoor de vrijheid van personenverkeer onevenredig wordt beperkt, aldus [ Appellant ]. Hij voert nog aan dat het aan de curator is om een volledig vermogens- en/of inkomensonderzoek te doen. Daartoe zijn voor de curator immers voldoende middelen voorhanden om informatie te vergaren en zijn rechten en aanspraken in Portugal te effectueren.
2.7. Van As heeft – samengevat – het volgende verweer gevoerd.
[ Appellant ] beschikt over voldoende inkomsten. Hij heeft in eerste aanleg noch in hoger beroep aannemelijk gemaakt dat het instellen van een rogatoire commissie noodzakelijk zou zijn. Het verzoek is volgens van As slechts gedaan omdat [ Appellant ] niet naar Nederland durft te komen uit angst opgepakt te worden voor faillissementsverhoor.
2.8. Het hof oordeelt als volgt.
2.9. De door [ Appellant ] aan het hof overgelegde stukken omvatten behalve het beroepschrift en de bestreden beschikking geen andere stukken. Bij brieven van 29 juli 2010 en 15 september 2010 heeft het hof [ Appellant ] verzocht alle ontbrekende stukken, waaronder het dossier in eerste aanleg aan het hof te doen toekomen. Het hof heeft in deze zaak echter de gevraagde stukken niet ontvangen. Tijdens de mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft de advocaat van [ Appellant ] desgevraagd verklaard dat er bewust voor is gekozen het hof niet te voorzien van nadere stukken omdat [ Appellant ] eerst in de gelegenheid dient te worden gesteld zich in Portugal nader uit te laten ten overstaan van een rogatoire commissie.
2.10. Gelet op de beperkte hoeveelheid stukken en de bewuste keuze van [ Appellant ] om het hof niet te voorzien van nadere stukken, waar onder de stukken in de eerste aanleg, zijn er onvoldoende aanknopingspunten om de verzoeken van [ Appellant ] toe te wijzen. De door hem ingenomen stellingen zijn onvoldoende belicht en bieden reeds hierom geen grondslag om hem toe te laten tot bewijslevering in de vorm van een rogatoire commissie; zijn bewijsaanbod zal door het hof worden gepasseerd. Het hof merkt nog op dat op [ Appellant ] de stelplicht en eventuele bewijslast rust ten aanzien van zijn verzoek tot vaststelling van een beslagvrije voet zodat het aan hem en niet aan de curator is om gemotiveerd en gestaafd met stukken naar voren te brengen dat hij over onvoldoende middelen van bestaan beschikt.
2.11. De slotsom is dat het hoger beroep zal worden verworpen. De bestreden beschikking zal worden bekrachtigd en [ Appellant ] zal, als de in het ongelijkgestelde partij, worden verwezen in de kosten van het beroep.
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
verwijst [ Appellant ] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van Van As gevallen en tot op heden begroot op € 263,- wegens verschotten en € 1.788,- aan salaris;
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar, J.C. Toorman en E. M. Polak en uitgesproken in het openbaar door de rolraadsheer op 29 maart 2011.
Beschikking van de Derde Burgerlijke Handelskamer
[ Appellant ] vs Van As
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
verwijst [ Appellant ] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van Van As gevallen en tot op heden begroot op € 263,- wegens verschotten en € 1.788,- aan salaris;
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar, J.C. Toorman en E. M. Polak en uitgesproken in het openbaar door de rolraadsheer op 29 maart 2011.