ECLI:NL:GHAMS:2011:BP8921

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.021.212/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgplicht van het waterschap bij wateroverlast op landbouwgrond

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [Appellant] tegen het waterschap Roer en Overmaas, naar aanleiding van wateroverlast op twee percelen landbouwgrond. [Appellant] is pachter van deze percelen en heeft schade geleden door overstromingen van de [beek 1] in de jaren 1997, 1998, 1999, 2000 en 2001. Hij heeft het waterschap aansprakelijk gesteld voor de geleden schade, maar het waterschap heeft de aansprakelijkheid betwist. De rechtbank heeft eerder een deskundigenbericht gelast, waaruit bleek dat het waterschap niet tekortgeschoten was in haar zorgplicht. [Appellant] is in hoger beroep gegaan en heeft twee grieven ingediend, waarbij hij onder andere vordert dat het hof een descente zal bevelen en het waterschap zal veroordelen tot schadevergoeding van € 55.934,14, met rente en kosten van het geding. Het hof heeft besloten om nadere informatie van beide partijen te verkrijgen voordat het een beslissing neemt over het al dan niet gelasten van een nieuw deskundigenbericht. De zaak is verwezen naar de rol voor memoriewisseling, waarbij partijen hun standpunten verder kunnen toelichten. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan tot de rolzitting op 19 april 2011.

Uitspraak

zaaknummer 200.021.212/01
22 maart 2011
GERECHTSHOF TE 'S-HERTOGENBOSCH
MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende te [A], gemeente [B],
APPELLANT,
advocaat: mr. J. van Zinnicq Bergmann te 's-Hertogenbosch,
t e g e n
de publiekrechtelijke rechtspersoon
WATERSCHAP ROER EN OVERMAAS,
gevestigd te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. J.P.F.W. van Eijck te Eindhoven.
1. Het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna [Appellant] en het waterschap genoemd.
Bij dagvaarding van 26 november 2008 is [Appellant] in hoger beroep gekomen van de vonnissen van de rechtbank Maastricht van 18 februari 2004 en 27 augustus 2008, in deze zaak onder zaak-/rolnummer 81259/HA ZA 03-127 gewezen tussen hem als eiser en het waterschap als gedaagde.
Bij memorie van grieven heeft [Appellant] twee grieven tegen het vonnis aangevoerd, bewijs aangeboden en geconcludeerd, zakelijk weergegeven, dat het hof bij tussenarrest een descente zal bevelen en bij eindarrest de vonnissen zal vernietigen, voor recht zal verklaren dat het waterschap onrechtmatig jegens [Appellant] heeft gehandeld en het waterschap zal veroordelen, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 55.934,14, met rente en kosten van het geding in beide instanties, en [Appellant] in de gelegenheid zal stellen zijn schade nader te bewijzen.
Bij memorie van antwoord heeft het waterschap de grieven bestreden, producties in het geding gebracht en geconcludeerd dat het hof het vonnis zal bekrachtigen en [Appellant] zal veroordelen in de kosten van het hoger beroep.
[Appellant] heeft een akte genomen, waarop het waterschap bij antwoordakte heeft gereageerd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
2. Beoordeling
2.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd betwist, mede gelet op de overgelegde producties, staat tussen partijen het volgende vast.
a. [Appellant] is pachter van twee percelen landbouwgrond, kadastraal bekend gemeente [A], Sectie [X], nrs. [nummer] en [nummer], groot 4 hectaren, 6 aren, 45 centiaren gelegen aan de [beek 1] en de [beek 2] (hierna: de percelen). [Appellant] gebruikt de percelen in de uitoefening van zijn agrarische bedrijf.
b. Het waterschap heeft de [beek 1] en de [beek 2] in beheer en in onderhoud.
c. In mei 1997 is de [beek 1] buiten haar oevers getreden. Daarbij is schade ontstaan aan de toen door [Appellant] op de percelen geteelde snijmaïs. Bij brief van 10 september 1997 heeft [Appellant] het waterschap hiervoor aansprakelijk gesteld. Het waterschap heeft haar aansprakelijkheid betwist.
d. Op 6-7 juni 1998 is de [beek 1] wederom buiten haar oevers getreden. Daarbij is schade ontstaan aan de toen door [Appellant] op de percelen geteelde consumptieaardappelen. Bij brief van 16 juni 1998 heeft [Appellant] het waterschap hiervoor aansprakelijk gesteld. Het waterschap heeft haar aansprakelijkheid betwist.
e. In 1999 is de [beek 1] wederom buiten haar oevers getreden en is schade ontstaan aan de toen door [Appellant] op de percelen geteelde suikerbieten.
f. In 2000 is de [beek 1] wederom buiten haar oevers getreden en is schade ontstaan aan de toen door [Appellant] op de percelen geteelde wortelen.
g. In 2001 heeft het waterschap de linkeroever van de [beek 1] ter hoogte van de percelen opgehoogd.
2.2 In dit geding vordert [Appellant] schadevergoeding van het waterschap op grond van de stelling dat het waterschap onrechtmatig jegens [Appellant] heeft gehandeld door niet tijdig voldoende maatregelen te nemen tegen de wateroverlast op de percelen. De rechtbank heeft een deskundigenbericht gelast en op basis van het uitgebrachte deskundigenbericht geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat het waterschap eerdere maatregelen had kunnen en moeten nemen. Op die grond heeft de rechtbank de vorderingen van [Appellant] afgewezen. Hiertegen is het hoger beroep gericht met twee grieven die het geschil in volle omvang aan de orde stellen en zich lenen voor gezamenlijke behandeling.
2.3 Op [Appellant] rust de bewijslast van feiten en omstandigheden die meebrengen dat het waterschap is tekortgeschoten in haar zorgplicht (waaronder in beginsel ook feiten en omstandigheden die concretiseren hoe ver de zorgplicht in dit geval reikt). Op het waterschap rust de last om [Appellant] voldoende feitelijke aanknopingspunten voor bewijslevering te verschaffen.
2.4 Het hof wenst thans eerst nadere informatie van partijen te verkrijgen en zal daarna beslissen of het een nieuw deskundigenbericht zal gelasten. De zaak zal daarom naar de rol worden verwezen voor memoriewisseling.
2.5 Het hof wenst van [Appellant] te verkrijgen:
a. De exacte data waarop naar zijn stellingen de [beek 1] in de jaren 1999, 2000 en eventueel 2001 buiten zijn oevers is getreden waarbij schade aan de gewassen van [Appellant] is ontstaan.
b. Een volledige onderbouwing van de gevorderde schade, ieder jaar apart gespecificeerd met een nadere berekening en gestaafd met verificatoire bescheiden;
c. Opgave van de exacte datum of data waarop het waterschap in 2001 en/of 2002 maatregelen heeft getroffen (vergelijk de inleidende dagvaarding onder 11 met de conclusie van antwoord onder 14) met een precieze omschrijving (gebruikte materialen, afmetingen e.d.) van de op die datum of data getroffen maatregelen;
d. Precisering naar datum en locatie van zijn stelling dat het waterschap begin jaren negentig de linkeroever van de [beek 2] heeft opgehoogd, met verduidelijking wat die ophoging precies inhield.
2.6 Het hof wenst van het waterschap te verkrijgen:
a. Gegevens over de regenval in de door [Appellant] op te geven nadere data in 1999, 2000 en eventueel 2001;
b. Een reactie op de door [Appellant] te geven onderbouwing van de gestelde schade;
c. Opgave van de exacte datum of data waarop het waterschap in 2001 en/of 2002 maatregelen heeft getroffen (vergelijk de inleidende dagvaarding onder 11 met de conclusie van antwoord onder 14) met een precieze omschrijving (gebruikte materialen, afmetingen e.d.) van de op die datum of data getroffen maatregelen, met opgave van de daarmee gemoeide kosten;
d. Feitelijke gegevens over de stelling van [Appellant] dat het waterschap begin jaren negentig de linkeroever van de [beek 2] heeft opgehoogd (opgave van de onderhoudswerkzaamheden die het waterschap in de betreffende periode aan het betreffende deel van de [beek 2] heeft verricht; indien sprake is van een omvangrijke productie: met concrete verwijzing naar de relevante passage(s));
e. Een afschrift van het in het deskundigenbericht van
20 augustus 2007 op p. 11 bedoelde Nationaal Bestuursakkoord Water, voorzover daarin is omschreven welke beschermingsniveaus gelden in welke gevallen, met een nadere omschrijving van de juridische status van dit akkoord.
2.7 Indien de memoriewisseling daartoe aanleiding geeft, zal het hof een nieuw deskundigenbericht gelasten, uit te voeren door een of meer andere deskundige(n) dan de door de rechtbank benoemde deskundige. Daarbij zal het hof dan bepalen dat onderdeel van het onderzoek zal zijn dat de deskundige(n) een bezichtiging ter plaatse houdt/houden in aanwezigheid van partijen, waarbij partijen in de gelegenheid dienen te worden gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen. Mede hierom ziet het hof in elk geval in dit stadium geen aanleiding om een descente te bevelen.
Partijen dienen reeds thans in hun memoriewisseling zich (bij voorkeur eensluidend) uit te laten over de persoon/personen van de eventueel te benoemen deskundige(n) en de te stellen vragen.
Voorzover het waterschap luchtfoto's aan de door de rechtbank benoemde deskundige heeft doen toekomen die niet in het geding zijn gebracht, dient het waterschap die bij haar memorie in het geding te brengen.
2.8 Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.
3. Beslissing
Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 19 april 2011 voor een memorie aan de zijde van [Appellant];
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C. Toorman,
W.J. Noordhuizen en G.C.C. Lewin en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 22 maart 2011.