ECLI:NL:GHAMS:2011:BP7907

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.011.121-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen dwangbevel van Poster Vision Outdoor Media B.V. ongegrond verklaard

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzet van Poster Vision Outdoor Media B.V. tegen een dwangbevel dat door de gemeente Amsterdam was uitgevaardigd. Poster Vision had in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin het verzet tegen het dwangbevel ongegrond was verklaard. De gemeente had Poster Vision aangesproken op het verwijderen van twee billboards die zonder toestemming waren geplaatst op de zijgevels van gehuurde panden aan de Admiraal de Ruijterweg in Amsterdam. De gemeente had eerder dwangsombesluiten opgelegd, maar Poster Vision had niet voldaan aan deze last. Het hof oordeelde dat Poster Vision zich onvoldoende had ingespannen om de billboards te verwijderen en dat de gemeente in redelijkheid tot invordering van de dwangsommen had kunnen besluiten. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde Poster Vision in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bedrijven om te voldoen aan gemeentelijke voorschriften en de noodzaak van actieve medewerking bij het verkrijgen van toestemming van eigenaren voor het plaatsen van reclame.

Uitspraak

zaaknummer 200.011.121/01
1 februari 2011
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
POSTER VISION OUTDOOR MEDIA B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
APPELLANTE IN HET PRINCIPAAL APPEL,
GEÏNTIMEERDE IN HET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL APPEL,
advocaat: mr. H.A. Sarolea te Amsterdam,
t e g e n
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE AMSTERDAM (Stadsdeel De Baarsjes),
zetelende te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE IN HET PRINCIPAAL APPEL,
APPELLANTE IN HET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL APPEL,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna Poster Vision en de gemeente genoemd.
Bij dagvaarding van 14 juli 2008 is Poster Vision in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam
van 28 mei 2008, in deze zaak onder zaak-/rolnummer 376041/HA ZA 07-2099 gewezen tussen haar als eiseres en de gemeente als gedaagde.
Bij memorie van grieven heeft Poster Vision twee grieven tegen het vonnis aangevoerd en geconcludeerd, zakelijk weergegeven, dat het hof het vonnis zal vernietigen, alsnog het verzet tegen het ten processe bedoelde dwangbevel gegrond zal verklaren en het dwangbevel zal vernietigen, althans de verbeurde dwangsommen op nihil zal stellen, met veroordeling van de gemeente in de kosten van het geding in beide instanties.
Bij memorie heeft de gemeente de grieven van Poster Vision bestreden, voorwaardelijk incidenteel appel ingesteld onder aanvoering van twee grieven, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof het vonnis zal bekrachtigen en Poster Vision zal veroordelen, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het hoger beroep.
Bij memorie van antwoord in het voorwaardelijk incidenteel appel heeft Poster Vision producties in het geding gebracht en gemotiveerd geconcludeerd dat het voorwaardelijk incidenteel appel dient te worden verworpen.
Op 23 november 2010 hebben partijen de zaak schriftelijk doen bepleiten door overlegging ter rolle van pleitnotities. Poster Vision heeft op dezelfde datum een als "dupliek" aangeduid gedingstuk overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
2. Beoordeling
2.1 Over de feiten die de rechtbank onder rov. 2.1 tot en met 2.8 van het vonnis heeft vastgesteld, bestaat geen geschil, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
2.2 Het gaat in deze zaak om het volgende:
a. Poster Vision exploiteert twee billboards die door
middel van ophangconstructies zijn verankerd in de door
haar gehuurde zijgevels van de panden aan de
Admiraal de Ruijterweg 161 en 162 te Amsterdam.
b. Bij besluit van 9 september 2005 heeft de gemeente
Poster Vision als overtreder aangeschreven tot het verwijderen en verwijderd houden van het billboard, aangebracht op de zijgevel van het pand aan de
Admiraal de Ruyterweg 161, onder verbeurte van een dwangsom van € 3.000,-. Bij besluit van dezelfde datum heeft de gemeente Poster Vision een dienovereenkomstige last opgelegd met betrekking tot het billboard op de zijgevel van het pand aan de Admiraal de Ruyterweg 162, eveneens onder verbeurte van een dwangsom van € 3.000,-. Het bezwaar van
Poster Vision tegen deze beide besluiten is
niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
c. Poster Vision heeft niet aan de last van de beide dwangsombesluiten van 9 september 2005 voldaan.
d. Op 9 mei 2006 heeft de gemeente tegen Poster Vision een dwangbevel uitgevaardigd tot betaling van € 6.000,-, met rente en kosten. Het dwangbevel is op 11 juli 2006 aan Poster Vision betekend.
2.3 Poster Vision heeft verzet aangetekend tegen het dwangbevel. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard. Hiertegen is het hoger beroep gericht.
2.4 In eerste aanleg heeft Poster Vision aangevoerd dat zij in de onmogelijkheid verkeert om aan de last te voldoen, omdat de eigenaars van de panden desgevraagd hebben geweigerd haar toestemming te verlenen tot het verwijderen van de billboards.
2.5 In rov. 4.8 heeft de rechtbank overwogen dat voor beoordeling van dit betoog in de verzetprocedure geen plaats is, omdat het had kunnen worden gevoerd in de bestuursrechtelijke procedure die tegen de dwangsombesluiten heeft opengestaan. Tegen deze overweging zijn de grieven niet gericht.
2.6 Grief I is gericht tegen rov. 4.9 van het vonnis, waarin de rechtbank heeft overwogen dat Poster Vision zich zo weinig heeft ingespannen om tot verwijdering van de billboards te komen, dat de gemeente in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot invordering van de verbeurde dwangsommen. Het hof verenigt zich met dit oordeel. Weliswaar heeft Poster Vision een brief van 22 maart 2006 overgelegd van makelaarskantoor Van Eijsden, ter Borgh & Roos B.V. te Amsterdam die als eigenaar of namens de eigenaar vermeldt geen toestemming te verlenen tot het verwijderen van de bevestigingsconstructie met billboard van de zijgevel van het pand aan de Admiraal de Ruyterweg 162, maar daaruit kan niet worden afgeleid dat Poster Vision enige inspanning heeft verricht om de eigenaar van dit pand tot een andere opstelling te bewegen. De gang van zaken met betrekking tot het ontbreken van toestemming van de eigenaar van het pand aan de Admiraal de Ruyterweg 161 is in het geheel niet met bescheiden onderbouwd. Gesteld noch gebleken is dat Poster Vision de eigenaars heeft geconfronteerd met de dwangsombesluiten van 9 september 2005, nader bij hen heeft aangedrongen op het alsnog verlenen van toestemming, hen heeft gesommeerd medewerking te verlenen en/of
met rechtsmaatregelen heeft gedreigd. Voorts blijkt niets van enig overleg tussen Poster Vision en de eigenaars over een wijze van verwijdering die schade aan de panden voorkomt of beperkt. Dergelijke inspanningen kunnen niet als bij voorbaat zinloos worden aangemerkt en mochten van
Poster Vision worden gevergd. Grief I faalt dan ook.
2.7 Grief II kan bij gebrek aan zelfstandige betekenis onbesproken blijven.
2.8 De voorwaarde waaronder het incidenteel appel is ingesteld, is niet vervuld, zodat het geen behandeling behoeft. Het vonnis dient te worden bekrachtigd.
Poster Vision zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
3. Beslissing
Het hof:
in het principaal appel
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt Poster Vision in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de zijde van de gemeente gevallen, op € 303,00 aan verschotten en € 894,00 aan salaris van de advocaat;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.H. de Bock,
W.J. Noordhuizen en G.C.C. Lewin en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 1 februari 2011.