Voor de rechtbank was in geschil de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildata
1 januari 2005 en 1 januari 2007.
De rechtbank heeft omtrent het geschil, voor zover in hoger beroep van belang, overwogen:
4.2. Op verweerder rust de last aannemelijk te maken dat hij de waarde voor het kalenderjaar 2007 en 2008 niet te hoog heeft vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder voor beide kalenderjaren niet in zijn bewijslast geslaagd.
4.3. Niet in geschil is dat voor het kalenderjaar 2007 de waarde van de onroerende zaak ingevolge artikel 18, derde lid van de Wet WOZ dient te worden bepaald naar de staat van de onroerende zaak op 1 januari 2007, nu de onroerende zaak kort voor het begin van het kalenderjaar 2007 is veranderd als gevolg van sloop. Voor het jaar 2007 gaat het derhalve om waardering van de kale grond naar het prijspeil van 1 januari 2005.
Voorts is niet in geschil dat voor het kalenderjaar 2008 de waarde van de onroerende zaak ingevolge artikel 18, derde lid van de Wet WOZ dient te worden bepaald naar de staat van de onroerende zaak op 1 januari 2008, nu de onroerende zaak in het kalenderjaar 2007 is veranderd als gevolg van een bestemmingsverandering en bouw (…).
4.5. Omdat eiser in 2006 twee stukken grond heeft aangekocht, zijn er marktgegevens beschikbaar rond de waardepeildata 1 januari 2005 en 1 januari 2007. In voornoemde taxatierapporten is bij de waardebepaling uitgegaan van deze aankoopcijfers. Het eigen transactiecijfer van de grond vormt in beginsel de beste indicatie voor de waarde van de grond en prevaleert doorgaans boven een taxatie gebaseerd op transactiecijfers van vergelijkingsobjecten. Echter in dit geval heeft eiser niet alleen grond gekocht, maar grond met daarop een woning. Volgens verweerder kunnen de aankoopcijfers gebruikt worden voor de waardebepaling van de grond omdat de waarde van de opstallen verwaarloosbaar is. De rechtbank verwerpt deze stelling omdat niet is gebleken of is onderbouwd dat het pand op de aankoopdatum een slooppand zonder waarde betrof. Voor zover al aannemelijk zou zijn dat aan de woning geen waarde kon worden toegekend, heeft verweerder bij de waardebepaling geen rekening gehouden met de sloopkosten, hetgeen gebruikelijk is. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de aankoopcijfers van de grond inclusief opstallen niet gebruikt kunnen worden voor de waardebepalingen.
4.6. Door de wijze waarop verweerder de waarde voor de kalenderjaren 2007 en 2008 heeft bepaald kan naar het oordeel van de rechtbank geen goede benadering worden gegeven van de onder 4.1. bedoelde waarde van de grond, respectievelijk van de woning in aanbouw. De waarde van de grond kan naar het oordeel van de rechtbank in dit geval het beste bepaald worden door de vergelijkingsmethode te hanteren, dan wel door de waarde te baseren op de uitgifteprijzen die de gemeente hanteert op de waardepeildatum, voor grond met dezelfde bestemming op een vergelijkbare locatie en met een vergelijkbare kavelgrootte.
4.7. Met hetgeen eiser naar voren heeft gebracht heeft eiser evenmin aannemelijk gemaakt dat de waarde van de onroerende zaken voor de kalenderjaren 2007 en 2008 op respectievelijk € 600.000 en € 1.260.000 dient te worden vastgesteld.
4.8. Eiser stelt dat de grondwaarde dient te worden vastgesteld op basis van de residuele grondwaarde. Deze wordt volgens eiser berekend door de grondwaarde (totale waarde economische verkeer) te verminderen met de opstalwaarde. Naar het oordeel van de rechtbank kan door toepassing van deze waarderingsmethode geen goede benadering worden gegeven van de onder 17, tweede of derde lid, Wet WOZ bedoelde waarde.
4.9. Eiser stelt dat het kadastrale perceel […] 655 […], rekening houdend met de agrarische bestemming, voor maximaal de agrarische waarde dient te worden meegenomen in de WOZ-waarde, ad € 40.000.
De rechtbank deelt deze mening niet. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de agrarische bestemming die (nog) op dit perceel rust, een waardedrukkend effect heeft in de omvang als door hem gesteld. De rechtbank betrekt daarbij dat het perceel feitelijk niet overeenkomstig de bestemming werd gebruikt en dat eiser het perceel met deze agrarische bestemming begin 2006 heeft gekocht voor € 225.000.
4.10. Zowel verweerder als eiser hebben de door hun voorgestane waarden voor de kalenderjaren 2007 en 2008 niet aannemelijk gemaakt. Omdat de rechtbank over onvoldoende feiten beschikt om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid van de Awb zelf in de zaken te voorzien, is de rechtbank van oordeel dat de zaak teruggewezen moet worden naar verweerder voor een hernieuwde vaststelling van de waarde voor de kalenderjaren 2007 en 2008. Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen gegrond te worden verklaard.