ECLI:NL:GHAMS:2011:BP6972

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00639
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring in hoger beroep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 februari 2011 uitspraak gedaan over het verzet van belanghebbende tegen een eerdere niet-ontvankelijk verklaring in hoger beroep. Belanghebbende had op 24 september 2010 een beroepschrift ingediend tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem, maar dit beroepschrift was niet tijdig ontvangen. De termijn voor het indienen van het hoger beroep was begonnen op 10 augustus 2010 en eindigde op 21 september 2010. Het Hof oordeelde dat de vergissing van belanghebbende bij het bepalen van de indieningstermijn niet voldoende was om aan te nemen dat zij niet in verzuim was. Het niet zoeken naar een belangenbehartiger werd als een omstandigheid beschouwd die voor rekening van belanghebbende kwam. Tijdens de zitting op 27 januari 2011 was alleen de echtgenoot van belanghebbende aanwezig, terwijl belanghebbende zelf niet verscheen. Het Hof concludeerde dat de psychische gesteldheid van belanghebbende niet zodanig was dat dit haar verhinderde om tijdig een belangenbehartiger te zoeken. Het verzet werd dan ook ongegrond verklaard, en belanghebbende werd gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de beslissing werd vastgesteld door mr. J.P.A. Boersma, lid van de belastingkamer, in aanwezigheid van griffier E.J.P.M. Grotenhuis.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Kenmerk P10/00639
uitspraak als bedoeld in artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van de vijfde enkelvoudige belastingkamer
op het verzet van
[X] te [Z],
belanghebbende.
1. Het verzetschrift, ingekomen ter griffie op 7 december 2010, is gericht tegen de ingevolge artikel 8:54 van de Awb door de vijftiende enkelvoudige belastingkamer gedane uitspraak op het hoger beroep van belanghebbende van 21 oktober 2010, per aangetekende post aan partijen verzonden op 21 oktober 2010.
2. Belanghebbende heeft op 24 september 2010 door middel van een niet per post verzonden beroepschrift hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, sector bestuursrecht, gedagtekend en verzonden op 10 augustus 2010, kenmerk AWB 09/3886.
Bij de onder 1. vermelde uitspraak is belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep wegens overschrijding van de termijn voor het indienen van het (hoger) beroepschrift.
3. Het verzet is behandeld ter zitting van 27 januari 2011, alwaar de echtgenoot van belanghebbende is verschenen. Belanghebbende is niet verschenen.
4.1. Het op (vrijdag) 24 september 2010 gedateerde en op die dag afgegeven beroepschrift is niet ontvangen binnen de bij artikel 6:7 Awb bepaalde indieningstermijn van zes weken. Deze termijn ving aan op (dinsdag) 10 augustus 2010 en eindigde op (dinsdag) 21 september 2010. Belanghebbende heeft dan ook buiten de termijn hoger beroep ingesteld.
4.2. Ter zitting heeft de echtgenoot van belanghebbende in eerste instantie aangevoerd dat zij de beroepstermijn hadden berekend en meenden dat indiening op 24 september 2010 tijdig zou zijn. In tweede instantie stelde hij dat belanghebbende psychisch niet in staat was haar belangen te behartigen maar niet wilde dat iemand dit voor haar zou doen.
4.3. Het enkele feit dat belanghebbende zich vergist heeft bij het bepalen van de termijn is geen omstandigheid op grond waarvan valt aan te nemen dat zij niet in verzuim is.
Het feit dat belanghebbende heeft afgezien van het zoeken van iemand die haar belangen zou kunnen behartigen, is een omstandigheid die voor haar rekening dient te komen. Ter zitting is niet aannemelijk geworden dat haar psychische gesteldheid van dien aard was dat het niet-zoeken van een dergelijke persoon haar niet als verzuim valt aan te merken.
Het Hof is daarom van oordeel dat niet gezegd kan worden dat belanghebbende niet in verzuim is geweest bij het indienen van het (hoger) beroepschrift.
5. Beslissing:
Het Hof verklaart het verzet ongegrond.
Aldus vastgesteld op 10 februari 2011 door mr. J.P.A. Boersma, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van E.J.P.M. Grotenhuis als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.