GERECHTSHOF AMSTERDAM
VIERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
1. de rechtspersoon naar vreemd recht GALLUP INC.,
gevestigd te Omaha, Nebraska (Verenigde Staten van Amerika),
2. de rechtspersoon naar het recht van Duitsland GALLUP GMBH,
gevestigd te Wiesbaden (Duitsland)
APPELLANTEN in het principaal hoger beroep,
GEÏNTIMEERDEN in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
1. de rechtspersoon naar het recht van Zwitserland
GALLUP INTERNATIONAL ASSOCIATION,
gevestigd te Zürich (Zwitserland),
GEÏNTIMEERDE in het principaal hoger beroep,
APPELLANTE in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. P.N. van Regteren Altena te Amsterdam,
2. de stichting GALLUP FOUNDATION,
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. P.N. van Regteren Altena te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TNS NIPO B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. N.W. Mulder te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna als volgt aangeduid: appellanten gezamenlijk als Gallup Inc c.s. en afzonderlijk als achtereenvolgens Gallup Inc en Gallup GmbH, geïntimeerden sub 1 en 2 gezamenlijk als GIA c.s. en afzonderlijk als achtereenvolgens Gallup International of GIA en Gallup Foundation, en geïntimeerde sub 3 als Nipo, telkens ook wanneer een eventuele rechtsvoorgangster is bedoeld.
Bij dagvaarding van 31 oktober 2007 zijn Gallup Inc c.s. in hoger beroep gekomen van het vonnis dat de rechtbank te Amsterdam onder zaaknummer/rolnummer 321470/HA ZA 05-2200 tussen partijen (Gallup Inc c.s. als eiseressen in conventie, tevens verweersters in reconventie, Nipo als gedaagde in conventie, tevens eiseres in reconventie, Gallup Foundation als gedaagde in conventie, en Gallup International als interveniënte) heeft gewezen en dat is uitgesproken op 5 september 2007.
Gallup Inc c.s. hebben bij memorie vijf grieven voorgesteld, bewijs aangeboden, producties overgelegd, hun eis gewijzigd en geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en alsnog bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, hun vorderingen zoals in hun memorie verwoord zal toewijzen, met veroordeling van geïntimeerden in de kosten van het geding in beide instanties, voor zover het de appelprocedure betreft op de voet van art. 1019h Rv.
Daarop hebben Gallup International, Gallup Foundation en Nipo bij afzonderlijke memories geantwoord, waarbij zij elk de grieven hebben bestreden en, onder verwijzing naar de over en weer ingenomen standpunten en met aanbieding van bewijs, hebben geconcludeerd tot – zakelijk – bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep voor zover de vorderingen van Gallup Inc c.s. zijn afgewezen en veroordeling van appellanten in de volledige kosten van het principaal appel op de voet van art. 1019h Rv. Bij haar memorie heeft Gallup International van haar kant – in incidenteel hoger beroep – eveneens appel ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Daarbij heeft zij vier grieven voorgesteld, haar eis gewijzigd, producties overgelegd, bewijs aangeboden en geconcludeerd als in haar memorie is verwoord, met veroordeling van Gallup Inc c.s. in de volledige kosten van het geding in het incidenteel appel op de voet van art. 1019h Rv.
Vervolgens hebben Gallup Inc c.s. in het incidenteel appel bij memorie geantwoord, nog enige producties overgelegd en geconcludeerd tot afwijzing van dat appel en veroordeling van Gallup International in de hierop gevallen kosten op de voet van art. 1019h Rv.
Partijen hebben de zaak op 14 oktober 2009 doen bepleiten, Gallup Inc c.s. door mr. P.J.M. Steinhauser, advocaat te Amsterdam, Gallup International door mr. P.N.A.M. Claassen, advocaat te Breda, Gallup Foundation door mr. M.H.L. Hemmer, advocaat te Breda en Nipo door mr. N.W. Mulder voornoemd, ieder aan de hand van overgelegde pleitnotities. Bij die gelegenheid hebben geïntimeerden nog producties (genummerd 32 t/m 54) in het geding gebracht en hebben de raadslieden van alle partijen hun kostenspecificaties overgelegd. Partijen hebben antwoord gegeven op door het hof gestelde vragen. Voorts hebben Gallup Inc c.s. en Nipo na beraad eensluidend medegedeeld dat de vordering van Gallup Inc c.s. tegen Nipo is ingetrokken en dat daarop, ook ten aanzien van de kosten, niet meer behoeft te worden beslist.
Nadat door partijen arrest was gevraagd is de voorzitter van de behandelende kamer van het hof overleden. Daarna is aan partijen gelegenheid geboden hun zaak opnieuw te doen bepleiten, waarvan zij op 12 januari 2011 gebruik hebben gemaakt. Voor Gallup Inc c.s. is gepleit door mr. Steinhauser voornoemd die nog een kostenspecificatie heeft overgelegd, voor Gallup International door mr. Claassen voornoemd en voor Gallup Foundation door mr. Hemmer voornoemd, ieder wederom aan de hand van overgelegde pleitnotities.
Ten slotte hebben partijen wederom arrest gevraagd op de stukken van beide instanties, met inbegrip van de processtukken van het geding tegen Nipo die op verzoek van de resterende partijen thans als producties in hun zaak worden aangemerkt. De inhoud van al deze stukken geldt als hier ingevoegd.
Voor de grieven in beide appellen verwijst het hof naar de desbetreffende memories.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.18 een aantal feiten vastgesteld. Met grief I in het principaal appel voeren Gallup Inc c.s. aan dat de door de rechtbank gegeven opsomming van feiten op een aantal punten correctie dan wel aanvulling behoeft en dat enkele door hen opgesomde feiten ten onrechte niet in het vonnis zijn vermeld. Deze grief faalt, aangezien Gallup Inc c.s. hier miskennen dat ingevolge art. 230 Rv, aanhef en lid 1 sub e, een rechter niet meer feiten in zijn vonnis behoeft te vermelden dan waarop zijn beslissing berust. Voor zover de door Gallup Inc c.s. gestelde feiten, die deels door geïntimeerden zijn betwist, alsnog voor de beoordeling van de zaak van belang blijken zal het hof daarop hierna terugkomen. Voor het overige zijn door partijen geen grieven tegen de feitenvaststelling in het vonnis gericht en bestaat daaromtrent geen geschil zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
4.1. (a) In 1935 heeft dr. [X] (hierna: dr. [X]) het format ontwikkeld van een opinieonderzoek onder de Amerikaanse bevolking, dat bekend werd als de ‘Gallup poll’. Gallup Inc is sinds 1992 de naam van de door onder anderen dr. [X] in 1958 als The Gallup Organization Inc opgerichte rechtspersoon. Gallup GmbH is een dochteronderneming van Gallup Inc. Dr. [X] is in 1984 overleden.
(b) Gallup Inc is tot de opzegging op 1 juli 1992 lid geweest van de overkoepelende organisatie die thans is genaamd Gallup International Association, opgericht in 1982 als vereniging naar Zwitsers recht onder de naam Gallup International Research Institute (GIRI). Deze vereniging is de voortzetting van een eerdere, vanaf 1972 onder die naam optredende, informele vereniging die werd opgericht in 1947 onder de naam International Association of Public Opinion Institutes (IAPOI).
(c) Nipo is in 1945 opgericht door (onder meer) [Medewerker 1]. Op 26 oktober 1981 is Gallup Foundation door Nipo opgericht.
(d) Nipo heeft in 1947 het woordmerk ‘Gallup’ internationaal gedeponeerd voor warenklasse 16 (o.a. rapporten op het gebied van onderzoek naar de publieke opinie), geregistreerd onder nummer 132442. Sinds 28 mei 1971 staat dit merk in de Benelux geregistreerd onder nummer 035278.
(e) Nipo heeft op 20 maart 1990 het woordmerk ‘Gallup’ in de Benelux gedeponeerd voor warenklasse 35 (markt- en opinieonderzoek), geregistreerd onder nummer 476112.
(f) Gallup Inc heeft op 11 oktober 1993 het woordmerk ‘Gallup’ in de Benelux gedeponeerd voor warenklasse 35, geregistreerd onder nummer 540744 op haar naam.
(g) Gal1up Inc en Nipo zijn op 14 juli 1995 een schriftelijke overeenkomst aangegaan, inhoudende onder meer:
"2. For and in consideration the above and of the payment to Nipo in an amount not to exceed USD $ 10,00 NIPO hereby assigns the following trademarks, the registration and the rights attached thereto, to Gallup [bedoeld is Gallup Inc, hof] or its subsidiary Gallup, GmbH, who accepts the assignment:
Benelux Registration No. 476112 for the trademark GALLUP.
Benelux Registration No. 035278 for the trademark GALLUP.
International Registration No 2R132442 for the trademark Gallup with current accepted filings in Liechtenstein, Germany, Spain, Morocco, Austria, France, Monaco, San Marino, Hungary, Switzerland, Yugoslavia and the former Czechoslovakia. (…)
3. As further consideration and as an integral part of this Agreement, Gallup, Gallup GmbH and NIPO have, this same date, entered a license agreement governing use of the Gallup mark in The Netherlands (attached hereto as Exhibit C). Gallup, on behalf of itself and its subsidiaries, warrants that it will not use the "GALLUP" trademark for and in conjunction with any activity inside The Netherlands, be that sales efforts, producing, processing, data gathering or other related activities within The Netherlands without express written consent of NIPO."
De onder (d) en (e) genoemde merkendepots zijn vervolgens op naam van Gallup GmbH gesteld.
De genoemde License Agreement is door Nipo bij fax van 24 januari 2006 opgezegd.
(h) De domeinnaam ‘Gallup-International.com’ is op 26 maart 1998 ten name van Nipo geregistreerd.
(i) Op 10 mei 1973 hebben de leden van GIRI een Memorandum opgesteld (hierna: het Memorandum), dat door alle leden is geaccordeerd, waarin het volgende is opgenomen:
"12 Except as provided in paragraph 13 hereof, no member shall have the right to assign, sell, transfer or otherwise dispose of any right in the name "Gallup" (whether the same is used alone or in combination with other words) to any other person or organization. Nor shall any member either directly or indirectly continue to use the name "Gallup" as aforesaid after termination of the membership in GIRI whether such termination of membership comes about voluntarily or involuntarily.
(...)
13 Since in certain countries the name "Gallup" has almost acquired a generic meaning, organizations in such countries which have incorporated the word "Gallup" in their firm names shall have the right to sell or otherwise dispose of their organizations with their present firm titles; but they agree, as a part of any sales contract or other transfer of their businesses, that they will require their purchasers or transferees to agree not to contest the right of another organization in any of such countries, if one should be selected by GIRI, to use the word "Gallup" in its name or dealings."
(j) In 1981 hebben de leden van GIRI op een conferentie in Toronto een resolutie aangenomen (hierna: de Toronto Resolutie), waarin onder meer het volgende is opgenomen:
"Members of the Gallup International Group agree that they will not use the name "GALLUP" for any new market research organisation where it is not now already being used without permission from [X] and/or his organisation - that is the American affiliate of Gallup International."
Na de oprichting van Gallup International is de resolutie in de formele ledenvergadering van Gal1up International d.d. 26 mei 1982 (her)bevestigd door de leden.
4.2. Zeer kort samengevat hebben Gallup Inc c.s. in het geding in eerste aanleg gevorderd dat aan thans principaal geïntimeerden op straffe van een dwangsom wordt verboden het teken Gallup en daarmee overeenstemmende tekens in de Benelux te gebruiken. Daar tegenover heeft Nipo in reconventie gevorderd Gallup Inc c.s. het gebruik van het teken Gallup in de Benelux te verbieden. Na tussenkomst heeft Gallup International vorderingen ingesteld die ertoe strekken te beslissen dat aan Gallup Inc c.s. jegens haar geen rechten op het merk Gallup toekomen en dat Nipo die rechten aan haar heeft overgedragen. De rechtbank heeft alle vorderingen in conventie en in reconventie, in de hoofdzaak en in het geding na tussenkomst, afgewezen. Hiertegen richten zich het principaal en het incidenteel beroep, in welk verband partijen hun respectieve vorderingen hebben aangepast. Het hof overweegt als volgt.
4.3. Grief I in het principaal appel is hiervoor onder 3 besproken. Grief II in het principaal appel heeft geen zelfstandige betekenis. Met juistheid heeft de rechtbank overwogen dat het op 1 september 2006 - in de loop van de procedure in eerste aanleg - in werking getreden BVIE de rechten die voordien onder de BMW bestonden onverlet laat. De omstandigheid dat de rechtbank heeft verkozen bij de beoordeling de artikelen uit de voormalige BMW en niet de (inhoudelijk identieke) artikelen uit het toen inmiddels geldende BVIE aan te houden heeft geen gevolgen gehad voor de beoordeling van de rechtsposities van partijen in dit geding.
4.4. Met grief III bestrijden Gallup Inc c.s. de afwijzing van hun vorderingen door de rechtbank en hetgeen in het vonnis onder 5.6 tot en met 5.9 daartoe is overwogen. Gallup Inc c.s. beroepen zich op een hun toekomend verbodsrecht ingevolge art. 2.20 lid 1 BVIE (voorheen art. 13A BMW) op basis van de Benelux merkinschrijvingen die door Nipo aan hen zijn overgedragen ingevolge de overeenkomst van 14 juli 1995. Dit verbodsrecht wordt door Gallup International, naar de kern genomen, op twee gronden bestreden, waarvan de eerste is dat de merkrechten, waarop Gallup Inc c.s. zich beroepen, niet aan Gallup Inc c.s. maar aan haar, Gallup International, toebehoren, en waarvan de tweede (subsidiair aangevoerde grond) inhoudt dat aan Gallup International en haar leden een gebruiksrecht met betrekking tot de naam Gallup toekomt dat aan toewijzing van het verbod in de weg staat.
Tegen deze achtergrond ziet het hof reden eerst het incidenteel appel te behandelen nu daarin centraal staat de stelling dat niet Gallup Inc c.s. maar Gallup International rechthebbende is op het woordmerk Gallup met de registratienummers 132442, 035278 en 476112, althans dat deze registraties alsnog aan Gallup International moeten worden overgedragen.
4.5. Partijen zijn het in zoverre eens, dat ervan dient te worden uitgegaan dat Nipo de depots van het merk ‘Gallup’ niet ten behoeve van zichzelf heeft verricht. Partijen verschillen echter van mening ten aanzien van de bedoeling die daarbij heeft voorgezeten. Volgens Gallup Inc c.s. vloeiden de merkinschrijvingen van Nipo voort uit vriendschappelijk overleg tussen [Medewerker 1] en dr. [X]. Nipo hield het merk enkel ten titel van beheer uit hoofde van een zogenoemde ‘fiducia cum amico’-relatie tot dr. [X] c.q. diens Amerikaanse vennootschap Gallup Inc, en Nipo ontleende daarom aan de inschrijving geen eigen recht op gebruik van het merk, aldus principaal appellanten.
4.6. Ook volgens principaal geïntimeerden is sprake van een ‘fiducia cum amico’-relatie, maar dan van Nipo tot Gallup International en haar rechtsvoorgangsters, ten titel van beheer. Niet Nipo maar Gallup International oefent de merkrechten uit en zij moet dan ook als rechthebbende op het merk worden beschouwd, aldus geïntimeerden. Gallup International handhaaft niet langer haar – door de rechtbank verworpen – stelling dat het merkrecht in 1987 aan haar is overgedragen. Met haar grief I in het incidenteel appel bestrijdt zij echter de overweging van de rechtbank dat Nipo in 1995 bevoegd was om de merken over te dragen aan Gallup Inc. Naar de mening van Gallup International ontbrak die bevoegdheid omdat zij de partij was voor wie Nipo de merken hield.
4.7. Het hof heeft in het procesdossier, meer in het bijzonder in de producties waarnaar Gallup International in dit verband heeft verwezen (memorie van antwoord/grieven in incidenteel appel, par. 129), onvoldoende aanwijzing kunnen vinden voor de juistheid van het standpunt van Gallup International.
4.8. Het hof merkt in dat verband nog het volgende op. In de verklaring die [Medewerker 2], secretaris-generaal van Gallup International van 1977 tot december 1992, in september 1996 heeft afgelegd in een Engelse procedure (productie 17 van Gallup International in eerste aanleg) valt hierover slechts te lezen dat het zijn “understanding from [Medewerker 1]” was dat Nipo de merkinschrijvingen “in trust” hield voor Gallup International. [Medewerker 1] heeft hierover in september 1996 in die procedure verklaard (productie 6 van Gallup International in eerste aanleg) dat in zijn visie het nooit de bedoeling is geweest dat Nipo de merkinschrijvingen in rechte zou kunnen inroepen tegen “the Association” of haar leden. Uit deze verklaringen valt wel op te maken dat Nipo niet ten behoeve van zichzelf de merken registreerde, maar niet noodzakelijkerwijs dat zij dit voor Gallup International deed. Dat laatste vindt ook weerlegging in de verklaring van [zoon X], zoon van dr. [X] (productie 13 van Gallup Inc in eerste aanleg), die inhoudt dat [Medewerker 1] van Nipo hem meermalen heeft gezegd dat hij Gallup heeft geregistreerd “on behalf of and to protect the legacy of my father”. Daarop wijst ook de door Gallup International bij monde van haar advocaat ter zitting van het hof erkende omstandigheid dat het dr. [X] was die in 1947 aan [Medewerker 1] vroeg de naam Gallup als merk te registreren. Het enkele feit dat Nipo de registratiekosten als “paid on behalf of Gallup International” bij deze rechtpersoon declareerde maakt dit op zichzelf niet anders.
4.9. Nu niet kan worden vastgesteld dat Nipo de merkrechten voor Gallup International hield en deze laatste, op wie de bewijslast rust van die stelling, verder geen specifiek bewijs heeft aangeboden, ontvalt de grondslag aan de incidentele grief I. Deze grief faalt derhalve, wat er verder ook zij van hetgeen in de toelichting is betoogd met betrekking tot het leerstuk van de directe verkrijging.
4.10. De overige grieven in het incidenteel appel delen dit lot. Grief II bouwt voort op de hierboven verworpen eerste grief en bestrijdt daarom tevergeefs het oordeel van de rechtbank dat er geen rechtsgrond bestaat voor de door Gallup International gevorderde overdracht van de merken. Van een onrechtmatige toestand als door Gallup International betoogd is immers geen sprake. Grief III is gericht tegen de afwijzing van haar meer subsidiaire vordering met betrekking tot het niet respecteren van een exclusieve licentie als door haar gesteld en een verklaring voor recht in verband met het kunnen vorderen van schadevergoeding. Met betrekking tot de meer subsidiaire vordering heeft de rechtbank overwogen dat Gallup International geen belang heeft bij die vordering alsmede bij het door haar gevorderde onder II. Het hof deelt dit oordeel nu, zoals hierna nog zal blijken, het principale appel van Gallup Inc c.s. moet worden verworpen en Gallup Inc het onder Gallup International gelegde beslag op de domeinnaam heeft opgeheven. Ook grief IV stuit af op gebrek aan belang, waarbij in het midden kan blijven of voldaan is aan de voorwaarden die in art. 3:305a BW aan een collectieve actie worden gesteld.
4.11. De incidentele grieven falen derhalve alle en de rechtbank heeft het door Gallup International gevorderde terecht afgewezen. Hetgeen door partijen is aangevoerd met betrekking tot mogelijke verjaring van die vorderingen behoeft geen bespreking. Ook de vordering zoals Gallup International die in hoger beroep heeft aangevuld, is niet toewijsbaar. Dat Gallup Inc c.s., zoals hierna bij de (verdere) beoordeling van het principale appel nog zal blijken, zich niet op goede gronden kunnen verzetten tegen gebruik van de naam Gallup door (leden van) Gallup International, impliceert niet noodzakelijk dat aan deze(n) een (exclusieve) eeuwigdurende gebruikerslicentie met betrekking tot dat merk is verleend. Dit valt ook niet af te leiden uit de tekst van de Toronto Resolutie. Daarbij komt dat de inhoud van het gebruiksrecht niet precies is omschreven en de omvang van de groep rechthebbenden te onbepaald is. Voor inschrijving van de door Gallup International genoemde licentie in het merkenregister en een verklaring voor recht ter zake bestaat dan ook geen, althans onvoldoende grond. De door het hof geconstateerde onbepaaldheid, zowel wat betreft de inhoud van het gebruiksrecht als wat betreft de gerechtigden, leidt er ook toe dat de nog meer subsidiaire vordering niet voor toewijzing in aanmerking komt. Het in algemene bewoordingen gedane bewijsaanbod van Gallup International wordt als onvoldoende specifiek dan wel niet ter zake doende gepasseerd.
4.12. Bij de behandeling van grief III in het principaal appel (zie hiervoor 4.4) gaat het hof er, evenals de rechtbank, voorshands vanuit dat Gallup Inc c.s. thans houder zijn van meergenoemde merkrechten. Het hof zal nu beoordelen of Gallup Inc c.s. met de grief terecht opkomen tegen het oordeel van de rechtbank dat het door Gallup Inc c.s. op grond van artikel 2.20 lid 1 BVIE gevorderde verbod afstuit op aan Gallup International en haar leden toekomende gebruiksrechten van de naam Gallup.
4.13. De rechtbank heeft onder meer overwogen - kort samengevat - dat door Gallup Inc c.s. onvoldoende is onderbouwd dat een einde is gekomen aan het recht van onder meer Gallup International op het gebruik van de naam ‘Gallup’ zoals daarvan blijkt uit de in het Memorandum opgenomen afspraken die tussen de leden van Gallup International, waaronder indertijd ook Gallup Inc, zijn gemaakt en uit het bepaalde in de Toronto Resolutie. Het enkele feit dat Gallup Inc in 1992 haar lidmaatschap van Gallup International heeft opgezegd is, zo oordeelde de rechtbank, daartoe onvoldoende. Gallup Inc c.s. kunnen zich daarom niet op goede gronden verzetten tegen het voortgezet gebruik van de naam Gallup door Gallup International en Gallup Foundation, zo oordeelde de rechtbank.
4.14. De grief treft geen doel. Het hof verenigt zich met de bestreden overwegingen van de rechtbank. Daar komt nog bij dat de raadsman van Gallup Inc c.s. ter gelegenheid van het pleidooi op 12 januari 2011 op vragen van het hof onder meer heeft verklaard dat juist is dat voornoemde gebruiksrechten nooit expliciet zijn opgezegd en dat dus de oude afspraken met de toen vastgelegde beperkingen thans nog steeds gelden.
Of, zoals Gallup Inc c.s. stellen, juist is dat Gallup International en haar leden de aan het gebruik gestelde voorwaarden hebben overtreden en er daarom mogelijk (goede) gronden zijn om aan de gebruiksrechten een einde te maken, kan in het kader van dit geschil buiten beschouwing blijven, evenals de vraag welk recht te dien aanzien op de rechtsverhouding tussen de betrokken partijen van toepassing is. Voor zover Gallup Inc c.s. aanvoeren dat het voortgezet gebruik door GIA en haar leden de verwarrende en misleidende indruk jegens derden wekt dat nog een relatie bestaat met Dr. [X] c.q. Gallup Inc, geldt dat uit hun stellingen niet kan worden opgemaakt dat een eventuele verwarring niet voortvloeit uit een nog bestaand gebruiksrecht als hiervoor besproken. Of, en zo ja in hoeverre thans daadwerkelijk sprake is van gebruik door GIA van de naam Gallup in de Benelux, kan verder onbesproken blijven.
4.15. Grief IV in het principaal appel faalt eveneens nu gelet op het vooroverwogene Gallup Inc c.s. niet kunnen worden gevolgd in hun stelling, dat geïntimeerden geen toestemming (meer) hebben tot het gebruik van de naam Gallup.
4.16. Grief V in het principaal appel heeft specifiek betrekking op de afwijzing van de vorderingen van Gallup Inc c.s. jegens Gallup Foundation. Deze grief deelt het lot van de voorgaande grieven en behoeft na het hiervoor overwogene geen afzonderlijke bespreking.
4.17. Het in algemene bewoordingen gedane bewijsaanbod van Gallup Inc c.s. wordt als onvoldoende specifiek dan wel niet ter zake doende gepasseerd.
De slotsom luidt dat alle grieven falen, zowel in het principaal appel als in het incidenteel appel. Het vonnis van de rechtbank dient te worden bekrachtigd. De gedingkosten komen ten laste van de in het ongelijk gestelde partijen, in het principaal appel zijn dat Gallup Inc en Gallup GmbH, in het incidenteel appel is dat Gallup International. Partijen hebben ieder aanspraak gemaakt op veroordeling in de volledige kosten op de voet van art. 1019h Rv en hebben de over en weer overgelegde kostenopgaven niet betwist. Het hof zal dienovereenkomstig beslissen. Nu door de raadslieden bij de kostenopgaven geen onderscheid is gemaakt naar het principaal appel respectievelijk het incidenteel appel, zal het hof de kosten, gelet op de onderlinge samenhang, aan die respectievelijke appellen toeschatten in de verhouding 2:1. Ten aanzien van Nipo behoeft ingevolge afspraak tussen partijen in dit geding niet verder te worden beslist.
in het principaal en incidenteel appel:
- bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
- verwijst Gallup Inc en Gallup GmbH in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, op de voet van art. 1019h Rv aan de zijde van Gallup International tot op heden begroot op € 30.191,- en aan de zijde van Gallup Foundation op € 3.607,50;
- verwijst Gallup International in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep, op de voet van art. 1019h Rv aan de zijde van Gallup Inc en Gallup GmbH tot op heden begroot op € 15.011,90;
- verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het in hoger beroep meer of anders gevorderde af;
- verstaat dat de vorderingen ten aanzien van Nipo zijn ingetrokken en dat daarop, ook ten aanzien van de kosten, niet behoeft te worden beslist.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.J. Visser, M.M.M. Tillema en N. van Lingen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 15 februari 2011.