GERECHTSHOF AMSTERDAM
VIJFDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
[ APPELLANTE ],
wonend te [ plaatsnaam ],
APPELLANTE,
advocaat: mr. A.J.F. Gonesh te ’s-Gravenhage,
de naamloze vennootschap REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V., gevestigd te Zoetermeer,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. S.W. Polak te Utrecht.
De partijen worden hierna [ Appellant ] en Reaal genoemd.
1. Het geding in hoger beroep
Bij dagvaarding van 17 maart 2009 is [ Appellant ] in hoger beroep gekomen van een vonnis van de ¬rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (verder: de kantonrechter) van 18 december 2008, in deze zaak onder kenmerk CV 08-13853 gewezen tussen haar als eiseres en Reaal als gedaagde.
[ Appellant ] heeft zes grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd, een productie overgelegd en bewijs aangeboden, met conclusie, dat het hof bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest het vonnis waarvan beroep zal vernietigen, alsnog haar in eerste aanleg ingestelde vordering zal toewijzen, Reaal zal veroordelen in de kosten van de beide instanties, vermeerderd met wettelijke rente en nakosten en tot terugbetaling van hetgeen [ Appellant ] ter uitvoering van het bestreden vonnis aan Reaal heeft voldaan, vermeerderd met rente.
Daarop heeft Reaal bij memorie de grieven bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep, met veroordeling van [ Appellant ], uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van (naar het hof begrijpt) het hoger beroep, vermeerderd met nakosten en rente.
Ten slotte is arrest gevraagd op de stukken van beide instanties.
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 tot en met 1.7 een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aange¬merkt. Daaromtrent bestaat geen geschil, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
3.1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
a) Op 24 maart 2005 is een verzekeringsovereenkomst totstandgekomen tussen [ Appellant ] en de rechtsvoorgangster van Reaal (hierna ook: Reaal) met betrekking tot de auto met het kenteken [ kenteken ], bouwjaar 1999 en het merk Alfa Romeo (hierna: de auto). Het betreft een verzekering voor de wettelijke aansprakelijkheid en het casco (“all in”).
b) Op 29 oktober 2005 is het kenteken van de auto overgeschreven op naam van [ M ], een goede vriend van [ Appellant ].
c) Op 10 februari 2006 is in de auto ingebroken en zijn daaruit zaken ontvreemd. [ Appellant ] heeft de totale schade als gevolg van dit voorval begroot op € 750,00.
d) Op 11 februari 2006 heeft met de auto een eenzijdig ongeval plaatsgevonden. Door een expert van CED Bergweg is ter zake van de auto een totaal verlies vastgesteld. De “totaalschade volgens dagwaarde” (inclusief omzetbelasting) bedraagt volgens de expert € 2.924,00.
e) [ Appellant ] heeft onder de verzekering aanspraak gemaakt op betaling van een bedrag ter grootte van de schade als gevolg van de inbraak op 10 februari 2006, de totaalschade van de dagwaarde als gevolg van het ongeval op 11 februari 2006, stallingskosten ad € 450,00 en de bruto restwaarde van de auto (€ 1.076,00), een en ander verminderd met het eigen risico ad € 115,00.
f) Reaal heeft geweigerd uitkering te verlenen onder de verzekering.
3.2. [ Appellant ] heeft Reaal op 22 april 2008 gedagvaard voor de kantonrechter en kort gezegd betaling gevorderd van de hiervoor in r.o. 3.1 onder e) bedoelde bedragen, waarbij zij de hoofdsom van haar totale vordering heeft beperkt tot € 5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de inleidende dagvaarding.
3.3. Reaal heeft ter afwering van de vordering van [ Appellant ] aangevoerd dat zij op grond van artikel 11 sub 4 van de algemene verzekeringsvoorwaarden (Formulier 355) de verzekering kan beëindigen bij een risicowijziging. Van een risicowijziging is volgens haar sprake, omdat het kenteken van de auto is overgeschreven op naam van [ M ] die een uitgebreid schadeverleden heeft.
3.4. Het beroep van [ Appellant ] op de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden op grond van artikel 6:233 aanhef en onder b in samenhang met artikel 6:234 BW is door de kantonrechter verworpen, omdat de algemene verzekeringsvoorwaarden na de acceptatie van de verzekering haar ter hand zijn gesteld, aldus de kantonrechter.
3.5. [ Appellant ] heeft gesteld dat Reaal bij e-mail van 21 oktober 2005 van haar assurantietussenpersoon in kennis is gesteld van de overschrijving van het kenteken. De kantonrechter heeft evenwel overwogen dat [ Appellant ] hierin niet kan worden gevolgd, omdat uit de betreffende e-mail niet valt op te maken wie de afzender en de geadresseerde daarvan zijn. Evenmin is volgens de kantonrechter komen vast te staan dat Reaal met de overschrijving van het kenteken akkoord is gegaan. De kantonrechter heeft de vordering van [ Appellant ] als onvoldoende onderbouwd afgewezen en haar veroordeeld in de kosten van het geding.
3.6. [ Appellant ] verwijst in het kader van grief 1 (memorie van grieven, onder 13) naar haar in eerste aanleg ingenomen standpunt (inleidende dagvaarding, onder 21 tot en met 28), inhoudende dat zij niet was gehouden de wijziging van de tenaamstelling van het kenteken aan Reaal mee te delen. Dit standpunt herhaalt zij in hoger beroep. In de inleidende dagvaarding heeft [ Appellant ] ter aangehaalde plaatse gesteld dat zij haar verplichtingen uit hoofde van de verzekering niet heeft geschonden, omdat slechts een mededelingsplicht bestaat bij het aangaan van de verzekering. Reaal heeft dus geen goede gronden haar verplichtingen uit de verzekering niet na te komen, aldus [ Appellant ].
3.7. Deze grief slaagt in zoverre. Het hof overweegt daartoe het volgende.
3.8. Bij de aanvraag van de verzekering is gebruik gemaakt van een aanvraagformulier. [ Appellant ] staat daarop als verzekeringnemer, regelmatig bestuurder en kentekenhouder vermeld. Reaal heeft haar acceptatie van de verzekering (mede) op deze gegevens gebaseerd.
3.9. De wijziging van de tenaamstelling van het kenteken heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2005. Dat is na de totstandkoming van de verzekering op 24 maart 2005. Reaal betwist dat zij bij e-mail van 21 oktober 2005 van de assurantietussenpersoon van [ Appellant ] van deze wijziging op de hoogte is gesteld. Als deze wijziging met Reaal zou zijn besproken, had Reaal de verzekering op grond van risicowijziging tussentijds opgezegd op grond van Formulier 355 artikel 11 sub 4, aldus Reaal.
3.10. Op grond van de hiervoor weergegeven stellingen van Reaal moet worden aangenomen dat de verzekering niet tussentijds door Reaal is opgezegd. Reaal stelt immers van de wijziging van de tenaamstelling van het kenteken en daarmee van de door haar gestelde risicowijziging niet op de hoogte te zijn geweest. Reaal heeft ook overigens niet aangevoerd dat de verzekering door haar is opgezegd. Dit brengt mee dat de verzekering van kracht was op het moment dat de schadevoorvallen met de auto op 10 en 11 februari 2006 plaatsvonden, zodat de schadelijke gevolgen daarvan in beginsel waren verzekerd onder de verzekering.
3.11. Reaal baseert haar afwijzing van de dekking op de stelling dat zij de verzekering tussentijds zou hebben opgezegd indien zij van de wijziging van de tenaamstelling van het kenteken op de hoogte was geweest. Daarmee heeft zij echter haar beroep op het ontbreken van dekking onvoldoende onderbouwd. De enkele mogelijkheid om de verzekering rechtsgeldig op te kunnen zeggen, doet de dekking onder de verzekering niet eindigen.
3.12. Hierbij tekent het hof aan dat artikel 7:940 lid 3 BW bepaalt dat de verzekeraar slechts tussentijds kan opzeggen op in de overeenkomst vermelde gronden welke van dien aard zijn dat gebondenheid aan de overeenkomst niet meer van de verzekeraar kan worden gevergd. Deze bepaling is van dwingend recht (artikel 7:943 lid 2 BW). Reaal heeft onvoldoende onderbouwd dat zij met inachtneming van deze genoemde wetsbepaling heeft bedongen dat zij in het onderhavige geval het recht heeft de verzekering tussentijds op te zeggen. De verwijzing naar artikel 11 sub 4 van Formulier 355 volstaat in dit opzicht niet, omdat deze bepaling blijkens de bewoordingen daarvan slechts ziet op de opzegging tegen het einde van een verzekeringsperiode teneinde verlenging van de verzekeringsovereenkomst te voorkomen als bedoeld in artikel 7:940 lid 1 BW.
3.13. Ook voor het overige heeft Reaal onvoldoende onderbouwd dat en waarom de wijziging van de tenaamstelling van het kenteken gedurende de looptijd van de verzekering de dekking onder de verzekering heeft doen eindigen.
3.14. Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat de verzekering van kracht was op het moment dat de schadevoorvallen met de auto op 10 en 11 februari 2006 plaatsvonden. Het beroep van Reaal op het ontbreken van dekking is onvoldoende onderbouwd. [ Appellant ] heeft dus terecht aangevoerd dat Reaal geen goede gronden heeft om haar verplichtingen uit de verzekering niet na te komen. Het oordeel van de kantonrechter, dat de vordering van [ Appellant ] als onvoldoende onderbouwd moet worden afgewezen, kan niet in stand blijven. Reaal is gehouden dekking onder de verzekering te verlenen. Bij deze stand van zaken heeft [ Appellant ] geen belang meer bij een afzonderlijke bespreking van haar overige klachten zoals zij die bij haar grieven heeft aangevoerd. Het hof zal hierna alsnog beslissen op in eerste aanleg door [ Appellant ] ingestelde vordering.
3.15. In hoger beroep staat onbestreden vast dat slechts het kenteken van de auto op naam van [ M ] is overgeschreven. De auto is eigendom gebleven van [ Appellant ]. Het in eerste aanleg door Reaal gevoerde verweer, dat [ Appellant ] geen belang heeft onder de verzekering voor zover schade aan de auto is ontstaan, faalt daarmee. De gevorderde totaalschade van de auto volgens de dagwaarde als gevolg van het ongeval op 11 februari 2006, de stallingskosten en de bruto restwaarde van de auto zijn door Reaal niet bestreden, zodat de hierop betrekking hebbende door [ Appellant ] gevorderde bedragen toewijsbaar zijn.
3.16. Ten aanzien van de inbraak in de auto op 10 februari 2006 heeft [ Appellant ] gesteld (inleidende dagvaarding, onder 6) dat aan [ M ] en [ Appellant ] toebehorende spullen uit de auto zijn gestolen. Reaal heeft gesteld dat [ Appellant ] slechts met betrekking schade aan haar eigendommen een verzekerd belang heeft onder de verzekering. Reaal heeft in dit verband onder andere aangevoerd dat uit de aangifte van [ M ] blijkt dat het navigatiesysteem en beeldscherm aan [ M ] in eigendom toebehoorden. [ Appellant ] heeft op dit verweer van Reaal niet gereageerd. Dat had wel op haar weg gelegen. Het hof gaat er dan ook vanuit dat een deel van de door [ Appellant ] gevorderde schade op eigendommen van [ M ] betrekking heeft en zij in zoverre geen verzekerd belang heeft onder de verzekering. Reaal is in verband met dat deel van de schade dus niet gehouden tot uitkering onder de verzekering over te gaan.
3.17. Reaal heeft het totaalbedrag dat [ Appellant ] vordert als gevolg van de inbraak op 10 februari 2006 niet gemotiveerd bestreden. [ Appellant ] heeft op haar beurt naar aanleiding van het hiervoor genoemde verweer van Reaal niet duidelijk gemaakt welk deel van de door haar gevorderde schade betrekking heeft op spullen die van haar zijn gestolen. Dat had wel op haar weg gelegen. Nu de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, zal het hof gebruikmaken van de bevoegdheid op grond van artikel 6:98 en 6:97 BW in samenhang met artikel 7:944 e.v. BW om de omvang van de schade van [ Appellant ] te schatten, voor welk bedrag Reaal vervolgens dekking onder de (schade)verzekering dient te verlenen. Van de gevorderde € 750,00 heeft – onbestreden - € 70,00 betrekking op de vervanging van de ingeslagen autoruit. Het hof stelt de schade ten aanzien van de eigendommen van [ Appellant ] vast op de helft van het aldus resterende bedrag, dat is € 340,00 (50% van € 680,00). [ Appellant ] heeft haar vordering in het kader van deze procedure uitdrukkelijk verminderd tot een bedrag van € 5.000,00. Het voorgaande brengt mee dat van dit bedrag € 340,00 niet kan worden toegewezen. Daarmee resteert een toewijsbaar bedrag van € 4.660,00.
3.18. De door [ Appellant ] gevorderde wettelijke rente en de vordering tot terugbetaling van hetgeen [ Appellant ] ter uitvoering van het bestreden vonnis aan Reaal heeft voldaan, zijn door Reaal op zichzelf niet bestreden, zodat het gevorderde toewijsbaar is.
3.19. De slotsom is dat grief 1 in ieder geval ten dele slaagt en de overige klachten en grieven geen behandeling meer behoeven. Bewijslevering kan bij gebreke van terzake dienende stellingen achterwege blijven. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en de vordering van [ Appellant ] zal alsnog worden toegewezen als hierna te vermelden. Reaal zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties, te vermeerderen met rente en nakosten.
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Reaal tot betaling aan [ Appellant ] van een bedrag van € 4.660,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 22 april 2008 tot aan de dag van algehele voldoening;
verwijst Reaal in de proceskosten van het geding in eerste aanleg en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de kant van [ Appellant ] gevallen, op € 286,44 aan verschotten en € 400,00 aan salaris advocaat, op de voet van artikel 243 Rv (oud) te voldoen aan de griffier van de rechtbank, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na dagtekening van dit arrest;
verwijst Reaal in de proceskosten van het hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de kant van [ Appellant ] gevallen, op € 347,98 aan verschotten en € 632,00 aan salaris advocaat, op de voet van artikel 243 Rv (oud) te voldoen aan de griffier van het hof, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na dagtekening van dit arrest;
veroordeelt Reaal in de nakosten, begroot op € 131,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na dagtekening van dit arrest, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 68,00 in geval Reaal niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
veroordeelt Reaal tot terugbetaling van hetgeen [ Appellant ] ter uitvoering van het vonnis waarvan beroep aan Reaal heeft voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente van de dag van betaling door [ Appellant ] tot de dag van algehele voldoening door Reaal;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.B.C.M. van der Reep, J.W. Hoekzema en H.J.M. Boukema en op 22 februari 2011 in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.