ECLI:NL:GHAMS:2011:3787

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2011
Publicatiedatum
30 april 2013
Zaaknummer
23-005033-10
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepkwekerij in bedrijfspand met illegale elektriciteitsafname en schade aan pand

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 december 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk telen van hennepplanten in een bedrijfspand te Cruquius, het illegaal afnemen van elektriciteit en het beschadigen van het pand. De tenlastelegging omvatte drie feiten, waarbij de verdachte in de periode van 1 juni 2009 tot en met 23 maart 2010 betrokken was bij de hennepkwekerij. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk 918 hennepplanten heeft geteeld en dat hij elektriciteit heeft afgetapt door middel van een illegale aansluiting. Daarnaast heeft hij het pand beschadigd door zonder toestemming van de eigenaar aanpassingen te maken.

Tijdens de rechtszittingen is het verweer gevoerd dat de politie onrechtmatig het pand is binnengetreden, maar het hof oordeelde dat er voldoende reden was voor de politie om het pand te betreden op basis van een telefonische melding. De verdachte heeft verklaard dat hij slechts hennepplanten heeft geknipt, maar het hof oordeelde dat zijn betrokkenheid groter was dan hij deed voorkomen, onderbouwd door camerabeelden en andere bewijsmiddelen. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan alle drie de tenlastegelegde feiten en heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd.

De straf die door het hof is opgelegd bedraagt zes maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de schade die is berokkend aan de slachtoffers en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De toepasselijke wettelijke voorschriften zijn de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 57, 63, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

parketnummer: 23-005033-10
datum uitspraak: 6 december 2011
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 19 november 2010 in de strafzaak onder parketnummer 15/700517-10 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van
5 november 2010 en op de terechtzitting in hoger beroep van 22 november 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 juni 2009 tot en met 23 maart 2010 te Cruquius, gemeente Haarlemmermeer, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 918, althans een groot aantal, hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) bovenomschreven feit(en) heeft/hebben gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
feit 2:
hij in of omstreeks 7 sept 2009 tot en met 23 maart 2010 te Cruquius, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, immers is er een illegale aansluiting gemaakt op de toevoerleiding voor de hoofdaansluitkast;
feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2009 tot en met 23 maart 2010 te Cruquius, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk het bedrijfspand aan [adres 2], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers
  • zijn er zonder toestemming van de rechthebbende ruimtes verbouwd en/of
  • is in het gehele pand de CV-installatie verwijderd en/of
  • zijn er in het plafond naar de eerste verdieping meerdere gaten geboord en/of
  • zijn de elektrakabels in het hele pand doorgeknipt en/of
  • is het gehele systeemplafond op de begane grond verwijderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Bespreking van de gevoerde verweren

Door de raadsman van de verdachte is primair het verweer gevoerd dat de politie onrechtmatig is binnengetreden in het pand aan de [adres 2], aangezien er ten tijde van het binnentreden geen redelijk vermoeden als bedoeld in artikel 27 Wetboek van Strafrecht, jo. artikel 9 Opiumwet bestond. Derhalve dienen de bewijsmiddelen die het resultaat zijn van, of voortkomen uit dit binnentreden, volgens de raadsman te worden uitgesloten van het bewijs.
Het hof overweegt en beslist omtrent dit verweer als volgt. Het onderzoek naar het bedrijfspand aan de [adres 2], alwaar de hennepplantage is aangetroffen, is ingesteld naar aanleiding van een telefonische melding die inhield dat er mogelijk een hennepplantage in het pand aanwezig zou zijn (proces-verbaal van 9 januari 2010, dossierpagina 24). Hierop is brigadier van politie [brigadier] naar het pand gegaan. Hij heeft aldaar geconstateerd dat -kort gezegd- het dak van het pand deels onbesneeuwd was terwijl de overige daken van omliggende bedrijfspanden wel besneeuwd waren, en dat een continue zoemend geluid uit het pand kwam. Nu deze bevindingen van [brigadier] voornoemd de inhoud van de melding dat er mogelijk een hennepplantage aanwezig was in het pand ondersteunen, kon de politie naar het oordeel van het hof in redelijkheid vermoeden dat in dat pand een hennepplantage aanwezig was, en was de politie derhalve op grond van artikel 9 Opiumwet bevoegd het pand te betreden.
Opgemerkt wordt nog dat de inhoud van het strafdossier het hof geen aanwijzingen geeft dat de melding niet van recente datum was op het moment dat [brigadier] voornoemd, naar het pand is gegaan, en dat een hennepkwekerij bovendien een zeker duurzaam karakter heeft. Voorts is het hof van oordeel dat de melding voldoende duidelijk en bepaald was om nader onderzoek in stellen, en dat met het ontbreken van informatie over wie de melding heeft gedaan of hoe deze bij de politie is binnengekomen, geen rechtens te beschermen belang is geschonden.
Dat [brigadier] voornoemd, zelfstandig heeft geconstateerd dat het dak van het pand deels onbesneeuwd was, en dat hij hiervan geen foto’s aan het dossier heeft toegevoegd, doet naar het oordeel van het hof niet af aan de betrouwbaarheid van zijn bevindingen, aangezien hij die bevindingen heeft vastgelegd in een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal. Het verweer wordt, alles overwegende, verworpen.
Door de raadsman van de verdachte is subsidiair het verweer gevoerd dat de verdachte slechts hennep-planten heeft geknipt en dat hij overigens geen rol heeft gespeeld bij de hennepplantage. Volgens de raadsman kan daarom enkel het (medeplegen van) aanwezig hebben van hennep bewezen worden verklaard, en dient de verdachte te worden vrijgesproken van het hem meer of anders ten laste gelegde, in het bijzonder het onder 2 en 3 ten laste gelegde.
Het hof overweegt en beslist als volgt. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij door een persoon genaamd [betrokkene] is benaderd om hennepplanten te knippen en dat hij hiermee heeft ingestemd. Voorts houdt zijn verklaring in dat hij een sms-bericht heeft ontvangen met het adres van
het pand aan de [adres 2] en dat hij zelf in een auto naar dit pand is gereden. Hij heeft twee dagen in het pand hennepplanten geknipt en is daarna nog een keer teruggeweest om zijn jas op te halen, maar heeft overigens geen betrokkenheid bij de hennepplantage, aldus de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep.
Het hof is van oordeel dat de verklaring van de verdachte dat hij, buiten de twee dagen hennep knippen en het ophalen van zijn jas, geen betrokkenheid heeft bij de plantage ongeloofwaardig is, en overweegt daartoe als volgt.
Op grond van het proces-verbaal van bevindingen van 2 augustus 2010 (proces-verbaal-nummer PL1236 2010003115-37, dossierpagina 54 e.v.), van de verbalisanten [verbalisant 1] (hoofdagent) en [verbalisant 2] (brigadier) waarin zij relateren wat zij zien op camerabeelden van de buitenkant van het betreffende bedrijfspand (dossierpagina’s 57 e.v.) in combinatie met het proces-verbaal van bevindingen van 1 augustus 2010 van diezelfde verbalisanten (dossierpagina’s 99 en 100) kan worden geconstateerd dat de verdachte op 6 februari 2010 de deur van het bedrijfspand op slot heeft gedaan en dat hij deze op 6 maart 2010 zelfstandig heeft geopend. Naar het oordeel van het hof is hierdoor aannemelijk geworden dat de verdachte beschikte over een sleutel van de loods en dat hij zich vrij voelde de loodsdeur zelfstandig te openen en te sluiten, hetgeen duidt op een grotere betrokkenheid dan de verdachte heeft aangegeven. Bovendien heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat [betrokkene] hem het adres heeft ge-smst, maar dat [betrokkene] daarna niet meer bereikbaar was. [betrokkene] zou hij, aldus de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, ook daarna nooit meer zijn tegengekomen. Het hof acht het feit dat de verdachte over de sleutel beschikte - zonder dat daarvoor een begin van een verklaring kan worden gevonden in hetgeen door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht - met name hierom van belang omdat hieruit volgt dat verdachte (feitelijk) beschikkingsmacht had over de zich in de loods bevindende hennepplanten. Ook de omstandigheid dat de verdachte op 7 februari 2010 in de ochtend eerst de broers [medeverdachte] met de auto bij de loods afzet, vervolgens alleen in de auto wegrijdt en even later met meerdere, onbekend gebleven personen in de auto achteruit de loods inrijdt (zoals te zien op de foto’s op dossierpagina 71 en gerelateerd in het proces-verbaal van bevindingen, nummer PL1236 2010003115-37, dossierpagina 55), duidt op een grotere betrokkenheid van de verdachte bij de hennepplantage dan uitsluitend als knipper. In het licht van voornoemde omstandigheden in onderling verband beschouwd, past slechts de conclusie dat verdachte ter terechtzitting in appel anders dan door hem verklaard geen openheid van zaken heeft verschaft. Het hof zal die verklaring van de verdachte dan ook terzijde stellen.
Op grond van de stukken in het dossier en het ter terechtzitting verhandelde acht het hof bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van de in het pand aangetroffen hennep, zoals weergegeven in het onder 1 bewezen verklaarde. Aangezien de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten zijn gepleegd om te komen tot het telen van de onder feit 1 bedoelde hennepplanten, is het hof van oordeel bewezen dat de verdachte, schuldig is aan het plegen van deze feiten.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1:
hij in de periode van 7 september 2009 tot en met 23 maart 2010 te Cruquius, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk heeft geteeld in een pand aan [adres 2], 918 hennepplanten.
feit 2:
hij in de periode van 7 september 2009 tot en met 23 maart 2010 te Cruquius, gemeente Haarlemmermeer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte de weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, immers is er een illegale aansluiting gemaakt op de toevoerleiding voor de hoofdaansluitkast;
feit 3:
hij in de periode van 7 september 2009 tot en met 23 maart 2010 te Cruquius, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk en wederrechtelijk het bedrijfspand aan [adres 2], toebehorende aan [slachtoffer 2], heeft beschadigd, immers
  • zijn zonder toestemming van de rechthebbende ruimtes verbouwd en
  • is in het pand de CV-installatie verwijderd en
  • zijn in het plafond naar de eerste verdieping meerdere gaten geboord en
  • zijn elektrakabels in het pand doorgeknipt en
  • is het systeemplafond op de begane grond verwijderd;
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking.
het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. Verdachte heeft in de periode van 7 september 2009 tot en met 23 maart 2010 in Cruquius een hennepkwekerij gehad en daarin meermalen geoogst. Gelet op de aanzienlijke hoeveelheid aangetroffen hennepplanten, te weten 918, kan het niet anders zijn dan dat de producten van deze hennepplanten bestemd waren voor de handel en verdere verspreiding hiervan.
Hennep bevat de voor de volksgezondheid schadelijke stof THC. Met het kweken van hennep, zeker wanneer dat gebeurt op een schaal als waarvan hier sprake is, worden grote illegale winsten behaald. Daarmee heeft het kweken een sterk corrumperende werking. Verdachte heeft met voorbijzien aan de gezondheidsrisico’s voor gebruikers uit louter winstbejag zich gedurende enige tijd op grote schaal schuldig gemaakt aan het kweken van hennep. Ten behoeve hiervan heeft verdachte niet alleen illegaal stroom afgetapt, maar tevens zonder toestemming van de eigenaar van het pand verschillende aanpassingen gemaakt waardoor het pand fors is beschadigd en onbruikbaar gemaakt voor gewone bedrijfsuitoefening. Door aldus te handelen heeft verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] schade berokkend en overlast bezorgd.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 24 oktober 2011 is de verdachte eerder ter zake van onder andere overtreding van de Opiumwet veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 57, 63, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de vijfentwintigste meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. S. Clement en mr. M.E. Leijten, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Olthof, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
6 december 2011.
[........]
.