ECLI:NL:GHAMS:2011:2774

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 september 2011
Publicatiedatum
30 april 2013
Zaaknummer
200.039.213-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest inzake benoeming deskundige in civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 september 2011 een arrest gewezen in hoger beroep, waarbij het hof volhardde in een eerder tussenarrest van 25 januari 2011. In dat tussenarrest werd besloten dat een deskundige benoemd zou worden om specifieke vragen te beantwoorden die in het arrest waren geformuleerd. De partijen, appellant en geïntimeerde, hebben hun standpunten over de benoeming van de deskundige naar voren gebracht, maar konden geen overeenstemming bereiken over de te benoemen deskundige. Het hof heeft vastgesteld dat het volstaat met de benoeming van één deskundige en heeft de voorwaarden voor het onderzoek door deze deskundige vastgesteld. De deskundige moet onder andere de waarde van de 'process pumps' divisie op 30 november 2006 vaststellen, rekening houdend met de in het tussenarrest genoemde uitgangspunten en de stellingen van partijen. Het hof heeft ook bepaald dat partijen ieder een voorschot van € 7.500,-- moeten deponeren voor de kosten van de deskundige. De zaak is verwezen naar de rol van 10 januari 2012 voor het nemen van een akte na deskundigenbericht aan de zijde van appellant. Het arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

13 september 2011
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
APPELLANT,
advocaat:
mr. H.Th. Schravenmade, te Maarssenbroek, gemeente Maarssen,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [geïntimeerde],
gevestigd te [woonplaats],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat:
mr. J.F. Ouweland,te Amsterdam.
1.
Het geding in hoger beroep
1.1 Het hof heeft in deze zaak op 25 januari 2011 een tussenarrest gewezen waarbij wordt volhard en waarnaar wordt verwezen voor het verloop van het geding tot aan dat tussenarrest.
1.2 Beide partijen hebben vervolgens nog een akte genomen.
1.3 Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.

2.Beoordeling

2.1
Bij tussenarrest van 25 januari 2011 heeft het hof beslist dat een deskundige benoemd zal worden teneinde antwoord te krijgen op de in dat arrest in rechtsoverweging 4.18 geformuleerde vragen.
2.2
Bij akten van 22 februari 2011 en 22 maart 2011 hebben partijen van de gelegenheid gebruik gemaakt zich uit te laten over de in rechtsoverweging 4.18 van het tussenarrest van 25 januari 2011 aan hen voorgelegde kwesties.
2.3
Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de te benoemen deskundige. Het hof begrijpt uit de stellingen van partijen dat volstaan kan worden met de benoeming van één deskundige.
2.4
Appellant heeft verzocht om de in haar akte van
22 februari 2011 geformuleerde verzoeken en vragen aan de te benoemen deskundige voor te leggen.
2.5
Dit verzoek wordt niet gehonoreerd aangezien naar het oordeel van het hof voor de in deze te nemen beslissingen in dit stadium van het geding volstaan kan worden met de door het hof in het tussenarrest in rechtsoverweging 4.18 geformuleerde vragen.
2.6
Zoals reeds in genoemd tussenarrest overwogen dienen partijen ieder de helft van het aan de deskundige toekomende voorschot ter griffie van het gerechtshof te deponeren.
2.7
Nadat het deskundigenbericht is uitgebracht zal appellant een akte mogen nemen waarop geïntimeerde zal mogen reageren.
2.8
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.Beslissing

Het hof:
A. Beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vraag:
“1. Wat was de waarde van de “process pumps” divisie op 30 november 2006, uitgaande van de in het tussenarrest van
25 januari 2011 onder 4.14 genoemde uitgangspunten en rekening houdend met de stellingen van partijen zoals samengevat in rechtsoverwegingen 4.16 en 4.17 van eerdergenoemd tussenarrest?
2.
2. In hoeverre wordt de in vraag 1. bedoelde waarde mede bepaald door aanwezige pensioenverplichtingen en andere schulden?
3.
3. In hoeverre zijn de ebitda en de “discounted cash flow” van de divisie en mogelijk aanwezige stille reserves voor die waardebepaling van belang?
4.
4. In hoeverre moet de waardering zoals blijkend uit de brief van 27 februari 2007 van geïntimeerde aan appellant en de brief van 1 oktober 2007 van Deloitte & Touche LLP aan TBG Holdings als juist worden beschouwd?
A. Benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten:
Drs. J. Bouman RC RV
p/a Mazars Berenschot Corporate Finance B.V.,
Postbus 7266
1007 JG Amsterdam
Bepaalt dat de griffier een afschrift van dit arrest, alsmede van het arrest van 25 januari 2011 aan de deskundige zal toezenden.
Bepaalt dat partijen
vóór 1 oktober 2011kopieën van de overige gedingstukken en – voor zover mogelijk – de andere door de deskundige noodzakelijk geachte stukken aan de deskundige zullen doen toekomen.
Bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig - dat wil zeggen niet onder leiding van het hof – zal verrichten en dat dit zal plaatsvinden op een door de deskundige te bepalen tijd en plaats.
Bepaalt dat de deskundige een schriftelijk ondertekend bericht zal inleveren ter griffie van het hof vóór 15 december 2011, onder indiening van zijn declaratie onder vermelding 200.039.213/01.
Bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek partijen in de gelegenheid zal stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat de deskundige in het schriftelijk bericht zal doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding in dat bericht van de eventueel gemaakte opmerkingen of gedane verzoeken.
Bepaalt dat partijen vóór 1 oktober 2011 elk een bedrag van € 7.500,-- als voorschot op loon en kosten van de deskundige zal deponeren door overmaking op het rekeningnummer bij Rabobank: 300004745, ten name van Ministerie van Justitie, Gerechthof Amsterdam onder vermelding van: zaaknummer 200.039.213/01 [appellant], [woonplaats]/[geïntimeerde].
Verwijst de zaak naar de rol van 10 januari 2012 voor het nemen van een akte na deskundigenbericht aan de zijde van appellant.
I.
Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.D.R.M. Boumans,
W.H.F.M. Cortenraad en J. Wortel en is in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 13 september 2011.