ECLI:NL:GHAMS:2011:1234

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2011
Publicatiedatum
29 april 2013
Zaaknummer
200.025.408-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake deskundigenbenoeming in civiele procedure tussen appellante en Accenture

In deze civiele procedure heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 april 2011 een tussenarrest gewezen in de zaak tussen [appellante] en de maatschap Accenture. De zaak betreft een hoger beroep waarin [appellante] zich heeft gewend tot het hof na een eerder tussenarrest van 13 juli 2010. In dat tussenarrest heeft het hof overwogen dat een deskundigenbenoeming noodzakelijk is om de vragen omtrent de gezondheidsklachten van [appellante] te beantwoorden. De partijen hebben ingestemd met de benoeming van twee deskundigen, maar [appellante] heeft verzocht om een derde deskundige, wat door Accenture werd betwist. Het hof heeft besloten geen derde deskundige te benoemen, maar heeft de reeds voorgestelde deskundigen, prof.dr. [I] en orthopaedisch chirurg [J], aangewezen om het onderzoek uit te voeren. Het hof heeft daarbij de deskundigen de opdracht gegeven om de vragen te beantwoorden die in het tussenarrest zijn geformuleerd, waaronder de vraag of [appellante] lijdt aan chronische klachten en of deze klachten zijn veroorzaakt door haar werkzaamheden bij Accenture. De deskundigen dienen hun bevindingen voor 1 november 2011 schriftelijk in te dienen. Het hof heeft ook de financiële voorwaarden voor de deskundigen vastgesteld en de procedure voor het indienen van de gedingstukken aan hen uiteengezet. De zaak is vervolgens naar de rol van 8 november 2011 verwezen voor het deskundigenbericht.

Uitspraak

12 april 2011
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
ZESDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
APPELLANTE IN PRINCIPAAL BEROEP,
GEÏNTIMEERDE IN VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL BEROEP,
advocaat:
mr. M.J.M. Postmate Utrecht,
t e g e n
de maatschap naar burgerlijk recht ACCENTURE,
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE IN PRINCIPAAL BEROEP,
APPELLANTE IN VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL BEROEP,
advocaat:
mr. J. Meyst-Michelste Utrecht.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

De partijen worden hierna respectievelijk [appellante] en Accenture genoemd.
Het hof heeft in deze zaak op 13 juli 2010 een tussenarrest uitgesproken. Voor het procesverloop tot die datum verwijst het hof naar dat arrest.
Partijen hebben ter uitvoering van dat arrest ieder een memorie genomen ( [appellante] onder overlegging van producties).
Vervolgens is arrest gevraagd.
Partijen hebben bij brieven van 10 en 24 maart 2011 ( [appellante] ) respectievelijk 28 maart 2011 (Accenture) gereageerd op een brief van de griffier.

2.Verdere beoordeling

2.1.
In genoemd tussenarrest heeft het hof overwogen een deskundigenbenoeming aangewezen te achten ter beantwoording van de in dat arrest onder 4.23 voorlopig geformuleerde vragen. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld tot uitlating.
2.2.
Partijen hebben bij memorie ingestemd met de door het hof voorgestelde vraagstelling en met de benoeming door het hof van de in het tussenarrest genoemde twee deskundigen. [appellante] heeft echter te kennen gegeven met het oog op de beantwoording van vraag 2 nog een derde deskundige benoemd te willen zien en wel een klinisch arbeidsdeskundige of een bedrijfsarts. Accenture heeft bezwaar gemaakt tegen het op voorhand benoemen van drie deskundigen. Volgens Accenture moet [H] in staat worden geacht om ook het verband met werkomstandigheden te onderzoeken en kan daarom volstaan worden met de twee reeds door het hof voorgestelde deskundigen. Zij voegde daaraan toe dat aan hen in de vraagstelling de mogelijkheid zou kunnen worden geboden eventueel in gezamenlijk overleg een derde deskundige in te schakelen.
2.3.
Het hof zal niet op voorhand een derde deskundige benoemen. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat in het tussenarrest onder 4.22 naar aanleiding van de wederzijdse stellingen van partijen en de in eerste aanleg afgelegde getuigenverklaringen een tamelijk concrete beschrijving is gegeven van de taken en werkomstandigheden van [appellante] . Mochten de door het hof benoemde deskundigen in enig stadium van hun onderzoek van mening zijn dat het wenselijk is dat alsnog een andere discipline bij het onderzoek wordt betrokken – een klinisch arbeidsgeneeskundige of bedrijfsarts dan wel een andere discipline -, dan kunnen zij dat aan het hof kenbaar maken door middel van een brief aan de griffier en zal het hof daaromtrent een nadere beslissing geven.
2.4.
Zoals aan partijen bij brief van 2 maart 2011 is bericht, heeft de als deskundige genoemde prof. [H] laten weten verhinderd te zijn het onderzoek uit te voeren. Hij heeft aan de griffier in zijn plaats voorgedragen de orthopaedisch chirurg [J] , eveneens verbonden aan het Erasmus MC (Universitair Medisch Centrum Rotterdam). Deze heeft het hof bericht ruime ervaring te hebben met pathologie uit nek/rug met problematiek van de bovenste extremiteiten en bereid te zijn het onderzoek uit te voeren. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld bij brief te reageren.
2.5.
Namens [appellante] heeft mr. Postma bericht zich niet te kunnen vinden in vervanging van [H] door [J] omdat niet is gebleken van enige affiniteit van [J] met RSI. [appellante] heeft vervolgens voorgedragen twee neurologen en drie revalidatieartsen. Van de zijde van Accenture is bericht dat Accenture bezwaar maakt tegen de door [appellante] voorgedragen artsen en dat zij zich kan vinden in de benoeming van [J] .
2.6.
Het hof acht het bezwaar van [appellante] tegen de benoeming van [J] niet gegrond. Het hof acht van belang dat [H] [J] voor het onderhavige onderzoek heeft voorgedragen en dat [J] vervolgens heeft laten weten op grond van zijn deskundigheid en ervaring tot dit onderzoek in staat te zijn.
2.7.
Het hof zal ter beantwoording van de in het tussenarrest van 13 juli 2010 geformuleerde vragen derhalve tot deskundigen benoemen de revalidatiearts prof.dr. [I] en de orthopaedisch chirurg [J] . In dat tussenarrest is reeds beslist dat het voorschot voor de deskundigen voorlopig ten laste dient te komen van [appellante] . Het hof zal als uiterste datum van inlevering van het deskundigenbericht voorlopig bepalen 1 november 2011 omdat [I] heeft bericht dat op de polikliniek een wachttijd bestaat van minimaal vier maanden.

3.Beslissing

Het hof:
gelast een onderzoek door deskundigen – waarbij het hof de deskundigen nadrukkelijk wijst op het hiervoor onder 2.3 overwogene - ter beantwoording van de volgende vragen:
1). Lijdt [appellante] aan chronische klachten aan het bovenste bewegingsapparaat (klachten aan nek, schouders, ellebogen, polsen en handen), kortweg RSI of RSI-achtige klachten of heeft zij op enig moment na 7 april 1998 aan dergelijke klachten geleden?
2). Indien uw antwoord op vraag 1) bevestigend luidt, kunnen deze gezondheidsklachten dan zijn veroorzaakt door de werkzaamheden van [appellante] bij Accenture, waarbij in aanmerking moet worden genomen dat [appellante] deze werkzaamheden onder de in het tussenarrest van 13 juli 2010 onder 4.22 (a t/m f) vermelde omstandigheden heeft verricht? Wilt u uw antwoord motiveren en zo mogelijk een concrete inschatting geven van de mate van waarschijnlijkheid (uitgedrukt in een percentage) waarmee die gezondheidsklachten van [appellante] door de werkomstandigheden bij Accenture zijn veroorzaakt?
3). Indien uw antwoord op de vragen 1) en 2) bevestigend luidt, kunt u dan vaststellen of er nog andere factoren zijn (zoals pre-existente factoren; genoemd zijn hypermobiliteitssyndroom en psychische problematiek) die aan het ontstaan van die gezondheidsklachten hebben bijgedragen? Indien dit zo is, kunt u deze bijdrage dan in een percentage uitdrukken?
4). Zijn er thans nog restklachten/verschijnselen die als gevolg van de werkzaamheden bij Accenture kunnen worden aangemerkt? Is thans sprake van een eindtoestand?
5). Heeft u overigens nog opmerkingen die voor deze zaak van belang kunnen zijn?
benoemt tot deskundigen om gezamenlijk het onderzoek naar aanleiding van de vragen 1 t/m 5 te verrichten:
[J] , orthopaedisch chirurg en
prof.dr. [I] , revalidatiearts,
beiden verbonden aan het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam,
Postbus 2040,
3000 CA Rotterdam.
bepaalt dat de griffier een afschrift van dit arrest en van het tussenarrest van 13 juli 2010 aan de deskundigen zal toezenden;
bepaalt dat partijen vóór 3 mei 2011 kopieën van de overige gedingstukken aan de deskundigen zullen doen toekomen en dat zij de deskundigen voorts zullen voorzien van aanvullende gegevens indien zij dit noodzakelijk achten voor hun onderzoek;
bepaalt dat de deskundigen het onderzoek zelfstandig – dat wil zeggen niet onder leiding van het hof – zullen verrichten en dat dit – mocht het onderzoek daartoe aanleiding geven - zal plaatsvinden op een door de deskundigen te bepalen tijd en plaats;
bepaalt dat aan de deskundige [J] een bedrag groot € 2.500,- incl. BTW en aan de deskundige [I] een bedrag groot € 3.000,- incl. BTW als voorschot op loon en kosten toekomt;
bepaalt dat [appellante] vóór 3 mei 2011 € 5.500,- zal overmaken naar RBS, rekeningnummer [nummer] t.n.v. Ministerie van Justitie MvJ ontvangsten Gerechtshof onder vermelding van zaaknummer 200.025.408/01 ;
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na deponering van deze voorschotten de deskundigen hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundigen pas dan met het onderzoek behoeven te beginnen;
bepaalt dat de deskundigen een schriftelijk, gemotiveerd en ondertekend bericht zullen inleveren ter griffie van het hof vóór 1 november 2011, onder indiening van hun (gespecificeerde) declaratie onder vermelding van zaaknummer 200.025.408/01 ;
verstaat dat de deskundigen bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moeten stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, dat uit het schriftelijke bericht van de deskundigen moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan en dat van de inhoud van de eventuele opmerkingen en verzoeken in dit schriftelijke bericht melding wordt gemaakt;
verwijst de zaak naar de rol van 8 november 2011 voor deskundigenbericht;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.E. Molenaar, R.J.F. Thiessen en W.J. van den Bergh, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 12 april 2011.