2.1Het gaat in deze zaak, voor zover in het onderhavige incident van belang, om het volgende.
( i) Tussen [geïntimeerde] als verhuurder en [bedrijf 1]. als huurster heeft een huurovereenkomst bestaan met betrekking tot een studio in [plaats], waarbij de huur van de studio is ingegaan op 18 mei 2007. De studio werd geëxploiteerd door [bedrijf 2]., die ook feitelijk namens [bedrijf 1]. de huur betaalde. In verband met betalingsachterstanden hebben [bedrijf 1]. en [geïntimeerde] op enig moment de afspraak gemaakt dat [geïntimeerde] ter zake van de huur genoegen zou nemen met € 10.000,- exclusief BTW per maand, wat neerkomt op een bedrag van € 11.900,- inclusief BTW per maand.
(ii) Op 15 oktober 2007 heeft [appellant] vanaf zijn privé-bankrekening een bedrag van € 11.000,- overgemaakt op het rekeningnummer van [geïntimeerde]. Op het bankafschrift van [geïntimeerde] staat bij de omschrijving van de betaling, voor zover relevant, het volgende vermeld:
"(...)
okotber 2007 wachten op
definitief volgens afspraak.
groet cor."
[appellant] was op dat moment interim-manager van [bedrijf 2].
(iii) Op 30 november 2007 is door [bedrijf 2]. een bedrag van € 900,- overgemaakt op de rekening van [geïntimeerde]. Op het bankafschrift van [geïntimeerde] staat bij de omschrijving van de betaling, voor zover relevant, het volgende vermeld:
"(...)
RESTANT BTW OKTOBER 2007"
(iv) Op 30 november 2007 heeft [bedrijf 2]. eveneens een bedrag van € 11.900,- overgemaakt op de rekening van [geïntimeerde], welke overschrijving feitelijk door [appellant] namens [bedrijf 2]. is verricht. Op het bankafschrift van [geïntimeerde] staat bij de omschrijving van de betaling, voor zover relevant, het volgende vermeld:
"(...)
HUUR NOV. 2007. INCL. BTW
GROET COR"
( v) Bij vonnis van 8 april 2008 is [bedrijf 1]. onder andere veroordeeld om de studio te ontruimen en een bedrag van € 135.470,- inclusief BTW ter zake van de huur aan [geïntimeerde] te betalen.
(vi) [appellant] heeft in eerste aanleg, kort samengevat, gevorderd dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 11.000,- aan hem, en heeft daartoe gesteld dat de betaling ter hoogte van dit bedrag die hij op 15 oktober 2007 heeft gedaan een geldlening aan [geïntimeerde] betrof in verband met de financiering van een project in Frankrijk, welk bedrag [geïntimeerde] dient terug te betalen. Daaraan heeft [appellant] toegevoegd dat als [geïntimeerde] de geldlening betwist, de betaling in elk geval zonder rechtsgrond heeft plaatsgevonden en terugbetaling uit hoofde van onverschuldigde betaling dient plaats te vinden.
(vii) [geïntimeerde] heeft beide stellingen van [appellant] betwist en gesteld dat het door [appellant] betaalde bedrag van € 11.000,- een deelbetaling van de huur voor de studio voor de maand oktober 2007 betrof die [appellant] voor [bedrijf 1]. heeft voldaan.
(viii) Bij het vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de vordering van [appellant] afgewezen en heeft daartoe, kort samengevat, overwogen dat [appellant], mede in het licht van het gemotiveerde verweer van [geïntimeerde], zijn beide stellingen onvoldoende heeft onderbouwd.