ECLI:NL:GHAMS:2010:BY4606

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.046.317
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen deskundigenbenoeming DNA-onderzoek verwekkerschap; tussenbeschikking, niet ontvankelijk

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Utrecht, waarin een DNA-onderzoek werd bevolen om de biologische vaderschap van de man over het kind vast te stellen. De man, die in hoger beroep is gekomen, verzoekt het hof om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en te bepalen dat hij niet onderworpen wordt aan het DNA-onderzoek. De moeder, die alleen het ouderlijke gezag uitoefent, heeft het verzoek van de man bestreden en vraagt het hof om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep.

De mondelinge behandeling vond plaats op 11 mei 2010, waarbij de moeder en de bijzondere curator aanwezig waren. De man is niet verschenen, maar zijn advocaat was wel aanwezig. Het hof overweegt dat de rechtbank geen beslissing heeft genomen over enig deel van het verzochte, maar enkel een deskundigenonderzoek heeft bevolen. Dit betekent dat de bestreden beschikking een tussenbeschikking is, waartegen geen hoger beroep openstaat, tenzij de rechtbank anders heeft bepaald.

Het hof concludeert dat de man niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn hoger beroep, omdat hij geen verlof tot het tussentijds instellen van beroep heeft aangevraagd. De beslissing van het hof is op 1 juni 2010 uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Nevenzittingsplaats Arnhem
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.046.317
(zaaknummer rechtbank 258098 / FA RK 08-6846)
beschikking van de familiekamer van 1 juni 2010
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen "de man",
advocaat: mr. J.R.A. Röschlau te Utrecht,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep, verder te noemen "de moeder",
advocaat: mr. C.A.Th. Philipsen te Utrecht,
en
mr. E. van Asbeck-Plemp van Duiveland,
kantoor houdende te Driebergen,
in haar hoedanigheid van bijzonder curator over de minderjarige [het kind],
verder te noemen "de bijzonder curator".
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Utrecht van 29 april 2009, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 29 juli 2009, is de man in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. Hij verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en te bepalen dat hij niet onderworpen wordt aan een DNA-onderzoek en het bevel tot DNA-onderzoek te schorsen, kosten rechtens.
2.2 Ter griffie van het hof zijn binnengekomen:
- op 10 augustus 2009 een brief van mr. Philipsen van 10 augustus 2009;
- op 12 augustus 2009 een brief van mr. E.H. Bakker, advocaat te Utrecht, namens mr. Röschlau, van 12 augustus 2009.
2.3 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 12 maart 2010, heeft de moeder het verzoek in hoger beroep van de man bestreden. Zij verzoekt het hof de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep, dan wel het beroep af te wijzen, alsmede opnieuw beschikkende de bestredende beschikking te bekrachtigen.
2.4 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 15 maart 2010, heeft de bijzondere curator het verzoek in hoger beroep van de man bestreden. De bijzondere curator verzoekt het hof de man in zijn verzoeken in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel de verzoeken af te wijzen.
2.5 De mondelinge behandeling heeft op 11 mei 2010 plaatsgevonden. De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Voorts is ten behoeve van de moeder verschenen de heer M. Chbab, beëdigd tolk. De bijzonder curator is in persoon verschenen. Namens de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de raad) is mevrouw mr. [...] verschenen. De man is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Namens hem is zijn advocaat verschenen.
3. De vaststaande feiten
3.1 Op [geboortedatum] 2007 is te [geboorteplaats] uit de moeder de zoon [het kind] geboren. De moeder oefent alleen het ouderlijke gezag uit over [het kind].
3.2 De man en de moeder hebben naast de Marokkaanse nationaliteit eveneens de Nederlandse nationaliteit. [het kind] heeft de Nederlandse nationaliteit.
3.3 Bij verzoekschrift d.d. 12 november 2008, ingekomen bij de rechtbank Utrecht, heeft de moeder verzocht een bijzondere curator te benoemen, het gerechtelijke vaderschap van de man vast te stellen over [het kind] en te bepalen dat de man zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [het kind] met een bedrag van € 135,- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
3.4 Bij beschikking van 10 december 2008 heeft de rechtbank Utrecht mr. E. van Asbeck-Plemp van Duiveland benoemd tot bijzondere curator over [het kind].
3.5 De man is in eerste aanleg niet verschenen.
3.6 Bij de bestreden (tussen)beschikking heeft de rechtbank –voor zover hier van belang– een DNA-onderzoek bevolen naar de vraag of de man de biologische vader van [het kind] is, tot deskundige benoemd de heer drs. B. Reichert, hoofd laboratorium van Verilabs Nederland te Leiden en de behandeling van de zaak aangehouden in afwachting van de uitkomst van het DNA-onderzoek.
4. De motivering van de beslissing
4.1 Op grond van de artikelen 3 en 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toe ten aanzien van het onderhavige verzoek, nu de man en [het kind] in Nederland wonen, zodat Nederlands burgerlijk procesrecht van toepassing is.
4.2 Ingevolge het bepaalde in artikel 358 lid 4 Rv kan van tussenbeschikkingen alleen hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met de eindbeschikking, tenzij de rechter anders heeft bepaald. Onder een tussenbeschikking wordt een uitspraak verstaan waarin de rechter niet door een uitdrukkelijk dictum omtrent enig deel van het gevorderde een einde aan het geding heeft gemaakt.
4.3 De man stelt dat een bevel tot DNA-onderzoek een voorziening is waartegen hoger beroep openstaat. Het benoemen van een deskundige en het afnemen van DNA is een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en is dermate ingrijpend dat deze beslissing naar de mening van de man appellabel is. De moeder en de bijzondere curator hebben dat bestreden. Eerst ter mondelinge behandeling stellen beiden zich op het standpunt dat de man niet-ontvankelijk is in zijn beroep.
4.4 Het hof overweegt daartoe het volgende. De moeder heeft de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de man over [het kind], alsmede verzocht een bijdrage in de kosten van haar verzorging en opvoeding. Omdat de rechtbank een DNA-onderzoek heeft gelast, heeft de rechtbank naar het oordeel van het hof geen beslissing genomen omtrent enig deel van het verzochte, maar slechts een deskundigenonderzoek bevolen. De bestreden beschikking is naar het oordeel van het hof een zuivere interlocutoire tussenbeschikking, zodat daarvan thans geen hoger beroep openstaat, nu tevens vaststaat dat de man geen verlof tot het tussentijds instellen van beroep aan de rechtbank heeft verzocht.
5. De slotsom
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep.
6. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.F.J.N. van Osch, P.L.R. Wefers Bettink en J.G. Luiten, bijgestaan door G.J. Heuvelink als griffier, en is op 1 juni 2010 uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.