parketnummer: 23-005698-08
datum uitspraak: 29 januari 2010
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van
23 oktober 2008 in de strafzaak onder parketnummer 15-740453-08 van het openbaar ministerie
tegen
[Verdachte ],
geboren te [geboorteplaats ] op [geboortedatum ],
thans verblijvende in PI.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 9 oktober 2008 en op de terechtzitting in hoger beroep van 15 januari 2010.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd, overeenkomstig de op de terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie toegestane wijziging tenlastelegging, dat:
ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
hij op of omstreeks 29 april 2008 te Bloemendaal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit een woning gelegen aan de [straat ], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal goederen (waaronder bankpassen en/of een creditcard en/of een aantal sieraden en/of een bedrag aan geld), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij bezit van het gestolene te verzekeren,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een aantal goederen (waaronder bankpassen en/of een creditcard en/of een aantal sieraden en/of een bedrag aan geld), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en of zijn mededader(s),
als volgt heeft/hebben gehandeld,
zijnde en/of hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
- de woning waar die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] lagen te slapen binnengedrongen en/of
- met bivakmutsen op/over zijn/hun gezicht(en)/hoofd(en) de slaapkamer waar die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] in bed lagen, binnengegaan en/of
- die [slachtoffer 1] met een hard voorwerp op/tegen het hoofd geslagen en/of (met geschoeide voet) tegen het hoofd geschopt en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] gedwongen onder bedreiging van een vuurwapen te zeggen waar de bankpassen en/of creditcards en/of sieraden zich bevonden dan wel gedwongen deze goederen af te geven dan wel deze goederen gepakt en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen te zeggen wat de codes van die bankpassen en/of creditcards waren en/of
- die [slachtoffer 2] onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen de kluis te openen dan wel de sleutel van de kluis aan hem, verdachte, en/of zijn mededader te overhandigen en/of
- de handen van die [slachtoffer 2] en/of van die [slachtoffer 3] op hun rug met koord vastgebonden en/of
- die [slachtoffer 1] opgesloten in een kamer en/of
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen naar de logeerkamer te gaan en/of daar die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] met tape aan handen en voeten vastgebonden en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] gedwongen naar de vliering te gaan en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] aldaar (opnieuw) met tape aan handen en voeten vastgebonden;
ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
hij op of omstreeks 29 april 2008 te Bloemendaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen in de richting (van het hoofd) van die [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde:
hij op of omstreeks 29 april 2008 te Bloemendaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen in de buikstreek en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geschoten en/of een of meermalen met geschoeide voet (met kracht) tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] (terwijl deze op de grond lag) heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of met de kolf van een vuurwapen, althans met een hard voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde:
hij op of omstreeks 29 april 2008 te Bloemendaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader met dat opzet
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen naar de logeerkamer te gaan en/of
- de handen van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] op hun rug met koord/touw vastgebonden en/of
- de enkels van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] met tape vastgebonden en/of
- na eerst de tape om de enkels weer (deels) te hebben losgesneden, die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen via een (vlizo)trap naar de zolder/vliering te lopen en/of
- (vervolgens) de enkels van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] opnieuw met tape vastgebonden/vastgeplakt en/of
- (terwijl die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] aldus vastgebonden op de vliering lagen) een of meermalen (dreigend) een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] gehouden;
ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde:
hij op of omstreeks 29 april 2008 te Bloemendaal tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij verdachte en/of zijn mededader met dat opzet die [slachtoffer 1] (terwijl deze aan zijn hoofd gewond was en/of een schotwond in de buik had waardoor hij hevig bloedde) opgesloten in een kamer in de woning van die [slachtoffer 1].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bij pleidooi verzoeken gedaan, zoals weergegeven in zijn pleitnota.
Het hof verwerpt het standpunt van de raadsman dat deze verzoeken dienen te worden beoordeeld aan de hand van het criterium van het verdedigingsbelang. De bij appelschriftuur ingediende verzoeken zijn door de toenmalige raadsman van de verdachte ingetrokken. Het hof heeft vervolgens beslist op de - ter terechtzitting van 20 november 2009 door de verdediging nadien ingediende - onderzoekswensen. Nu de verdediging thans ter terechtzitting nieuwe verzoeken heeft ingediend, zal het hof deze beoordelen aan de hand van het noodzaakcriterium.
Het hof wijst het verzoek tot het horen van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] als getuigen af, nu de noodzaak daartoe niet aanwezig is. De betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde volgt naar het oordeel van het hof niet (rechtstreeks) uit de persoonsbeschrijvingen die genoemde personen van dader 1 hebben gegeven. Gelet hierop is het antwoord van de verzochte getuigen op de opgegeven vraagpunten niet van belang voor enige in de onderhavige zaak te nemen beslissing.
Het hof wijst het verzoek [slachtoffer 2] over de stemherkenning te horen af, nu daartoe de noodzaak niet aanwezig is. Dit geldt evenzeer voor het verzoek deskundigenonderzoek te laten verrichten naar de betrouwbaarheid van de stemherkenning door [slachtoffer 2]. Zij is door de rechtbank als getuige ter terechtzitting gehoord met betrekking tot de stemherkenning, waarbij de verdediging de gelegenheid heeft gehad vragen te stellen en opmerkingen te maken in het belang van de verdediging. Overigens is het hof van oordeel dat het bij uitstek de taak van de rechter is de betrouwbaarheid van een in een strafrechtelijk onderzoek afgelegde verklaring te beoordelen. De noodzaak van een deskundigenonderzoek tot het door de raadsman voorgestane doel is derhalve niet aanwezig.
Het hof wijst het verzoek tot het horen van [betrokkene] eveneens af. Nu [getuige 1] bij diens verhoor als getuige bij de raadsheer-commissaris op 7 december 2009 de vragen van de verdediging over het verhoor door de politie reeds heeft beantwoord, is de noodzaak daartoe niet aanwezig. Evenmin is de noodzaak tot het horen van deze getuige aanwezig met betrekking tot de medische gesteldheid van haar echtgenoot [getuige 1], omdat zulks niet van belang is voor enige in de onderhavige zaak te nemen beslissing.
Het hof wijst ook de overige verzoeken van de raadsman af. Deze verzoeken zijn onvoldoende onderbouwd, nu de raadsman slechts heeft verwezen naar eerder gedane verzoeken en deze niet (opnieuw) nader heeft gemotiveerd.
Verweren en nadere bewijsoverwegingen
Het verweer van de raadsman ten aanzien van de stemherkenning van de verdachte door de getuige [slachtoffer 2] behoeft geen bespreking, nu het hof deze stemherkenning niet voor het bewijs zal gebruiken.
De raadsman heeft gesteld dat de sporen die zijn aangetroffen op de als bivakmuts gebruikte mouw niet herleidbaar zijn tot de verdachte. Voor zover er mogelijk celmateriaal van de verdachte is aangetroffen, kan blijkens de toelichting van het NFI niet worden uitgesloten dat dit zogenaamde celmateriaal van de verdachte wordt verward met een artefact.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het rapport van het NFI van 19 augustus 2008 (Forenschisch dossier, map 11, bladzijde 354- 355) blijkt het volgende. Van het DNA in de bemonstering van de als bivakmuts gebruikte mouw is een DNA-mengprofiel verkregen dat DNA-kenmerken bevat van tenminste drie personen. Het DNA-profiel van de verdachte en het DNA-profiel van het celmateriaal in de mouw matchen met dit DNA-mengprofiel. Dat vanwege de complexiteit van het DNA-mengprofiel geen statistische berekening voor het vaststellen van de wetenschappelijke bewijswaarde van de gevonden matches is uitgevoerd, doet aan het voorgaande niet af. Nu het verweer voorts berust op een onjuiste weergave van een algemene passage uit voornoemd rapport en derhalve feitelijk onjuist is, wordt het verworpen.
In een afvalcontainer naast de buitendeur van de woning zijn na de overval - bovenop het andere afval - twee lege bierflesjes gevonden. Op een van deze flesjes is het DNA-profiel van de verdachte aangetroffen. De familie [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij dergelijke flesjes bier in voorraad hadden, maar dat niemand van hen de afgelopen tijd bier had gedronken. Op het bed van het echtpaar [slachtoffer 1] is een bij (één van) die flesjes behorende kroonkurk aangetroffen.
Vast is komen te staan dat de daders van de overval in de slaapkamer van het echtpaar [slachtoffer 1] zijn geweest. De verdachte heeft geen verklaring kunnen of willen geven die inhoudt dat zijn DNA op andere wijze dan door zijn aanwezigheid ter plekke op dat bierflesje terecht is gekomen. Het hof is - anders dan de raadsman - van oordeel dat voornoemde omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, redengevend zijn voor de betrokkenheid van de verdachte bij het hem tenlastegelegde.
Verklaringen van getuigen
Het hof gebruikt de verklaringen van de diverse getuigen met de nodige terughoudendheid, voor zover zij betrekking hebben op de herkenning van de verdachte en slechts voor zover zij steun vinden in de overige bewijsmiddelen. Daartoe zullen de verklaringen van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] buiten beschouwing worden gelaten.
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 28 april 2008 is gebeld door de verdachte met het verzoek hem en een andere man met de auto naar Haarlem te brengen. [getuige 1] heeft de verdachte en de andere man, volgens [getuige 1] een Ghanees of Nigeriaan, op aanwijzing van de verdachte afgezet in Haarlem, en heeft beide mannen op verzoek van de verdachte de volgende ochtend vroeg op diezelfde plek weer opgehaald. De raadsman heeft gesteld dat de verklaringen van [getuige 1] niet geloofwaardig zijn, omdat [getuige 1] tegenstrijdig heeft verklaard.
Hoewel de getuige [getuige 1] niet steeds consistent heeft verklaard, is het hof van oordeel dat zijn verklaringen - voor zover voor het bewijs gebruikt - in voldoende mate steun vinden in de overige bewijsmiddelen. Zo is [getuige 1] werkzaam als snorder en de verdachte heeft ook zelf verklaard regelmatig met [getuige 1] in die hoedanigheid telefonisch contact te onderhouden en gebruik te maken van zijn diensten. De verklaringen van [getuige 1] komen voorts overeen met de bevindingen uit het onderzoek naar de telefoongegevens van de verdachte. Daaruit is onder meer gebleken dat op 28 april 2008 om 22.08 uur en 22.58 uur telefonisch contact is geweest tussen de mobiele telefoons van de verdachte en [getuige 1]. Op dit laatste tijdstip is de mobiele telefoon van de verdachte gelokaliseerd in Haarlem. Op 29 april 2008 te 6.39 uur wordt met de mobiele telefoon van de verdachte opnieuw naar [getuige 1] gebeld. Bij dit laatste gesprek wordt door de mobiele telefoon van de verdachte een zendmast in Overveen aangestraald, in de omgeving van de plaats delict, te weten: de [straat] te Overveen.
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte en/of zijn mededader bij het schieten op [slachtoffer 2] heeft gehandeld met voorbedachte raad. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van dit onderdeel van het onder 2 tenlastegelegde. Het hof komt tot een bewezenverklaring van de poging tot doodslag op [slachtoffer 2] op grond van het gegeven dat de verdachte en/of zijn mededader een - kennelijk doorgeladen - vuurwapen op haar heeft g[slachtoffer 1]ht en daarmee zodanig heeft gemanipuleerd dat er een schot afging, waarbij de kogel vlakbij de plaats, waar zij kort tevoren met haar hoofd had gelegen, in een daar liggend kussen terecht is gekomen. Door aldus te handelen heeft verdachte en/of zijn mededader zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 2] dodelijk door de kogel werd geraakt.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde overweegt het hof als volgt.
Vast is komen te staan dat een van de daders van de overval na het in de richting van [slachtoffer 2] afgevuurde schot, met - zeer waarschijnlijk - hetzelfde vuurwapen heeft geschoten op [slachtoffer 1].
Die [slachtoffer 1] is door het schot in de buik getroffen op een moment dat hij door de daders reeds ernstig was mishandeld en op de grond lag. Daarna is hij in hulpeloze toestand in een afgesloten ruimte achtergelaten. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van dit handelen, kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat met voorbedachte raad op [slachtoffer 1] is geschoten. Weliswaar is niet komen vast te staan wie van de daders dit schot heeft afgevuurd, maar tussen de daar aanwezige verdachten is sprake van een bewuste en nauwe samenwerking in de zin van artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht, ter bevestiging waarvan de verdachte zich op geen enkele wijze heeft gedistantieerd van de ten opzichte van de familie [slachtoffer 1] gepleegde strafbare feiten. Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot moord op [slachtoffer 1].
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaring van de getuige [getuige 2]] wijst op een alternatief scenario, dat nog eens wordt ondersteund door een door de verdachte gevoerd telefoongesprek.
Hieruit zou kunnen blijken dat bekenden van de verdachte de overval hebben gepleegd, hetgeen aansluit bij de verklaring van de verdachte dat hij door een kennis is benaderd om sieraden en/of wapens door te verkopen. Het hof acht het in beginsel niet uitgesloten dat er nog andere daders bij de overval betrokken zijn geweest. In dat licht zou de met hoge snelheid wegrijdende auto, die de getuige [getuige 2]] zegt te hebben waargenomen, geplaatst kunnen worden. Van het door de raadsman bedoelde telefoongesprek blijkt overigens onvoldoende dat dit op enigerlei wijze verband houdt met de overval. Wat van het voorgaande echter ook zij, dit laat naar het oordeel van het hof de betrokkenheid van de verdachte bij de overval onverlet.
De verklaringen van de verdachte dat hij de sieraden van de hem verder onbekende ‘[onbekende]’ heeft gekregen, is op geen enkele wijze onderbouwd. Nu ook uit nader onderzoek door de politie evenmin van het bestaan van ‘[onbekende]’ gebleken is, gaat het hof aan deze lezing van de verdachte voorbij.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
hij op 29 april 2008 te Bloemendaal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in en uit een woning gelegen aan de [straat], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal goederen, waaronder bankpassen, een creditcard, een aantal sieraden en een bedrag aan geld, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
en dat zij daarbij als volgt hebben gehandeld:
hij, verdachte en zijn mededader,
- zijn de woning waar die [slachtoffer 1], die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] lagen te slapen binnengedrongen en
- met bivakmutsen over hun gezichten/hoofden de slaapkamer waar die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] in bed lagen, binnengegaan en
- hebben die [slachtoffer 1] met een hard voorwerp tegen het hoofd geslagen en/of (met geschoeide voet) tegen het hoofd geschopt en
- die [slachtoffer 2] onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen te zeggen waar de bankpassen en creditcard en sieraden zich bevonden en deze goederen gepakt en
- die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen te zeggen wat de codes van die bankpassen en creditcard waren en
- die [slachtoffer 2] onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen de sleutel van de kluis aan hem, verdachte, en/of zijn mededader te overhandigen en
- de handen van die [slachtoffer 2] en van die [slachtoffer 3] op hun rug met koord vastgebonden en
- die [slachtoffer 1] opgesloten in een kamer en
- die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen naar de logeerkamer te gaan en daar die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] met tape aan handen en voeten vastgebonden en vervolgens die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] gedwongen naar de vliering te gaan en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] aldaar opnieuw met tape aan handen en voeten vastgebonden;
ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
hij op 29 april 2008 te Bloemendaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen in de richting van het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde:
hij op 29 april 2008 te Bloemendaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met die ander met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen in de buikstreek van die [slachtoffer 1] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde:
hij op 29 april 2008 te Bloemendaal, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader met dat opzet
- die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen naar de logeerkamer te gaan en
- de handen van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] op hun rug met koord/touw vastgebonden en
- de enkels van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] met tape vastgebonden en
- na eerst de tape om de enkels weer (deels) te hebben losgesneden, die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen via een vlizotrap naar de vliering te lopen en
- vervolgens de enkels van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] opnieuw met tape vastgebonden/vastgeplakt en
- terwijl die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] aldus vastgebonden op de vliering lagen dreigend een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] gehouden;
ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde:
hij op 29 april 2008 te Bloemendaal, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader met dat opzet die [slachtoffer 1], terwijl deze aan zijn hoofd gewond was en een schotwond in de buik had waardoor hij hevig bloedde, opgesloten in een kamer in de woning van die [slachtoffer 1].
Hetgeen 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Het hof komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde feiten op grond van de navolgende bewijsmiddelen. De door het hof als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde personen en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen. De voor het bewijs gebruikte schriftelijke stukken worden slechts tot bewijs gebruikt in samenhang met de andere bewijsmiddelen. Elk bewijsmiddel wordt slechts gebruikt tot bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud, ook in zijn onderdelen in het bijzonder betrekking heeft.
• de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegd, waarin hij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:
Het mobiele telefoonnummer [tel.nummer] kan wel mijn nummer zijn. Ik kan mij het getapte gesprek met ‘de klusjesman’, dat ik had op 4 mei 2008 om 14.20 uur, wel herinneren. Ik ben degene die dit gesprek heeft gevoerd. U houdt mij voor dat mijn mobiele telefoonnummer [tel.nummer] op de avond voor en vroeg in de ochtend van de overval driemaal is gebruikt en dat de gebruiker in de buurt van de woning aan de [straat] te Bloemendaal, waarin de overval plaats vond, was. De 7.65 mm en de Scorpio zijn vuurwapens.
Het klopt dat ik op 18 mei 2008 het gesprek heb gevoerd in verband met een pizzabestelling en ik heb in dat gesprek mijn adres: [woonadres ] te Amstelveen genoemd. Het klopt dat er sieraden in de woning op [woonadres] te Amstelveen zijn aangetroffen. U houdt mij voor dat er een Ipod met twee geluidboxen is aangetroffen in mijn woning. Dat klopt, maar er zat volgens mij één geluidbox bij. Ik had die sieraden en die Ipod in mijn bezit. Ik hoor u zeggen dat van die sieraden een 13 tal ringen en oorbellen overeen kwamen met sieraden die in de aangifte als gestolen zijn opgegeven en dat er twee armbandjes zijn aangetroffen met de naam [naam ] en de geboortedatum van [slachtoffer 3]. Ja dat klopt. Het klopt dat ik sieraden naar de bank van lening heb gebracht. Ik ken [getuige 1]. Hij is een snorder. Ik maak gebruik van zijn diensten. De in beslag genomen schoenen die zijn aangetroffen in de woning op [woonadres ] te Amstelveen zijn van mij.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 29 april 2008 (dossierpagina ZD1:13 en volgende, inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Dinsdag 29 april 2008 te 7.53 uur kregen wij de melding om te gaan naar de [straat] te Bloemendaal. Op genoemde plaats zouden de bewoonster en haar dochter vastgebonden zijn geweest en er zou in de woning een schot zijn gehoord. De echtgenoot zou zich bevinden in een slaapkamer die op slot zou zitten. De vrouw wees ons op de bovenverdieping de afgesloten kamerdeur, waarachter haar man vermoedelijk lag. Wij hoorden dat vanachter deze deur een zwakke stem kwam. Wij verbalisanten hebben met een breekijzer de deur opengebroken. Wij zagen direct na het openen van de kamerdeur een man. Wij zagen dat hij geheel ontkleed was en onder het bloed zat. De man had forse verwondingen aan het aangezicht en snijwonden aan zijn onderarmen en nagenoeg zijn hele lichaam zat onder het bloed. Wij hoorden dat de man zei dat hij was neergeschoten en wij zagen dat hij wees op een klein gaatje in zijn buikstreek.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] van 29 april 2008 (dossierpagina ZD1:72 e.v.), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Ik ben de dochter van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Op 29 april 2008 omstreeks 2.30 uur hoorde ik een bonk en gegil van mijn moeder en vader. Ik ging kijken in de slaapkamer van mijn ouders. Ik zag drie schimmen staan en één op de grond liggen. Dit bleek mijn gewonde vader te zijn. Mijn vader lag gewikkeld in een laken, ik zag donkere plekken op het tapijt rondom het hoofd van mijn vader en een donkere plek op het laken ter hoogte van het onderlichaam. Op het bed zittend zag ik twee gewapende mannen; één van hen bond de handen van eerst mijn moeder en toen van mij zelf op onze rug met een donker groen koord. De man droeg een bivakmuts en sprak gebrekkig Nederlands. Hij zei: “Je weet waarvoor we gekomen zijn. Wat is de code”. Hij stelde deze vraag aan mijn moeder. Mijn moeder antwoordde direct door haar code van de bankpas door te geven en te zeggen dat die code voor al haar bankpassen gold. Dader 1 had het wapen in de hand en hield dat geregeld in de richting van mij. Dader 1 vroeg naar de code van de passen van mijn vader. Mijn vader gaf uiteindelijk vaag en met veel moeite de codes van zijn bankpassen door. Dader 1 zei: “Dit is niet de goede code. We wachten op antwoord”. Mijn moeder moest met een van de daders mee. Via de badkamer, waar kennelijk de kluissleutel werd gepakt, liepen zij via de studeerkamer en overloop naar de kleedkamer waar de kluis opgesteld staat in een kledingkast. Ik weet dat daarin veel dure sieraden van mijn moeder liggen. Mijn moeder en ik moesten meekomen met dader 1. Hij commandeerde: “Opstaan en mee naar boven”. Zowel op de overloop als op de zolder heb ik gezien dat hij nog steeds een wapen in zijn hand had.
Aan de handen geboeid, liepen we de trap naar de zolder op en stapten vervolgens de zolder op. Mijn moeder moest knielend op het bed in de logeerkamer gaan zitten. Ik zag dat dader 1 haar benen ter hoogte van de enkels met tape samen begon te binden. Vervolgens werd ik op dezelfde wijze door dader 1 met hetzelfde tape aan mijn enkels vastgebonden. Ik moest naast mijn moeder ruggelings gaan liggen. Ik hoorde dat hij de vlizotrap van het luik naar de vliering uittrok. Hij dwong ons op onze buik te gaan liggen. Met het eerder door hem gebruikte tape bond hij nog steviger onze polsen vast, waarna wij ons weer op onze rug moesten draaien. Dader 1 dirigeerde ons naar de vliering. Hij zei: “Jullie gaan daar in.” Ondertussen wees hij naar de vliering. Nadat hij met een mes de tape om de enkels van mijn moeder had doorgesneden, tilde hij me op en droeg me met de handen vooruitgestoken naar de vliering. Daar sneed hij mijn enkelkneveling door. Boven op de vliering tapete hij opnieuw onze enkels vast, ging naar beneden en sloot de vliering weer af door het luik omhoog en dicht te doen. Na ongeveer een uur voor mijn gevoel werd het luik weer geopend door dader 1. Vervolgens ging hij weer naar beneden en sloot het luik weer. Na enige tijd ging wederom het luik naar de vliering open en zag ik dader 1 met een ander wapen in zijn handen, een pistool. Ik schat de loop op ongeveer 20 centimeter. Hij richtte op mijn moeder. Ik zag dat hij met het wapen in de hand, terwijl hij naar mij keek, de trekker overhaalde. Ik hoorde een harde knal en zag in een flits een vlam uit de voorkant van het wapen komen. Kort hierna zag ik dat er een gat in het kussen zat, waarop mijn moeder met haar hoofd lag. Hij liet het pistool zakken en keek mij aan. Hij zei: “Jullie moeten dood”. Dader 1 daalde weer de trap af en deed het luik weer dicht. Kort hierna hoorde ik weer een knal en ik vermoedde dat er nogmaals geschoten werd. Na heel lang te hebben gewacht en al die tijd niets meer in huis te hebben gehoord, hebben wij het luik naar beneden weten te duwen en zijn via de trap naar beneden afgedaald. Ik probeerde de slaapkamer van mijn vader binnen te gaan, maar die bleek afgesloten. Ondertussen belde mijn moeder de politie . Met de politie ben ik mee naar boven gegaan en ik heb hen de deur van de slaapkamer van mijn vader zien opentrappen.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] van 29 april 2008 (dossierpagina ZD1:85 e.v.), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Ik ben vanmorgen, 29 april 2008, als slachtoffer betrokken geweest bij een gewapende overval die plaats vond in mijn woning aan de [straat] te Bloemendaal, waar ik woon met mijn man[slachtoffer 1] en mijn dochter [slachtoffer 1]. Nadat mijn man en ik op 28 april 2008 in onze slaapkamer naar Pauw en Witteman hadden gekeken, zijn wij beiden in slaap gevallen. Op een gegeven moment ben ik wakker geschrokken en schoot overeind. Ik zag direct twee personen in de slaapkamer staan. Ik zag dat één van de personen aan het voeteneind stond en de ander aan [slachtoffer 1]’s kant van het bed. Ik zag dat beide personen een bivakmuts en wijde donkere kleding droegen. Eén van de mannen die ik verder dader 1 zal noemen, zei dat ze de codes wilden. Wij moesten vervolgens uit bed komen en op de grond gaan liggen. [slachtoffer 1] moest op de grond liggen, hij was naakt. Eén van de mannen gooide een deken over hem heen. Ik zag dat één van de daders een wapen in zijn hand hield. Het wapen was grijs van kleur met wat bronzigs. Het was ongeveer 30 cm lang. Ik dacht even of één van de daders onze klusjesman [klusjesman ] was. Ik vroeg: “Is it you [klusjesman ]”.Ik kreeg hier geen reactie op. Dader 1 vroeg mij naar de code van onze bankpassen en naar de portemonnee van [slachtoffer 1]. Ik merkte dat de daders mijn portemonnee al hadden. (ZD1:88) Deze had in mijn handtas gezeten die in de keuken stond. Ik noemde aan de man de codes van onze bankpassen. [slachtoffer 1] zei dat zijn portemonnee in zijn broek in de kleedkamer zat. Ik zei tegen de mannen dat ik de portemonnee voor hen zou pakken. Ik liep naar de kleedkamer. Eén van de mannen liep met mij mee. In de kleedkamer is ook een kluisje gesitueerd.
Het zit in een kast. Dader 1 zei uit eigen beweging dat ik het kluisje moest openen. Ik heb daarop het sleuteltje van het kluisje uit mijn toilettasje in de badkamer gepakt. Nadat ik de man het sleuteltje had gegeven, is hij zelf naar het kluisje gelopen. In het kluisje lagen allemaal juwelen. Ik zal op een later tijdstip een exacte lijst maken van wat ik vermis. Vervolgens moest ik meelopen naar de werkkamer van mijn man. Daar werden de bankpassen aan mij getoond en sommeerden zij mij de codes van de betreffende passen te noemen. Ik noemde hen nogmaals de codes. Op een gegeven moment kwam [slachtoffer 3] binnen. Door dader 1 werden [slachtoffer 3] en ik gedwongen om naar een van de logeerkamers op de tweede verdieping te gaan. [slachtoffer 1] bleef achter in onze slaapkamer. Mijn enkels werden met tape aan elkaar getaped. Vervolgens werden mijn polsen met dezelfde soort tape aan elkaar gebonden. Ook werd door de dader groen touw gebruikt. Nadat ik was getaped werden de enkels en polsen van [slachtoffer 3] getaped en gebonden. Alleen dader 1 was bij ons. Vervolgens werden de enkels van [slachtoffer 3] en mij weer losser gemaakt. Ik kon huppend voortbewegen. [slachtoffer 3] en ik werden naar de overloop gedwongen. Ik zag op de overloop dat de trap naar de vliering naar beneden was. [slachtoffer 3] en ik werden gedwongen de trap op te gaan naar de vliering. Door dader 1 werden onze enkels weer steviger vastgetape Door dader 1 werden een paar kussens door het trapgat naar ons gegooid. Vervolgens werd de trap weer ingeschoven en het luik dicht gedaan. Bven moment, we lagen er toen zeker al een uur, werd het luik weer geopend en werd de trap weer uitgetrokken. Dader 1 kwam de trap op en stak met zijn bovenlichaam door het geopende gat op de vliering. Hij had een voorwerp in zijn - naar ik dacht - rechterhand dat op een vuurwapen leek. Ik kwam vanuit liggende houding overeind. Ik zag toen dat dader 1 het wapen op mij richtte. Tijdens het omhoogkomen hoorde ik een heel harde knal. Ik keek naar het kussen, waarop ik vlak daarvoor met mijn hoofd gelegen had. Ik zag op de plaats waar mijn hoofd gelegen had een gat. Ik realiseerde mij dat als ik niet overeind was gekomen, dat gat waarschijnlijk in mijn hoofd was gekomen in plaats van in het kussen. De man zakte de trap weer af en sloot het luik af. Toen de man even weg was, hoorde ik een doffe knal. Toen ik dat geluid hoorde, bedacht ik mij wel dat er op dat moment op [slachtoffer 1] werd geschoten.
Voor mijn gevoel hebben [slachtoffer 3] en ik uren op de vliering gelegen. Toen ik op een gegeven moment vrachtauto’s buiten hoorde rijden, besloten we het risico te nemen om ons los te maken en het luik te openen. Ik heb de trap laten zakken. Op de overloop gekomen, merkten we dat alle binnendeuren waren afgesloten Ik heb gebeld naar de politie. Vervolgens heb ik [slachtoffer 1] geroepen. Ik hoorde vaag dat hij achter de gesloten deur van de kleedkamer lag. Ik kon dus niet bij hem komen. De politie heeft de deur, waarachter [slachtoffer 1] lag, met geweld geopend. [slachtoffer 1] is vrijwel direct per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. U vraagt aan mij of ik een idee heb wie verantwoordelijk kan zijn voor hetgeen heeft plaatsgevonden. Ik vind het heel naar om te zeggen maar ik denk dan toch aan [klusjesman ], een illegaal in Nederland verblijvende Ghanees die bij ons in en om het huis klussen doet. Het telefoonnummer van [klusjesman ] is [tel.nummer].
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] van 29 april 2008 (dossierpagina ZD1:95 e.v.), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Op 28 april 2008 omstreeks 22.00 uur kwam ik thuis. Wij zijn vervolgens gaan slapen. Ik hoorde ineens dat ik op de grond moest liggen. Dat heb ik gedaan en ik heb tegen mijn vrouw gezegd dat zij dat ook maar moest doen. Ik werd met touw en plakband vastgebonden. Ik was bang voor mijn dochter en vrouw. Ik kon mij losmaken en kreeg een waarschuwing en werd weer vastgebonden. Ik moest kalm blijven. Ik heb het idee dat zij een paar uur in de woning zijn gebleven. Ik moest op mijn buik gaan liggen, mijn mond werd afgeplakt.
Ik hoorde een knal en voelde veel pijn in mijn buik. Ik weet niet hoe ik aan het letsel ben gekomen in mijn gezicht. Er waren twee mannen in mijn kamer. Zij hadden mutsen op.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 8 mei 2008 (dossierpagina ZD1:285 e.v.), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Ik ben bewoner van het perceel [straat] te Bloemendaal. Ik woon aldaar met mijn vrouw, [slachtoffer 2], en onze dochter [slachtoffer 3]. Op dinsdag 29 april 2008 tussen 00.00 uur en 07.45 uur zijn overvallers onze woning binnen gedrongen en hebben goederen weggenomen. Onder andere bankpassen en de bijbehorende pincodes hebben ze met dreiging van geweld te horen gekregen van mijn vrouw. Tijdens deze overval hebben de overvallers mij letsel toegebracht door onder andere op mij te schieten met een vuurwapen. Ik heb tengevolge van het geweld diverse verwondingen gekregen, onder andere een hersenschudding en diverse verwondingen over mijn hele lichaam en mijn gezicht. Tijdens de overval zijn diverse bankpassen van mij en mijn vrouw ontvreemd door de overvallers.
• Een schriftelijk stuk, te weten een niet ondertekend proces-verbaal van verhoor van slachtoffer [slachtoffer 2] van 23 september 2008 (los opgenomen), inhoudende - zakelijk weergegeven – als verklaring van voormeld slachtoffer onder meer het navolgende: In mijn portemonnee zaten ten tijde van de overval drie bankbiljetten van 500 euro. Ik zeg u heel stellig dat het er drie zijn.
• Een aanvraagformulier medische informatie van 30 april 2008 met betrekking tot de heer
[slachtoffer 1] met als bevindingen van de arts, K. Soeltan, d.d. 30 mei 2008,(dossierpagina ZD1:107): onder meer inhoudende – zakelijk weergegeven: Datum onderzoek: 29 april 2008. Omschrijving van het letsel: Inschot/uitschot links en rechts van de lever, inschot linkerbovenarm, kogel onderhuids, bovenkaakfractuur, achteroorbeenfractuur, hersenschudding, hoofdwonden, oor rechts en neus
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van Bart Veenings van
24 juni 2008 (dossierpagina ZD 1:108), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Ik werk al 13 jaar als medisch hoofd, afdeling eerste hulp van het VU ziekenhuis. Ik werk dagelijks als chirurg op de afdeling Eerste Hulp. Zodoende heb ik ook de heer [slachtoffer 1] geholpen. Ik ben al 25 jaar chirurg. Hij had rechts een blauw oog, een hoofdwond. Hij had een bloeduitstorting in zijn hoofd, een schedelbasisfractuur rechts, een bovenkaakfractuur rechts en hersenkneuzingshaarden. Gezien het letsel is mijn vermoeden dat hij hard tegen zijn hoofd is geschopt. Met de blote vuist zou het letsel geringer zijn en met een voorwerp heb je een ander letsel beeld. Verder had hij een wond op het voorhoofd en scheuren in zijn rechteroor, rechterwang en rechterneusvleugel. Ook had hij aan de rechterzijde een jukbeenfractuur. Over de schotwond kan ik u vertellen dat de kogel aan de rechterzijde van het lichaam ter hoogte van de buitenzijde van de lever het lichaam is ingegaan. De kogel heeft het lichaam verlaten aan de voorzijde van het lichaam ter hoogte van de bovenbuik waarna de kogel terecht is gekomen in de linkerbovenarm. De kogel is aan de binnenzijde van de linkerbovenarm binnengekomen en is onder de huid aan de buitenzijde van de linkerbovenarm blijven zitten. De man heeft heel erg mazzel gehad want de kogel heeft geen vitale delen in het lichaam geraakt.
• Pro Justitia deskundigenrapport van de heer R.Ph. Smitshuijzen, forensisch arts, van
24 september 2008, inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Als bevindingen ten aanzien van [slachtoffer 1]: In de rechterflank ongeveer ter hoogte van de navel bevindt zich een bijna horizontaal verlopende streepvormige rode verkleuring met een lengte van ongeveer 0,7 cm passend bij een recent litteken. Naast de mediaanlijn in de rechterbovenbuik ter hoogte van de ribbenboog bevindt zich een half stervormige rode verkleuring met een diameter van ongeveer 0,8 centimeter passend bij een recent litteken wat zou kunnen passen bij een uitschotwond. Ter hoogte van de onderste elleboogplooi van de linkerelleboog bevindt zich een iets meer circumscripte rode verkleuring passend bij een litteken en een door een scherprandig voorwerp aangebrachte verwonding. [slachtoffer 1] vertelde op zijn linkerzijde te hebben gelegen. Dit verklaart de kogelbaan en het stoppen van het projectiel tegen een bot van de linkeronderarm.
En als beschouwing: Als [slachtoffer 1] niet op zijn linkerzij had gelegen of de baan van het projectiel was een andere geweest, dan was hij zeker verbloed. Met opzet zo schieten dat slechts huidverwondingen optreden, is in de lichaamshouding zoals [slachtoffer 1] deze geschetst heeft, uiterst onwaarschijnlijk.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 8 mei 2008 (dossierpagina ZD 315 e.v.), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Ik ben bewoonster van perceel [straat] te Bloemendaal. Ik woon daar met mijn man en dochter [slachtoffer 3]. Als moeder doe ik ook aangifte namens onze dochter. Tussen 29 april 2008 00.00 uur en 29 april 2008 07.45 uur zijn overvallers onze woning binnengedrongen en hebben goederen weggenomen. Onder andere diverse sieraden en bankpassen en de bijbehorende pincodes hebben ze met dreiging met geweld, namelijk een vuurwapen, van mij gekregen.
• Een schriftelijk stuk te weten een lijst van weggenomen goederen vanuit perceel [straat] te Bloemendaal, welke lijst aan dit arrest is gehecht en daarvan deel uitmaakt.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [ klusjesman ] van 16 juni 2008 (dossierpagina ZD 375 e.v.), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:(ZD1:375 en 379)
De werkelijke naam van de klusjesman is: [ klusjesman ], geboren [ geboortedatum] te [ geboorteplaats ], Ghana.( zie kopie van het paspoort op dossierpagina ZD1:981) Hij heeft mijn identiteit en mijn naam [klusjesman ] gebruikt, zonder mijn medeweten.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verhoor van [slachtoffer 1] van 21 juli 2008 (dossierpagina ZD1:987), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
De heer [slachtoffer 1] herkent zijn klusjesman ‘[klusjesman ]’ in de foto van het paspoort op dossierpagina ZD1:981.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte hoofd proces-verbaal van 28 augustus 2008 (deel 1, dossierpagina 17 e.v.), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Onderzoek [klusjesman ]:
Op 4 mei 2008 te 14.20.23 uur werd onder nummer TA003-9467 gespreksnummer 092 een gesprek opgenomen waarbij de gebruiker van het mobiele nummer [tel.nummer] (N.N. [Klusjesman ]) uit belt naar het mobiele nummer [tel.nummer].
1. Uit de door de provider T-Mobile aangeleverde historische verkeersgegevens van het mobiele nummer [tel. Nummer] kennelijk in gebruik bij de illegale klusjesman ‘[klusjesman ]’ bleek het nummer [tel.nummer] een veelvuldig telefonisch contact van hem ( vindplaats: historisch onderzoek, deel 10 telecommunicatie onderzoek, Bijlage III ). Naar aanleiding van het voornoemde telefoongesprek werd met het mobiele telefoonnummer [tel.nmmuer] gezocht in het programma “Digitale Communicatie Sporen”, waarin de historische verkeersgegevens van de basisstations van de providers die de plaats delict bestrijken zijn opgenomen. Deze bevraging leverde drie registraties op waaruit kan blijken dat het mobiele nummer [tel.nummer] zich in de nacht van maandag 28 en dinsdag 29 april 2008 op of in de directe omgeving van de plaats delict bevond.
Uit deze registratie bleek dat er op maandag 28 april 2008 tweemaal telefonisch contact tussen dit mobiele telefoonnummer en het mobiele telefoonnummer [tel.nummer] is geweest. Het eerste contact (op maandag 28 april 2008 te 22:58:41 uur) betreft een sms bericht. Het tweede contact ( op maandag 28 april 2008 te 22:59:42 uur) betreft een gesprek van 25 seconden. Beide verbindingen werden afgewikkeld door de T-Mobile steunzender 10027, geplaatst op de locatie IJsbaanlaan 4 te Haarlem.
Op dinsdag 29 april 2008 (te 06.39 uur) was er eenmaal telefonisch contact tussen beide genoemde telefoonnummers. Dit contact betreft een gesprek van 57 seconden. Deze verbinding werd afgewikkeld door de T-Mobile steunzender 16991 geplaatst op de locatie Dompvloedslaan 1 te Overveen.
Op de plaats delict heeft kort na het incident een meting plaats gevonden ter vaststelling van de Cell identiteit van de diverse steunzenders van de vier verschillende providers die op die plaats bereikbaar zijn. Hieruit bleek dat de steunzenders met de nummers 10027 en 16991 vanaf deze plaats bereikbaar waren. Hieruit kan blijken dat de gebruiker van het mobiele telefoonnummer [tel.nummer] zich op of in de directe omgeving van de plaats delict (het hof begrijpt: de [straat] te Bloemendaal) bevond.
• Gesprekken over wapens:
door de gebruiker van 0594, ( mobiele nummer van de verdachte) werden diverse gesprekken met derden gevoerd waarin kennelijk vuurwapens ter sprake komen die hij kennelijk in zijn bezit heeft en tracht te verkopen. (Telecommunicatie deel 10, Bijlage III)
- Tap gesprek TA008-0594 gespreksnummer 559: 19 mei 2008, (deel 10, Bijlage III, bijlage 4 pagina 4);
0594: die kleine van mij is 7.65 mm, zeg maar die kleur van mijn horloge snap je,
0701: nikkel
- Tap gesprek TA008-0594 gespreksnummer 560; 19 mei 2008, (deel 10, Bijlage III, bijlage 5, pagina 5);
0594: ik heb nu een 7.65 mm toch en een scorpion.
- Tap gesprek TA008-0594 gespreksnummer: 564; 19 mei 2008 (deel 10, Bijlage III, Bijlage 6, pagina 7).
0594: ik heb nu een 7.65 mm en een baby scorpion. Kijk die zilveren wil ik voor een 13 of 14 en die scorpion ga ik op 228 zette of zo.
8373: breng ze dan verkopen we het aan die Joegoslavië of zo.
• Vaststelling verblijfplaats:
Op zondag 18 mei 2008 gespreksnummer 542- TA008-0594 belde gebruiker met New York Pizza voor een bestelling: hierin geeft de gebruiker zijn adres door:
[woonadres ], 1183 AP Amstelveen. (Telecommunicatie deel 10, Bijlage III)
• het in de wettelijke vorm opgemaakte hoofd proces-verbaal van 28 augustus 2008 (deel 1, dossierpagina 26 e.v.) , inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Doorzoeking van het perceel [woonadres ] te Amstelveen: (proces-verbaal van bevindingen van 27 mei 2008 inhoudende: het aantreffen van diverse inbeslaggenomen goederen) , waarbij onder meer werden aangetroffen een horloge van het merk Cartier, geld van diverse valuta onder meer 3 biljetten van 500 euro, 5 biljetten van 100 euro, en 36 biljetten van 50 euro (deel 9, Bijlage II, beslag).
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 30 mei 2008 (dossierpagina ZD1:499 ev), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Er is op het adres [woonadres ] tijdens een doorzoeking een grote hoeveelheid sieraden aangetroffen, onder andere een geelgouden armband met daaraan een aantal bedels (een koffertje, een vliegtuigje, een wereldbol en een enveloptasje) van het merk Louis Vuitton. Dit sieraad is soortgelijk aan een armband die tijdens de overval bij de familie [slachtoffer 1] werd weggenomen. De unieke serienummers van de inbeslaggenomen sieraden in de woning op [woonadres ] en de serienummers van de weggenomen sieraden uit de woning aan de [straat] werden vergeleken. Hieruit kwam naar voren dat een 13 tal ringen, oorsieraden en colliers overeen kwamen. Er werden ook twee armbandjes aangetroffen: plaatarmbandjes met daarop de naam [slachtoffer 3] en de datum 20 april 1993, de geboortedatum van [slachtoffer 3] . Er is ook aangetroffen een Ipod en geluidboxen voor de Ipod.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van technisch onderzoek van 28 mei 2008, 29 mei 2008 en 4 juni 2008 (dossierpagina ZD1:473, 471, 484 ), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
De in de woning op [woonadres ], te Amstelveen bij de doorzoeking in beslaggenomen Ipod is door de politie onderzocht.Uit digitaal onderzoek bleek dat de unieke elektronische naam van het toestel “I.p.o.d. v.a.n. [Slachtoffer 3].” was. De gewiste muziekbestanden kwamen overeen met de muziekbestanden waarvan [slachtoffer 3] verklaarde dat deze op haar Ipod stonden.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte hoofd proces-verbaal van 28 augustus 2008 (deel 1, dossierpagina 30 e.v.) en het proces-verbaal van bevindingen van 3 juni 2008. (dossierpagina ZD1:657 e.v.), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Tap gesprek TA008-0594 nr. 301: 13 mei 2008 te 11.57 uur: naar aanleiding van dit gesprek ontstond het vermoeden dat verdachte sieraden wilde gaan belenen bij de bank van lening. Uit onderzoek bleek dat er op 13 mei 2008 een aantal goederen colliers en armbanden door verdachte waren beleend voor 865,-- euro.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [ taxateur ] van 5 juni 2008 (dossierpagina ZD1:674), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Ik ben werkzaam als taxateur bij de Stadsbank van Lening. Uit de computer bleek dat verdachte eerder goederen had beleend en dat hij de sieraden niet meer terug wilde hebben. Ik vind het vreemd dat verdachte niet wist dat 2 slaven armbanden van witgoud waren.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] van 16 juni 2008 en van 25 juni 2008 (dossierpagina ZD1:675 ev), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende: ( dossierpagina ZD1:675)
Op dinsdag 10 juni 2008 werden foto’s van een aantal sieraden die bij de doorzoeking van
22 mei 2008 op de [woonadres ] te Amstelveen zijn aangetroffen aan de familie [slachtoffer 1] getoond. Dit waren een bedelarmband van het merk Louis Vuitton en een horloge van het merk Cartier. Mevrouw [slachtoffer 2] herkende deze sieraden als zijnde haar eigendom
( dossierpagina ZD1:678).
• het in de wettelijke vorm opgemaakte hoofd proces-verbaal van 28 augustus 2008 (deel 1, dossierpagina 50 ev ) en het proces-verbaal van bevindingen van 21 mei 2008 (dossierpagina ZD1:1050 ev), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
onderzoek naar gebruiker van telefoonnummer [tel.nummer]
Na raadpleging van de voor de politie beschikbare bronnen werd de gebruiker van het telefoonnummer [tel.nummer] geïdentificeerd als [getuige 1]. Hij bleek een illegale taxichauffeur, een snorder te zijn.
• De in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van verhoor van [getuige 1] van respectievelijk 30 juni 2008, 1 juli 2008, 2 juli 2008 (dossierpagina VE3:14 e.v), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
(Ve3:19) Ik heb dit nummer, [tel.nummer], al 10 jaar.
(Ve3: 35, 36) [verdachte ] heeft me heel vaak gebeld en ik heb hem vaak opgepikt, omdat ik illegaal taxichauffeur ben.
(Ve3: 38, 39) Op 28 april 2008 belde [verdachte ] mij en zei mij : “Wij willen naar Haarlem”. Ik reed naar Amstelveen en pikte [verdachte ] op en bracht hem naar de bushalte bij het metrostation Holendrecht. Die andere man, een Ghanees of een Nigeriaan, stond bij Holendrecht te wachten. [verdachte ] gaf mij aanwijzingen hoe ik moest rijden. Hij zei mij in Haarlem: “Je pikt ons de volgende ochtend om 05.00 uur op”. Ik zei hem toen dat het voor mij moeilijk was om dat adres weer te zoeken. Daarom heeft hij mij een half uur of een uur later gesmst. Ik ontving die sms op de *5373. Daarna belde [verdachte ] mij om te vragen of ik die sms had ontvangen. Ik heb dat bevestigd tegen hem.
(Ve3: 41) Ik ben van Holendrecht de snelweg opgereden en vervolgens de snelweg naar Haarlem.
(Ve3: 53) Op uw vraag welke afspraken zij met mij maakten, antwoord ik dat ik ze om 05.00 uur weer moest ophalen. Ze stuurden mij het adres per sms bericht. [verdachte ] belde me die ochtend om 06.00 uur en vroeg me om de mannen op te halen bij de plek, waar ik ze had afgezet. Ik denk dat het gesprek tussen de 1 en 2 minuten duurde.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 3 juli 2008 (dossierpagina Ve3:61 e.v.), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Met [getuige 1] is op 3 juli 2008 de route gereden, waarvan hij in een eerder verhoor heeft verklaard dat hij die van 28 op 29 april 2008 met de verdachte [verdachte ] en de Ghanese/Nigeriaanse man had gereden. Hij verklaarde: Wij zijn vertrokken naar de afrit van de A9 richting Haarlem. Wij hoorden [getuige 1] zeggen dat wij richting Haarlem Zuid/Zandvoort moesten rijden. Onderweg reden we de Zijlweg af. Gekomen bij de kruising van de Westelijke Randweg en de Kleverlaan te Haarlem hoorden wij [getuige 1] zeggen dat hij het verder niet wist.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte hoofdproces-verbaal van 28 augustus 2008 (deel 1, dossierpagina 2 e.v.), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Onderzoek plaats delict:
Bij onderzoek in de woning aan de [straat] te Bloemendaal werd op twee plaatsen een patroonhuls aangetroffen, één in de garderobekast van de inloopkamer waar het slachtoffer
[slachtoffer 1] was aangetroffen en één achter de vlizotrap van de vliering waar moeder en dochter waren opgesloten.
Op de vliering lag een wit hoofdkussen met aan de onderzijde een beschadiging. In het kussen werd een kogel aangetroffen. (deel 11 forensisch dossier pagina 2). Het NFI heeft de hulzen en de kogels onderzocht en de conclusie is dat de twee hulzen afkomstig zijn van patronen van het kaliber 7.65 mm Browning. Deze hulzen zijn zeer waarschijnlijk verschoten met één en hetzelfde vuurwapen. De twee kogels passen bij het kaliber 7.65 mm Browning en zijn mogelijk afgevuurd uit een en dezelfde loop van een vuurwapen. ( deel 11 forensisch dossier pagina 306)
(deel 11 forensisch dossier, pagina 5 en 6,en p 176 e.v.).
Vergelijkend schoensporen onderzoek.
Aan collega [collega ] werden 6 paar schoenen aangeboden die door het tactisch team in perceel [woonadres ] te Amstelveen in beslag waren genomen met het verzoek te onderzoeken of de aangeboden schoensporen afkomstig uit de woning en tuin van de slachtoffers zijn veroorzaakt met de inbeslaggenomen schoenen over welke schoenen verdachte heeft verklaard dat alle uit zijn woning meegenomen schoenen van hem zijn (zie dossier VE:1:81.) (voor foto’s van de meegenomen schoenen (M): zie dossier Ve1:97 en Ve1:98).
Op grond van het vergelijkend schoensporenonderzoek heeft [collega ] van het Bureau Forensische Opsporing geconcludeerd dat schoenspoor C, afkomstig van de begane grond uit de woonkamer, vloer voor de dubbele deur in de woning aan de [straat] te Bloemendaal mogelijk is veroorzaakt met de linkerschoen (M) en schoenspoor D uit de woonkamer, vloer voor de dubbele deur naar de gang, waarschijnlijk is veroorzaakt met de linkerschoen (M).
• het in de wettelijke vorm opgemaakte hoofdproces-verbaal van 28 augustus 2008 (deel 1, dossierpagina 66), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende: DNA onderzoek: ( deel 11, forensisch dossier, pagina 7,10, en pagina 249 ), DNA materiaal is bij verdachte afgenomen, referentiemonster [RHB744]. Op de [straat] te Bloemendaal is in een vuilcontainer in de tuin van de woning een bierflesje (zie Foto: ZD1:359) aangetroffen.(ZD1:373) Een bemonstering [FAA861] is genomen van de flesopening van het bierflesje. ( deel 11, forensisch dossier, pagina 14). Conclusie van dit onderzoek door de vast gerechtelijke deskundige, dr. R.J. Bink van het Nederlands Forensisch Instituut, is: het celmateriaal van de bemonstering (FAA861) van het bierflesje kan afkomstig zijn van verdachte [verdachte ]. ( deel 11 forensisch dossier pagina 331 ev). Aanvullend DNA onderzoek door Bink voornoemd, gerapporteerd bij rapport van 19 augustus 2008 ( deel 11, forensisch dossier, pagina 354) houdt in: bemonstering [FAA861]#1 van een bierfles vergeleken met celmateriaal van verdachte [verdachte ] [RHB744]. Berekende frequentie ongeveer 1 op 1 miljard.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte hoofdproces-verbaal van 28 augustus 2008 (deel 1, dossierpagina 67), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende: Onderzoek mouw: door de familie [slachtoffer 1] werd een stuk stof overhandigd dat zij op het bed van [slachtoffer 3] hebben gevonden. Dit bleek later een mouw te zijn die kennelijk als bivakmuts was gebruikt. In de mouw zaten gaten die mogelijk als ooggaten zijn gebruikt. De mouw werd aan de bovenzijde ter hoogte van de denkbeeldige mondregio bemonsterd. Er werd celmateriaal aangetroffen van tenminste drie personen onder wie de verdachte (deel 11, forensisch dossier, pagina 348 en 354).
• de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van verhoor van [vriendin ] van 25 mei 2008 en 28 mei 2008, (dossierpaginaVE2:034 ev ), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende: Mijn vriend is [verdachte ] geboren op [geboortedatum ]. Ik heb sieraden in mijn woning gezien (dossierpagina VE2:039).
Mijn vriend [verdachte ] heeft de sieraden ongeveer 3 weken geleden mee naar huis genomen. Hij heeft mij gevraagd foto’s te maken van de sieraden (dossierpagina VE2:044 en 047).
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
medeplegen van poging tot doodslag;
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
medeplegen van poging tot moord;
ten aanzien van het onder 4 en 5 bewezenverklaarde:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden,
meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf en maatregel
De rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren met aftrek van voorarrest.
Voorts heeft de rechtbank de onttrekking aan het verkeer en de teruggave gelast van de in beslag genomen voorwerpen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen (gedeeltelijk) toegewezen, met oplegging aan de verdachte van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaren met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen zal beslissen conform de rechtbank. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen zullen worden toegewezen, met oplegging aan de verdachte van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregelen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal met geweld uit een woning aan de [straat] in Bloemendaal. Daarbij zijn - onder meer - sieraden die voor een deel ook een emotionele waarde voor de eigenaren hadden, pinpassen, geld en een Ipod buit gemaakt. Verdachte en zijn mededader hebben - kennelijk misbruik makend van de wetenschap dat de gebruikelijke bewaking van die woning met honden in verband met een voorgenomen vakantie van de bewoners ontbrak - zich in de nachtelijke uren, voorzien van bivakmutsen en een of meer met scherpe patronen van het kaliber 7.65 millimeter geladen vuurwapens toegang tot die woning verschaft. Zij zijn in die woning de confrontatie met de bewoners aangegaan. Gedurende een urenlang verblijf in die woning hebben zij allereerst de bewoner van die woning en zijn echtgenote met een vuurwapen bedreigd, die bewoner ernstig mishandeld en vervolgens naar een inloopkast gebracht. Diens echtgenote hebben ze gedwongen de pincodes van de bankpassen aan hen bekend te maken. Toen verdachten aldus hadden gekregen wat van hun gading was, zijn ze desalniettemin zich excessief gewelddadig blijven manifesteren. Vervolgens hebben zij namelijk de echtgenote en de vijftienjarige dochter van de bewoners, aan handen en voeten vastgebonden en op de vliering van die woning opgesloten. Daarbij heeft de verdachte of zijn mededader in haar richting geschoten, welk schot haar op een haar na heeft gemist. Na verloop van tijd hebben zij - naar aannemelijk is - met het vuurwapen, waarmee verdachte of zijn mededader eerder had geschoten in de richting van de bewoonster, op de bewoner van die woning geschoten, hetgeen door de echtgenote en dochter van de bewoner is gehoord. De bewoner is door dat schot in de buik getroffen. Verdachte en zijn mededader hebben de bewoner in een afgesloten ruimte van de woning achtergelaten. Nadien hebben zij met de door hen weggenomen goederen de woning verlaten. Aldus heeft verdachte zich met zijn mededader niet alleen schuldig gemaakt aan diefstal met geweld, maar ook aan opzettelijk wederrechtelijke vrijheidsberoving gedurende lange tijd van alle drie de bewoners en van poging tot moord op de bewoner van de door hun overvallen woning en poging tot doodslag op zijn echtgenote.
Voor de bewoners van die woning moet dit een - uren durende - huiveringwekkende gebeurtenis zijn geweest, waarbij zij urenlang in doodsangst moeten hebben verkeerd; voor de bewoner, omdat hij na aanvankelijk ernstig mishandeld en vervolgens beschoten te zijn, gedurende lange tijd in een afgesloten ruimte opgesloten heeft gezeten, terwijl hij bovendien in het ongewisse verkeerde over wat er met zijn echtgenote en dochter was gebeurd; voor zijn echtgenote en hun dochter omdat - nadat aanvankelijk was geschoten op de echtgenote - zij, toen zij opgesloten waren op de vliering, een schot hoorden, waardoor zij moesten vrezen voor het leven van hun echtgenoot respectievelijk vader, maar ook voor hun eigen leven, terwijl zij bovendien door hetgeen verdachte en zijn mededader hun hadden aangedaan, redelijkerwijze niet in de gelegenheid waren hun man en vader te hulp te schieten. Verdachte en zijn mededader hebben, toen zij met de buit weggingen, de bewoners van de door hun overvallen woning in hulpeloze toestand achtergelaten. Het gedrag van verdachte en zijn mededader kan niet anders worden gekarakteriseerd dan als een op pure hebzucht gebaseerd meedogenloos handelen jegens de slachtoffers. De omstandigheid dat verdachte en zijn mededader ook na hun vertrek uit de woning op geen enkel moment actie hebben ondernomen om de in doodsangst verkerende slachtoffers uit hun uiterst benarde positie te laten bevrijden, maakt hun optreden des te meedogenlozer. Ter terechtzitting in hoger beroep is nogmaals gebleken hoezeer traumatiserend de onderhavige feiten voor de slachtoffers zijn geweest. Ook thans ondervinden zij daarvan nog zeer nadelige psychische en lichamelijke gevolgen. Ook wakkeren dergelijke ernstige feiten in de maatschappij voorkomende gevoelens van angst en onveiligheid aan.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 6 januari 2010 is de verdachte eerder veroordeeld voor een overtreding van de Wet wapens en munitie tot onder meer een voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van welke veroordeling hij ten tijde van het plegen van de onderhavige misdrijven nog in een proeftijd liep.
De raadsman heeft subsidiair verzocht aan verdachte een substantieel lagere gevangenisstraf op te leggen dan in eerste aanleg is opgelegd. De verdachte heeft aangegeven dat hij lijdt onder de omstandigheid dat hij zijn vriendin en kind moet missen en hen niet kan bijstaan.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte brengen het hof niet tot het oordeel dat daaraan belangrijke betekenis moet worden toegekend voor de strafoplegging. De verdachte wist immers dat zijn vriendin destijds in verwachting was en heeft zich desondanks aan de thans bewezen verklaarde feiten schuldig gemaakt.
Het hof is van oordeel dat aan de verdachte een hogere straf moet worden opgelegd dan door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd. In een geval als het onderhavige, waarbij sprake is van het plegen van gewelddadige en ook overigens ernstige delicten, die grote invloed hebben (gehad) op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en op de gevoelens van onrust in de maatschappij, is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een lagere gevangenisstraf dan de hierna vermelde, omdat dan geen recht zou worden gedaan aan het door de verdachte veroorzaakte leed en aan de behoefte van de samenleving om tegen het gedrag van de verdachte beschermd te worden. Voorts heeft het hof meegewogen dat de verdachte gedurende het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op geen enkele wijze heeft laten blijken enig inzicht te hebben in het leed dat de slachtoffers mede door hem is aangedaan.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De hierna als zodanig te melden in beslag genomen voorwerpen, die aan de verdachte toebehoren en bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten zijn aangetroffen, dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar aangezien zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, terwijl zij kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot de belemmering van de opsporing van soortgelijke feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36d, 36f, 45, 47, 57, 282, 287, 289 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van de haar betreffende aan de verdachte tenlastegelegde feiten.
Een gedeelte van de vordering is in eerste aanleg toegewezen. De benadeelde partij is voor het overige niet ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep op de voet van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gevoegd met een vordering van EUR 21.240,50.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is, dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de voormelde bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks schade heeft geleden.
De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen.
Het hof acht voorts termen aanwezig om, als extra waarborg voor betaling van de vordering van de benadeelde partij, de verdachte die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de verplichting op te leggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van de haar betreffende aan de verdachte tenlastegelegde feiten.
Een gedeelte van de vordering is in eerste aanleg toegewezen. De benadeelde partij is voor het overige niet ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep op de voet van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gevoegd met een vordering van EUR 6.000,-.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is, dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het voormeld bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen.
Het hof acht voorts termen aanwezig om, als extra waarborg voor betaling van de vordering van de benadeelde partij, de verdachte die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de verplichting op te leggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van de haar betreffende aan de verdachte tenlastegelegde feiten.
Een gedeelte van de vordering is in eerste aanleg toegewezen. De benadeelde partij is voor het overige niet ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep op de voet van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gevoegd met een vordering van EUR 6.107,10.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is, dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het voormeld bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen.
Het hof acht voorts termen aanwezig om, als extra waarborg voor betaling van de vordering van de benadeelde partij, de verdachte die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de verplichting op te leggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezenverklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) jaren.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Onttrekt aan het verkeer de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1 pistool, Erma-Werke, met bruine kolfplaten en houder met 1 patroon;
1doosje munitie, Erma, inh. 10 knalpatronen, pompborstel, tape;
1 muts, bivak, met gaten voor de mond.
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
4 stk. schoeisel, Timberland;
4 stk. schoeisel Footwork;
2 stk. schoeisel Unlimited;
2 stk. schoeisel All Stars Conve.
Gelast de teruggave aan [slachtoffer 1] van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1 zak sieraad;
1 stk diverse, Ipod Nano inclusief boxjes;
1 armband met div. bedeltjes pandnummer AA217757;
1 zak sieraad, ibg bij Stadsbank en herkend door [slachtoffer 1];
2 stk. zonnebril, Prada;
1 zonnebril, Gucci;
geld buitenlands, 17 biljetten van US dollars 1.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1]:
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 1], wonende te Amsterdam, een bedrag van EUR 18.117,28 (achttienduizend honderdzeventien euro en achtentwintig cent), te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op EUR 3.123,22.
Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld, groot EUR 18.117,28 (achttienduizend honderdzeventien euro en achtentwintig cent), zulks ten behoeve van [slachtoffer 1].
Beveelt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 225 (tweehonderdvijfentwintig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor vermelde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat indien (en voor zover) verdachte heeft voldaan aan één van evenvermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee (in zoverre) komt te vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2]:
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 2], wonende te Bloemendaal, een bedrag van EUR 5.250,00 (vijfduizend tweehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op EUR 750,-.
Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld, groot EUR 5.250,00 (vijfduizend tweehonderdvijftig euro), zulks ten behoeve van [slachtoffer 2].
Beveelt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 105 (honderdvijf) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor vermelde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat indien (en voor zover) verdachte heeft voldaan aan één van evenvermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee (in zoverre) komt te vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 3]:
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 3], wonende te Bloemendaal, een bedrag van EUR 5.357,10 (vijfduizend driehonderdzevenenvijftig euro en tien cent), te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op EUR 750,-.
Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld, groot EUR 5.357,10 (vijfduizend driehonderdzevenenvijftig euro en tien cent), zulks ten behoeve van [slachtoffer 3].
Beveelt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 107 (honderdzeven) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor vermelde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat indien (en voor zover) verdachte heeft voldaan aan één van evenvermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee (in zoverre) komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de tweede meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. J.D.L. Nuis en mr. M.E.A. Wildenburg, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Huizenga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 januari 2010.
Mr. Wildenburg is buiten staat het arrest mede te ondertekenen.