ECLI:NL:GHAMS:2010:BX6298

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-003944-09
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot moord en veroordeling terzake van poging tot doodslag met mes

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. De verdachte was aangeklaagd voor poging tot moord op zijn ex-echtgenote, maar het hof heeft hem vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Wel is de verdachte veroordeeld voor poging tot doodslag. De feiten zijn als volgt: op 17 januari 2009 heeft de verdachte zijn ex-echtgenote met een mes in de borstholte, buik en gezicht gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen. Het slachtoffer werd hevig bloedend aangetroffen en moest acuut geopereerd worden. De verdachte heeft tijdens zijn verhoor verklaard dat hij zijn ex-echtgenote meerdere keren met een mes heeft gestoken. Het hof oordeelt dat het opzet van de verdachte op de dood van het slachtoffer bewezen kan worden, gezien de wijze en hoeveelheid messteken die zijn toegebracht. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, waarbij het hof ook rekening houdt met de psychische toestand van de verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van vier jaar opgelegd, waarvan één jaar voorwaardelijk. Het hof heeft deze straf bevestigd, met inachtneming van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte moet zich tijdens de proeftijd houden aan de aanwijzingen van de reclassering, inclusief eventuele behandelingen.

Uitspraak

parketnummer: 23-003944-09
datum uitspraak: 9 april 2010
TEGENSPRAAK
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 27 juli 2009 in de strafzaak onder parketnummer 15-700034-09 tegen
[Verdachte ],
geboren te [geboorteplaats ] op geboortedatum ],
adres: [woonplaats ],
thans gedetineerd in P.I.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 13 juli 2009 en op de terechtzitting in hoger beroep van 26 maart 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Primair:
hij op of omstreeks 17 januari 2009 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg een of meermalen met een mes in de borstholte en/of de buik(streek), althans in het bovenlichaam, en/of het gezicht en/of de (onder)armen van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 17 januari 2009 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet een of meermalen met een mes in de borstholte en/of de buik(streek), althans in het bovenlichaam, en/of het gezicht en/of de (onder)armen van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer subsidiair:
hij op of omstreeks 17 januari 2009 te Haarlem aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een of meerdere (diepe) steekwonden in het gezicht, althans het hoofd, en/of het lichaam), heeft toegebracht, door deze opzettelijk een of meermalen met een mes in de borstholte en/of de buik(streek), althans in het bovenlichaam, en/of het gezicht en/of de (onder)armen te steken;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak primair ten laste gelegde
Het hof is, met de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte van oordeel dat niet bewezen kan worden hetgeen primair ten laste is gelegd. Niet is aannemelijk geworden dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. De verdachte moet daarvan dan ook worden vrijgesproken.
Bewijsverweer
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde, omdat de verdachte niet het opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad om het slachtoffer om het leven te brengen. De verdachte ontkent ook tegen het slachtoffer te hebben gezegd hetgeen zij daarover heeft verklaard.
Het hof oordeelt als volgt.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep blijken de volgende feiten en omstandigheden.
[slachtoffer] is op 17 januari 2009 hevig bloedend met steek- en snijletsel op straat aangetroffen voor haar woning en per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd.
Blijkens een proces-verbaal van bevindingen van brigadier van politie [verbalisant ] van 18 januari 2009, is de verdachte op 17 januari 2009 het hoofdbureau van de politie binnengelopen met bloed op zijn handen, waarna de verdachte is aangehouden (dossierpagina 66). Uit het loop proces-verbaal van 26 januari 2009 blijkt dat de politie op aanwijzingen van de verdachte het mes waarmee de verdachte zou hebben gestoken, heeft teruggevonden en in beslag genomen (dossierpagina 6). De verdachte heeft zoals blijkt uit een proces-verbaal van verhoor van inverzekeringstelling, opgemaakt door [verbalisant ], op 17 januari 2009 verklaard dat hij zijn ex-echtgenote (het hof begrijpt: [slachtoffer]) een aantal keren met een mes heeft gestoken (dossierpagina 23). Tijdens een volgend verhoor van de verdachte door de politie heeft de verdachte verklaard dat hij het slachtoffer twee of drie keer met een mes in de buik heeft gestoken (dossierpagina 141)
Uit het aanvraagformulier medische informatie blijkt dat het slachtoffer (zeer veel) diepe en levensgevaarlijke steekwonden in het gezicht, de borstholte, buik en armen had. Het slachtoffer is op 17 januari 2009 acuut geopereerd aan bloedingen in de buik. Vervolgens is zij voor de duur van enkele uren behandeld door een plastisch chirurg aan de verwondingen in het aangezicht en het pees- en zenuwletsel aan de onderarmen. (dossierpagina 41).
Voorts is het slachtoffer op 22 januari 2009 door D. van Arkel, forensisch arts, onderzocht. Uit een door die forensisch arts op 23 januari 2009 opgestelde letselbeschrijving blijkt dat is geconstateerd dat het slachtoffer (onder meer) meerdere snijwonden in het aangezicht, een diepe steekwond onder de linkeroksel, een mediane snijwond over de gehele buik en meerdere steek- en snijwonden aan de linkerarm en het linkerbeen heeft opgelopen. Gesteld is dat alle verwondingen lijken te zijn toegebracht door een scherp voorwerp, bijvoorbeeld een mes. De verwondingen van het slachtoffer zouden kunnen zijn toegebracht door het gevonden mes van de verdachte.
[slachtoffer] heeft verklaard dat de verdachte haar met een mes heeft gestoken in haar buik, arm en van onder naar boven met een mes in haar buik en in haar gezicht heeft gesneden. Daarbij zou de verdachte – onder meer – hebben gezegd dat hij het slachtoffer kapot zou snijden en dat hij haar knikkers (het hof begrijpt: ogen) uit haar ogen zou snijden (dossierpagina’s 29 en 30). Het hof heeft ter terechtzitting geconstateerd dat snijverwondingen in het gezicht vrijwel haaks over het oog van de verdachte lopen. Het hof is van oordeel het door de artsen geconstateerde letsel en de aard daarvan niet alleen feitelijk overeenkomt met hetgeen het slachtoffer daarover heeft verklaard, maar ook past bij hetgeen de verdachte volgens het slachtoffer bij het toebrengen daarvan heeft gezegd en, voor het steken in de buik, overeenkomt met de verklaringen die de verdachte kort na het incident bij de politie heeft afgelegd. Het hof acht de verklaring van [slachtoffer] over hetgeen de verdachte tijdens het toebrengen van het letsel heeft gezegd, betrouwbaar.
Gelet op bovenstaande is het hof met de advocaat-generaal van oordeel dat reeds uit de wijze waarop en de hoeveelheid messteken die de verdachte het slachtoffer heeft toegebracht naar zijn uiterlijke verschijningsvorm het opzet van de verdachte op de dood van het slachtoffer kan worden bewezen verklaard, welk opzet naar het oordeel van het hof bevestigd wordt door hetgeen de verdachte tijdens het steken heeft gezegd. Het acht acht het subsidiair ten laste gelegde derhalve bewezen en verwerpt het verweer.
Bewezen verklaarde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Subsidiair:
hij op 17 januari 2009 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes in de borstholte en de buik(streek) of het gezicht en de arm van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het als feit 1 subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op zijn ex-echtgenote. Hij heeft het slachtoffer welbewust met een mes verschillende malen in verschillende (vitale) delen van het lichaam gestoken en bewust ernstige verwondingen in haar gezicht aangebracht. De omstandigheid dat het slachtoffer als gevolg van de messteken niet om het leven is gekomen, is een gelukkige, die geenszins aan de verdachte te danken is. De verdachte heeft zich ook geen rekenschap willen geven dat tenminste één van de kinderen die de verdachte met het slachtoffer heeft, getuige is geweest van de steekpartij.
Geweldsdelicten als de onderhavige maken een grove inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit van hen die daarvan het slachtoffer worden. De verdachte heeft aan het slachtoffer ernstig letsel toegebracht. Zoals blijkt uit de letselbeschrijving laten de verwondingen van de huid blijvende littekens achter, vooral in het aangezicht, waardoor sprake is van aanmerkelijke blijvende esthetische schade. Kort gezegd, [slachtoffer], kan niet meer in de spiegel kijken zonder aan dit beangstigende voorval te worden herinnerd. Het herstel van de diepere verwondingen heeft lange tijd in beslag genomen zoals blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring in het dossier. Ter terechtzitting in hoger beroep is door de vertegenwoordiger van Slachtofferhulp namens [slachtoffer] meegedeeld dat de littekens op de buik niet goed genezen en mogelijk opnieuw zullen moeten worden geopereerd. Ook kan het slachtoffer haar linkerhand niet meer goed gebruiken omdat een pees is doorgesneden. Hierdoor kan zij niet meer haar vroegere beroep, verzorgster van demente ouderen,uitoefenen. Verder verklaart zij nog steeds angstig te zijn, voornamelijk voor het moment dat de verdachte weer wordt vrijgelaten. Naast de angst en het leed die dergelijke feiten toebrengen aan slachtoffers, vormen die feiten tevens een ernstige inbreuk op de rechtsorde en veroorzaken deze gevoelens van onrust en onveiligheid.
Het hof heeft kennisgenomen van de zich in het dossier bevindende rapportage betreffende de persoon van de verdachte opgemaakt door F.B. van der Wurff, psychiater, gedateerd op 25 maart 2009. In deze rapportage is – zakelijk weergegeven – geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan een tweetal ziekelijke stoornissen in de vorm van een eenmalige ernstige depressieve stoornis en een sociale fobie. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens, samengevat een persoonlijkheidsstoornis niet anders omschreven (NAO) met afhankelijke en ontwijkende kenmerken. Deze stoornissen waren ook ten tijde het steekincident aanwezig. Geconcludeerd is voorts dat verdachte ten tijde van het incident zijn gevoelens van boosheid en angst door de depressie niet kon hanteren, waardoor hij minder controle had over zijn impulsen. Verdachte was echter nog wel in staat de wederkerigheid van zijn handelen te doorzien. Verdachte kan daarom worden beschouwd als verminderd toerekeningsvatbaar.
Tevens wordt in de rapportage gesteld dat het niet onmogelijk is betrokkenen te leren meer verantwoordelijkheid voor zijn gedragskeuzes te nemen en zich bewust te worden van de nadelen van zijn vermijdende copingsstrategie. Daartoe wordt een verplichte behandeling in het kader van een bijzondere voorwaarde aangewezen geacht. M. Meywes, Reclassering Nederland, heeft zich bereid verklaard de uitvoering daarvan ter hand te nemen.
Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden, waaronder de toerekeningsvatbaarheid, van de verdachte, zoals hierboven omschreven en met een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 16 maart 2010 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Het hof zal, gelet op hetgeen over de persoon van de verdachte is beschreven, een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een, deels voorwaardelijke, gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezen verklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Bepaalt dat een gedeelte van die gevangenisstraf, groot 1 (één) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op de grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, op het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, afdeling Haarlem, ook als deze inhouden een behandeling bij GGZ In Geest en/of een andere instelling die aangewezen lijkt en zal doen wat die behandelende instelling verstandig acht.
Dit arrest is gewezen door de negende meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Kortenhorst, mr. M. Gonggrijp-van Mourik en mr. H.A. Holthuis, in tegenwoordigheid van mr. A. Binken, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 april 2010.
Mr. P.C. Kortenhorst is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.