parketnummer: 23-001007-09
datum uitspraak: 7 december 2010
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 februari 2009 in de strafzaak onder parketnummer 13-467532-08 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [woonadres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in P.I.
Omvang van het hoger beroep
Het tegen het vonnis in zijn geheel ingestelde hoger beroep van het openbaar ministerie is, blijkens de appelschriftuur van het openbaar ministerie niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep opgenomen beslissing ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 407 van het Wetboek van Strafvordering, zal het hof het openbaar ministerie in zoverre niet ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 29 januari 2009 en op de terechtzitting in hoger beroep van 23 november 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is – voor zover thans nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
2.
hij op of omstreeks 26 oktober 2008 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachte rade [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hand achter die [slachtoffer] is aangerend en/of (daarbij) een of meermalen stekende en/of zwaaiende beweging(en) met dat mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, richting die [slachtoffer] heeft gemaakt;
hij op of omstreeks 26 oktober 2008 te Amsterdam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een of meermalen stekende en/of zwaaiende beweging(en) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, richting die [slachtoffer] gemaakt en/of is met dat mes, althans dat scherpe en/of puntige voorwerp, in de hand achter die [slachtoffer] aangerend en/of heeft (daarbij) voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd : "Ik maak je af, je gaat dood!" en/of "Je gaat eraan. Ik steek je dood in je kanker moer. Je gaat hardstikke dood!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
De vordering van de advocaat-generaal t.a.v. feit 2 primair ten laste gelegde
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld voor hetgeen hem onder feit 2 primair, en wel poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, zal worden veroordeeld. Hij heeft daartoe aangevoerd – kort en zakelijk weergegeven – dat de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm waren gericht op de voltooiing van het misdrijf.
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem als feit 2 primair is ten laste gelegd en heeft hiertoe aangevoerd – kort en zakelijk weergegeven – dat gelet op de afstand van twee á drie meter die steeds tussen de verdachte en het slachtoffer heeft bestaan, geen sprake is geweest van een begin van uitvoering en dus ook geen poging.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte - kort na een confrontatie met [slachtoffer] – op de plek van die eerdere confrontatie met een keukenmes in zijn rechterhand aan kwam rennen in de richting van die [slachtoffer], waarbij de verdachte riep: “Ik steek je dood in je kankermoer! Je gaat hartstikke dood!”. De verdachte heeft met dat mes in de richting van die [slachtoffer] stekende bewegingen gemaakt en is achter die [slachtoffer] aangerend en blijven aanrennen en heeft daarbij herhaaldelijk geroepen “Ik maak je af, je gaat dood”, waarbij de afstand tussen de verdachte en die [slachtoffer] continu twee á drie meter bedroeg.
Voor bewezenverklaring van poging tot moord of poging tot zware mishandeling zoals onder 2 primair tenlastegelegd moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
a. er moet sprake zijn geweest van een voornemen om te doden dan wel zwaar te mishandelen;
b. dat voornemen moet zich hebben geopenbaard door een begin van uitvoering.
Naar het oordeel van het hof is in ieder geval niet voldaan aan de tweede voorwaarde voor bewezenverklaring van de ten laste gelegde poging, te weten de eis dat het voornemen zich moet hebben geopenbaard door een begin van uitvoering.
Het gaat bij het gronddelict om een zogeheten gevolgsdelict. Dit betekent dat voor een bewezenverklaring is vereist dat het delict zou zijn voltooid zonder nader ingrijpen van de verdachte. Daarvan is in dit geval, gelet op de afstand tussen de verdachte en [slachtoffer], in het geheel geen sprake. Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de onder feit 2 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 oktober 2008 te Amsterdam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend stekende bewegingen met een mes richting die [slachtoffer] gemaakt en is met dat mes in de hand achter die [slachtoffer] aangerend en heeft daarbij voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd : "Ik maak je af, je gaat dood!" en "Je gaat eraan. Ik steek je dood in je kankermoer. Je gaat hartstikke dood!"
Hetgeen onder 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 2 subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte is met een mes achter het slachtoffer aangerend en heeft daarbij geroepen dat hij hem zou doodmaken. Dit is een bijzonder heftige en concrete vorm van bedreiging, die het slachtoffer grote vrees moet hebben aangejaagd. Door aldus te handelen heeft de verdachte niet alleen een inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer, maar ook bijgedragen aan in de samenleving heersende gevoelens van angst en onveiligheid, in het bijzonder bij hen die getuige waren van het voorval.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 12 november 2010 is de verdachte eerder veroordeeld, ook ter zake bedreiging.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Het hierna als zodanig te melden in beslag genomen voorwerp, dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurdverklaard en is daarvoor vatbaar aangezien het bewezen verklaarde met behulp van dit voorwerp is begaan of voorbereid.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging ter zake van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezen verklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een vleesmes.
Dit arrest is gewezen door de eerste meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. P.M. Brilman en mr. N. van der Wijngaart, in tegenwoordigheid van mr. A. Binken, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 december 2010.