ECLI:NL:GHAMS:2010:BP2482

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.072.124/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevordering en herleving van beslag in hoger beroep

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, hebben de appellanten, Royal Invest Vastgoed B.V. en P&H Holding B.V., samen met een derde appellant, een hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak. De zaak betreft een schadevordering en de vraag of eerder gelegde beslagen moeten herleven. De appellanten hebben betoogd dat zij belang hebben bij het voortbestaan van de beslagen, vooral in het licht van mogelijke dwangsommen die verbeurd kunnen worden. Het hof heeft echter geoordeeld dat de beslagen, die zijn gelegd ter verzekering van verhaal van de schade, niet hoeven te herleven. De schade die de appellanten stellen te hebben geleden, is begroot op verschillende posten, waaronder extra kosten en minderopbrengsten bij executoriale verkoop. Het hof heeft vastgesteld dat de vordering van de appellanten niet voldoende onderbouwd is en dat er voldoende zekerheid is in de vorm van verrekeningsmogelijkheden met de vennootschappen waarvoor de geintimeerde als bestuurder optreedt. De appellanten hebben ook een vordering tot betaling van juridische kosten ingediend, maar het hof heeft geoordeeld dat deze vordering niet aannemelijk is. Uiteindelijk heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd en de appellanten in de kosten van het geding in hoger beroep veroordeeld.

Uitspraak

zaaknummer 200.072.124/01 SKG
5 oktober 2010
GERECHTSHOF AMSTERDAM
VIERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ROYAL INVEST VASTGOED B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid P&H HOLDING B.V.,
gevestigd te Landsmeer,
3. [ APPELLANT 3 ],
wonende te [ L ],
APPELLANTEN,
advocaat: mr. A.H. de Haas van Dorsser te Amsterdam,
t e g e n
[ GEÏNTIMEERDE ],
wonende te [ A ],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. T.J. Stapel te Haarlem.
1. Het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna Royal Invest c.s. en [ Geïntimeerde ] genoemd. Appellanten afzonderlijk worden Royal Invest, P&H en
[ Appellant 3 ] genoemd.
Voor het verloop van het geding tot 31 augustus 2010 verwijst het hof naar het op die datum uitgesproken tussenarrest in deze zaak en de daarin vermelde stukken.
Overeenkomstig dat tussenarrest hebben Royal Invest c.s. een akte, met producties genomen, en heeft [ Geïntimeerde ] een antwoordakte, eveneens met producties, genomen.
Vervolgens hebben partijen wederom arrest gevraagd.
2. Verdere beoordeling
2.1. Bij voormeld tussenarrest heeft het hof overwogen dat onder de daar vermelde omstandigheden persoonlijke aansprakelijkheid van [ Geïntimeerde ] niet op voorhand is uitgesloten. Het hof nam daarbij echter in aanmerking dat in dat geval, als gevolg van het op dezelfde datum in de zaak 200.067.649/01 KG uitgesproken arrest, de schade ten gevolge van dit handelen beduidend minder zal zijn dan het bedrag waarop de schadevordering in het kader van de beslaglegging is begroot. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen om Royal Invest c.s. in de gelegenheid te stellen zich over deze schade nader uit te laten en zich daarbij tevens uit te laten over de vraag in hoeverre voldoende aannemelijk is te achten dat de desbetreffende vennootschappen voor deze schade geen verhaal zullen bieden. Het hof heeft voorts op voorhand opgemerkt dat om in het tussenarrest nader omschreven redenen in ieder geval aanleiding is de beslagen op de onroerende zaken [ adres ] en [ adres nr-huis ] te [ plaatsnaam ] niet te doen herleven.
2.2. Royal Invest c.s. hebben de schade in hun akte na tussenarrest begroot op – tot op heden – ruim € 400.000,--. Met betrekking tot de onderliggende posten overweegt het hof het volgende.
2.3. Royal Invest c.s. hebben betoogd dat zij ook belang hebben bij het laten voortbestaan van de beslagen voor het geval uit hoofde van het arrest in de zaak 200.067.649/01 KG dwangsommen (die zijn gemaximeerd tot € 1.000.000,--) zullen worden verbeurd. Wat hier van zij, deze eventueel te verbeuren dwangsommen spelen geen rol bij de vraag of de gelegde beslagen dienen te herleven. De beslagen zijn, zoals uit het beslagrekest volgt, gelegd ter verzekering van verhaal van de schade die Royal Invest c.s. stellen te hebben geleden als gevolg van (het handhaven van) de executoriale beslagen op de daar genoemde onroerende zaken. Deze schade hebben Royal Invest c.s. in het beslagrekest (onder 27 tot en met 30) begroot op € 10.000,-- extra kosten financier Naarderweg,
€ 30.000,-- extra kosten in verband met de mogelijkheid tot herfinanciering en extra adviseurskosten en € 2.700.000,-- minderopbrengst bij executoriale verkoop. Daarnaast hebben zij aangevoerd dat zij, in geval van vernietiging van de vaststellingsovereenkomst in een bodemprocedure, recht hebben op restitutie van het uit hoofde van die overeenkomst voldane bedrag van € 100.000,--. Daargelaten de vraag of dit een vordering van Royal Invest c.s. op [ Geïntimeerde ] persoonlijk zou zijn en of deze niet voor verrekening in aanmerking komt, deze vordering is in ieder geval thans nog niet opeisbaar en, mede in het licht van het overwogene in het eerdergenoemde arrest in de zaak 200.067.649/01 KG, ziet het hof geen grond de beslagen voor deze vordering te doen herleven. Grief 6, die betrekking heeft op deze post, faalt. Royal Invest c.s. komen er in hun akte overigens ook niet op terug.
2.4. Waar Royal Invest c.s. in hun akte schadeposten opvoeren die geen verband houden met de in het beslagrekest omschreven grondslag van hun vordering, betreffen deze niet de schade waar het hof in tussenarrest op doelt. Deze posten kunnen geen rol spelen bij de begroting van de vordering waarvoor het beslag is gelegd. Dit geldt derhalve voor eventuele schade als gevolg van het niet opheffen van de ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst liggende conservatoire beslagen, nog daargelaten dat Royal Invest c.s. onvoldoende duidelijk hebben gemaakt welke schade zij daardoor hebben geleden. Ook de schade als gevolg van het acute liquiditeitsprobleem, waar Royal Invest c.s. melding van maken, acht het hof onvoldoende inzichtelijk geworden. Voor de stellingen van Royal Invest c.s. met betrekking tot de conservatoire beslagen op de panden aan de [ straatnaam ] geldt wat hiervoor in de eerste zin is overwogen.
2.5. De vordering tot betaling van de kosten van juridische bijstand met betrekking tot gevoerde procedures, komt neer op een vordering tot vergoeding van volledige proceskosten. Onder omstandigheden is een dergelijke vordering niet uitgesloten, maar onvoldoende aannemelijk is dat hier van een dergelijk uitzonderingsgeval sprake is.
2.6. Niet op voorhand onwaarschijnlijk is dat de – ook reeds in het beslagrekest vermelde – advieskosten ten bedrage van
€ 30.000,-- (in ieder geval deels) zijn toe te rekenen aan het handhaven van de executoriale beslagen. Ditzelfde geldt voor het bedrag van € 32.000,-- in verband met de opzegging van de lopende financiering. Het gehandhaafd blijven van de executoriale beslagen na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst, kan mogelijk de doorslag hebben gegeven bij de beslissing tot opzegging. Ook denkbaar is dat het executoriale beslag invloed heeft gehad op de verkoopbaarheid dan wel verhuurbaarheid van het pand [ adres ] (verondersteld dat dit pand te koop of te huur stond, wat [ Geïntimeerde ] overigens weerspreekt) en dat dit voortdurende rentelasten voor Royal Invest c.s., die zij voorlopig begroten op € 30.000,--, tot gevolg heeft gehad. [ Geïntimeerde ] heeft betwist dat in het onderhavige geval daadwerkelijk van een verband met de executoriale beslagen sprake is, maar in het midden kan blijven in hoeverre deze betwisting doel treft. Ook als ervan wordt uitgegaan dat deze kostenposten tot de door Royal Invest c.s. opgevoerde bedragen (derhalve in totaal € 92.000,--) door de executoriale beslagen zijn veroorzaakt, leidt dit er niet toe dat ten laste van [ Geïntimeerde ] gelegde conservatoire beslagen dienen te herleven.
2.7. De eventuele aansprakelijkheid van [ Geïntimeerde ] heeft betrekking op zijn handelen - als (indirect) bestuurder – namens Fandango en Tilam. Deze vennootschappen zijn dan ook de eerst aangewezenen om de schade die Royal Invest c.s. in deze procedure stellen te hebben geleden op te verhalen. Royal Invest c.s. stellen weliswaar dat verhaal op deze vennootschappen niet mogelijk zal zijn, maar, zoals ook [ Geïntimeerde ] heeft aangevoerd, zij zien eraan voorbij dat zij in geval van het in stand blijven van de vaststellingsovereenkomst (waar Royal Invest c.s. bij hun schadevorderingen vanuit gaan) uit hoofde van die overeenkomst hunnerzijds een betalingsverplichting hebben aan (onder meer) Fandango en Tilam van € 1.050.000,--. Voor het verhaal van hun vordering, die thans maximaal zou kunnen worden begroot op
€ 92.000,--, hebben zij derhalve ruim voldoende zekerheid in de vorm van een verrekeningsmogelijkheid. Dit leidt ertoe dat er geen aanleiding is de beslagen ten laste van [ Geïntimeerde ] privé thans te doen herleven. Aan een (verdere) belangenafweging komt het hof niet toe. Dit impliceert tevens dat grief 9 faalt.
2.8. Uit het vorenstaande volgt dat de grieven 2 t/m 5, 7 en 8, hoewel deze op zichzelf gegrond zijn bevonden, desondanks niet tot vernietiging van het bestreden vonnis kunnen leiden. Dit zal worden bekrachtigd. De in hoger beroep ingestelde vorderingen van Royal Invest c.s. tot terugbetaling van de proceskosten in eerste aanleg en tot het geven van een – met dwangsom versterkt – gebod het vonnis waarvan beroep niet ten uitvoer te leggen, kunnen alleen aan de orde komen in geval van vernietiging van het vonnis en zullen derhalve verder onbesproken blijven. Royal Invest c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de procedure in hoger beroep.
3. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
verwijst Royal Invest c.s.in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [ Geïntimeerde ] tot op heden begroot op € 314,-- aan verschotten en € 2.682,-- aan salaris;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.M.M. Tillema, G.J. Visser en W.J. van den Bergh en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2010.