3.1.(i) [Geïntimeerde] is enig bestuurder en aandeelhouder van Fandango Holding B.V. (hierna: Fandango). [Geïntimeerde] is voorts (indirect via Fandango) medebestuurder van de besloten vennootschap Tilam Vastgoed B.V. (hierna: Tilam). Fandango en Tilam hebben met een aantal andere (rechts)personen samengewerkt met Royal Invest c.s. in projecten op het gebied van ontwikkeling van vastgoed. Hierover zijn diverse geschillen ontstaan, die hebben geleid tot rechtszaken, (conservatoire en executoriale) beslagen en jegens Royal Invest en [Appellant] ingediende faillissementsrekesten.
(ii) Medio september 2009 zijn Royal Invest c.s. en (onder anderen) [Geïntimeerde] in overleg getreden om te komen tot een (nieuwe) vaststellingsovereenkomst (eerder was in april 2009 een vaststellingsovereenkomst gesloten) met een (alomvattende) regeling. Op 20 januari 2010 hebben Royal Invest c.s. en (onder anderen) [Geïntimeerde] daartoe een schriftelijk stuk, getiteld “Heads of Terms” ondertekend. De afspraken in de Heads of Terms zijn uitgewerkt in een overeenkomst met het opschrift “NOTARIELE VASTSTELLINGSOVEREENKOMST ex.artikel 7:900 e.v. BW”. In deze overeenkomst worden drie partijen onderscheiden; Royal Invest c.s. zijn partij 1, Fandango en Tilam behoren bij partij 2 en [Geïntimeerde] behoort bij partij 3. In deze overeenkomst wordt onder meer bepaald dat de aanhangige gerechtelijke procedures zullen worden beëindigd, de beslagen worden opgeheven en de executiemaatregelen worden gestaakt en dat Royal Invest c.s. een bedrag van
€ 1.150.000,-- aan partij 2 zal betalen. Voorts is overeengekomen dat indien Royal Invest c.s. vóór 1 juli 2010 geen definitieve koopovereenkomst heeft gesloten met betrekking tot twee appartementsrechten aan de [straat] te [A], partij 2 het recht heeft deze appartementen te kopen voor € 775.000,-- k.k. In de slotbepalingen verlenen de partijen bij de vaststellingsovereenkomst elkaar finale kwijting en doen zij afstand van het recht zich ter zake van de vaststellingsovereenkomst te beroepen op enig wilsgebrek.
(iii) Voorafgaand aan de afspraak bij de notaris voor het passeren van de vaststellingsovereenkomst is discussie ontstaan omtrent de hoogte van de koopsom van € 775.000,--. Royal Invest c.s. hebben niet ingestemd met verlaging van genoemd bedrag. Tot het passeren van de notariële akte is het vervolgens niet gekomen.
(iv) Bij brief van 23 maart 2010 heeft Fandango de hypotheekverstrekker van Royal Invest c.s. verzocht de executie van het pand aan de [straat] te [A] van haar over te nemen. Op 30 maart 2010 heeft onder meer Fandango (opnieuw) executoriaal beslag laten leggen op de in eigendom aan [Appellant] toebehorende onroerende zaak aan de [weg] te [H], dit voor een vordering van € 2.298,34 (ter zake van proceskosten uit hoofde van twee in 2009 uitgesproken vonnissen), te vermeerderen met rente en executiekosten.
(v) Royal Invest c.s. hebben in kort geding, kort gezegd, opheffing subsidiair schorsing van de executoriale beslagen en nakoming van de vaststellingsovereenkomst gevorderd. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Royal Invest c.s. bij vonnis van 29 april 2010 afgewezen.
(vi) In mei 2010 heeft Fandango een notariskantoor opdracht gegeven tot openbare verkoop van het pand gelegen aan het [weg] te [l], op basis van een vonnis van 20 augustus 2009.
(vii) In het door Royal Invest c.s. tegen het onder (v) vermelde vonnis ingestelde hoger beroep wordt het arrest (in de zaak met nummer 200.067.649/01 SKG) heden eveneens uitgesproken. De beslissing van het hof luidt, kort gezegd, dat het vonnis van de voorzieningenrechter wordt vernietigd, dat de geïntimeerden in die zaak (onder wie Fandango, Tilam en [Geïntimeerde]) op straffe van een dwangsom worden veroordeeld de executie van onroerende zaken waaromtrent in de vaststellingsovereenkomst een regeling is getroffen te schorsen totdat in een bodemprocedure uitspraak zal zijn gedaan omtrent de status van de vaststellingsovereenkomst en dat geïntimeerden wordt verboden nieuwe executoriale beslagen te leggen dan wel eventueel nog te verkrijgen executoriale titels ten uitvoer te leggen ter zake van vorderingen waaromtrent in de vaststellingsovereenkomst een regeling is getroffen, totdat in een bodemprocedure uitspraak zal zijn gedaan omtrent de status van de vaststellingsovereenkomst.