ECLI:NL:GHAMS:2010:BP0672
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- J. den Boer
- E.A.G. van der Ouderaa
- H.E. Kostense
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot de waarde in het economische verkeer van onroerende zaak
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen die door de inspecteur van de Belastingdienst aan de belanghebbenden is opgelegd. De inspecteur had op 18 januari 2007 een navorderingsaanslag opgelegd voor het jaar 2000, waarbij het belastbaar inkomen was vastgesteld op ƒ 466.651. Na bezwaar van de belanghebbenden heeft de rechtbank Haarlem op 14 oktober 2008 de aanslag verminderd tot ƒ 447.284. De belanghebbenden hebben vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam, dat op 11 november 2010 uitspraak deed.
De kern van het geschil betreft de vraag of er een verschil is tussen de waarde in het economische verkeer (WEV) en de waarde in het economische verkeer bij afboeking (WEVAB) van de erf en ondergrond van de woning van de belanghebbenden per 27 juni 2000. De belanghebbenden hebben de onroerende zaak op die datum van hun ondernemingsvermogen naar hun privévermogen overgebracht. De inspecteur rekent het verschil tussen de WEV en WEVAB tot de winst, wat leidt tot de navorderingsaanslag.
Tijdens de behandeling van de zaak heeft het Hof partijen verzocht om in overleg te treden over de mogelijkheid om de WEV minnelijk vast te stellen. Dit leidde tot een vaststellingsovereenkomst waarin partijen overeenkwamen dat de te belasten winst op de ondergrond van de woning per 27 juni 2000 kan worden vastgesteld op ƒ 146.000. Het Hof heeft deze overeenkomst gevolgd en het belastbaar inkomen verder verminderd tot ƒ 301.284. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en de inspecteur is veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbenden.
De beslissing van het Hof is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.