1. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
a. Klaagster sub 1 is een 100% dochter van OAO NK Yukos Oil Company, een Russisch oliebedrijf (hierna: Yukos Oil). Klagers sub 2 en sub 3 zijn bestuurders van klaagster sub 1.
b. In december 2004 hebben de Russische belastingautoriteiten de aandelen van de belangrijkste, andere, dochtervennootschap van Yukos Oil, OAO Oil Company Yuganskneftegaz (hierna: Yuganskneftegaz), op een veiling verkocht. Kort daarna heeft OAO Rosneft Oil Company (hierna: Rosneft), een Russische staatsonderneming, de aandelen Yuganskneftegaz verkregen.
c. Nadat Yuganskneftegaz eigendom was geworden van Rosneft, is zij in Rusland een procedure gestart waarbij zij betaling eiste van een vordering die zij stelde te hebben op Yukos Oil uit hoofde van een Commission Agreement. De Russische rechter heeft die vordering toegewezen. Vervolgens heeft Yuganskneftegaz geprobeerd verhaal voor haar vordering te zoeken op de aandelen die Yukos Oil hield in klaagster sub 1. Yuganskneftegaz heeft zich daartoe laten bijstaan door een advocatuurlijke collega van de notaris, mr. [X].
d. Yuganskneftegaz heeft in oktober en november 2005 verschillende conservatoire beslagen gelegd. De voorzieningenrechter in kort geding heeft een deel van die beslagen opgeheven en in zijn vonnis van 24 november 2005 bepaald dat de vordering van Yuganskneftegaz zich niet leende voor toewijzing in een kort geding vonnis.
Dit vonnis werd in appèl bekrachtigd (arrest van 2 februari 2006).
e. Op 4 augustus 2006 heeft de Arbitrale Rechtbank in Moskou op Yukos Oil een met faillissement te vergelijken insolventieprocedure van toepassing verklaard, waarbij de heer E.K. Rebgun (hierna: Rebgun, of: de curator) als curator werd aangesteld.
f. Nadat Yukos Oil failliet was verklaard, is op 1 oktober 2006, als gevolg van een juridische fusie tussen Yuganskneftegaz en Rosneft, Yuganskneftegaz opgehouden te bestaan en zijn al haar rechten en verplichtingen onder algemene titel overgegaan op Rosneft.
g. Yukos Oil heeft een klacht ingediend bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EVRM) over schending van haar rechten onder artikel 6 EVRM en artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM.
h. Kort na zijn benoeming in augustus 2006 heeft de curator aangekondigd klagers sub 1 en 2 als bestuurders van klaagster sub 1 te willen ontslaan.
i. Klagers hebben bij exploot van 8 augustus 2006 de curator in kort geding gedagvaard voor de voorzieningenrechter te Amsterdam en gevorderd, kort gezegd, de curator te verbieden enige aandeelhoudersvergadering met betrekking tot klaagster sub 1 te beleggen dan wel enig aandeelhoudersrecht met betrekking tot klaagster sub 1 (proberen) uit te oefenen dan wel opdracht te geven aan een derde tot het (trachten) te verrichten van een van deze handelingen. Daarnaast stelden zij dat erkenning van het Russische faillissement, en dus van Rebgun als curator, achterwege moest blijven, aangezien het faillissement van Yukos Oil een pseudo-faillissement was en erkenning in strijd zou zijn met de Nederlandse openbare orde.
j. De voorzieningenrechter heeft de gevraagde voorziening geweigerd bij vonnis van 11 augustus 2006. Hij overwoog daartoe: “Naar Nederlands recht is een buitenlandse curator bevoegd hier te lande als zodanig op te treden. Anders dan Yukos Finance heeft betoogd staat het territorialiteitsbeginsel er niet aan in de weg dat Rebgun als buitenlandse curator het stemrecht op haar aandelen uitoefent.”
De vraag naar de rechtmatigheid van het faillissement leende zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet voor beantwoording in kort geding omdat daarvoor een onderzoek naar de feiten noodzakelijk is, waarvoor een kort geding zich niet leent.
k. Na de uitspraak van dit vonnis, op 11 augustus 2006, heeft de gevolmachtigde van de curator, mr. Gispen, een aandeelhoudersbesluit genomen, waarin hij klagers sub 2 en 3 heeft ontslagen. De verklaring van mr. Gispen dat hij een aandeelhoudersbesluit inhoudende het ontslag van klagers sub 2 en 3 schriftelijk zou vastleggen, is door notaris […] vastgelegd in een notariële akte, een proces-verbaal van 14 augustus 2006.
l. Op 14 augustus 2006 heeft de curator een aandeelhoudersbesluit genomen, waarbij S.S. Shmelkov werd benoemd als bestuurder van klaagster sub 1. Deze benoeming is op 16 augustus 2006 ingeschreven in het handelsregister.
m. Op 30 augustus 2006 is een aandeelhoudersbesluit genomen, waarbij L.J. Hogerbrugge werd benoemd als (tweede) bestuurder van klaagster sub 1. Deze benoeming is op 7 september 2006 ingeschreven in het handelsregister.
n. In september 2006 hebben de curator, Shmelkov, en Hogerbrugge in kort geding van de voorzieningenrechter gevorderd, kort gezegd, om klagers sub 2 en 3 te verbieden (in en buiten rechte) het standpunt in te nemen dat zij nog steeds de rechtmatige bestuurders zijn van Yukos Finance B.V. en zich daarbij te laten vertegenwoordigen door de advocaten naar hun keuze, te weten Nauta. Evenals in het vonnis van 11 augustus 2006, overwoog de voorzieningenrechter bij vonnis van 21 september 2006 dat de vraag of het faillissement van Yukos Oil op onrechtmatige wijze tot stand is gekomen en/of in strijd is met de openbare orde, zich niet leent ter beoordeling in kort geding. Wel overwoog de voorzieningenrechter: “Op grond van het voorgaande valt echter niet uit te sluiten dat het EHRM de klacht (van Yukos Oil -onder meer met betrekking tot de belastingaanslagen door de Russische Staat -, KvT) ontvankelijk zal achten en dat de slotsom uiteindelijk zal zijn dat de belastingaanslagen en het faillissement de toets der kritiek niet zullen doorstaan. Als dat het geval is, kan van de rechtsgeldigheid van het faillissement en de daarop gebaseerde beslissingen van de curator niet langer worden uitgegaan, dus ook niet van de rechtsgeldigheid van het besluit van de curator tot het ontslag van Godfrey en Misamore.” Dit vonnis is door het Hof bekrachtigd bij arrest van 11 oktober 2007.
o. Op 8 mei 2007 heeft de notaris een akte van schulderkenning verleden. Zoals blijkt uit die akte heeft de curator namens Yukos Oil jegens Rosneft erkend dat zij aan Rosneft schuldig is een opeisbare vordering, voortvloeiend uit een commissieovereenkomst die Yukos Oil op 18 juni 2004 had gesloten met Yuganskneftegaz, van RUR 62.359.604.905,92 vermeerderd met wettelijke rente tot een bedrag van RUR 12.796.169.440,44. Op grond van deze akte is op verzoek van Rosneft executoriaal beslag gelegd op alle aandelen van klaagster sub 1.
p. In een bodemprocedure, eind september 2006 aanhangig gemaakt door klagers overwoog de rechtbank Amsterdam in haar vonnis van 31 oktober 2007 dat de aan het faillissement van Yukos Oil ten grondslag liggende belastingaanslagen in strijd met behoorlijke rechtsbeginselen tot stand zijn gekomen en dat om die reden erkenning van het Russische faillissement en zijn curator in strijd is met de Nederlandse openbare orde. Gevolg daarvan is dat Rebgun Yukos Oil in Nederland niet kon vertegenwoordigen. De door Rebgun genomen aandeelhoudersbesluiten zijn daarom nietig; Shmelkov en Hogerbrugge zijn nooit tot bestuurders van Yukos Finance B.V. benoemd. Tegen het vonnis van 31 oktober 2007 is hoger beroep ingesteld.
q. Bij beschikking van 20 december 2007 heeft de Rechtbank Amsterdam de openbare verkoop van de aandelen van klaagster sub 1 gelast.
r. Bij vonnis van 6 mei 2008 van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam zijn de beslagen van Rosneft opgeheven.
s. Het oordeel van de voorzieningenrechter van 11 augustus 2006 is bekrachtigd door het Hof Amsterdam op 24 mei 2007, evenals in cassatie door de Hoge Raad bij arrest van 19 december 2008.