Article 7
(…)
3. The Purchaser is aware of the interest of The Seller in the utilization of The Loss and will do whatever may be necessary to protect the interest of The Seller. (…)
3.4. Onder verwijzing naar – onder meer – de hierboven geciteerde bepalingen uit de Overeenkomst legt Wagram aan haar vordering ten grondslag – zakelijk samengevat – dat Melfund zonder haar toestem-ming een vaststellingsovereenkomst met de Belastingdienst als be-doeld in artikel 4 van de Overeenkomst is aangegaan, zodat Melfund haar, overeenkomstig artikel 4 van de Overeenkomst in verbinding met de artikelen 2 en 3 daarvan, de gevorderde vergoeding verschuldigd is. Door het aangaan van het fiscale compromis heeft Melfund – aldus Wagram – het liquidatieverlies geheel prijsgegeven, nu uit het fis-cale compromis volgt dat de eventuele gegrondverklaring van het door Melfin bij de belastingrechter ingestelde beroep geen rechtsgevolgen zal hebben, behoudens de door Melfund aan Wagram verschuldigde ver-goeding. Door het liquidatieverlies prijs te geven heeft Melfund al-thans Melfin in het fiscale compromis op andere terreinen voordeel behaald en de economische waarde van het liquidatieverlies gereali-seerd, aldus Wagram. Wagram betoogt voorts onder meer dat Melfund haar verplichtingen uit hoofde van artikel 7.3 van de Overeenkomst heeft geschonden, waarin is bepaald dat Melfund gehouden is alles in het werk te stellen om de belangen van Wagram te beschermen.
Melfund heeft de juistheid van die stellingen gemotiveerd bestreden.
In het vonnis waarvan beroep is de rechtbank onder 4.4 op de aldaar vermelde gronden tot het oordeel gekomen dat – waar vaststaat dat Melfund met de Belastingdienst een overeenkomst met betrekking tot “het liquidatieverlies” heeft gesloten, te weten het fiscale compro-mis, waarvoor Melfund niet de goedkeuring van Wagram heeft verkregen - het hiervoor geciteerde artikel 4 van de Overeenkomst toepassing moet vinden en dat Melfund de verplichting heeft om met Wagram op basis van dat artikel af te rekenen. Op dat oordeel hebben de hierna te noemen grieven III tot en met V van Melfund betrekking. Deze grieven komen hierna aan de orde. Met betrekking tot de daaraan voorafgaande, hierna te noemen grieven I en II overweegt het hof eerst als volgt.
3.5. In de memorie van grieven onder 159 en 160 heeft Melfund een aantal bezwaren geformuleerd tegen hetgeen de rechtbank onder 2.4 en 2.5 feitelijk heeft vastgesteld. Deze bezwaren zullen hierna als “Grief I” worden aangeduid. Deze grief houdt allereerst in dat de rechtbank onder 2.4 en 2.5 weliswaar een aantal artikelen uit de Overeenkomst heeft geciteerd, doch – volgens Melfund ten onrechte – daarbij een aantal andere bepalingen onvermeld heeft gelaten.
Dat bezwaar is ongegrond en grief I faalt dus in zoverre. De recht-bank was immers niet gehouden meer feiten vast te stellen dan zij nodig achtte om tot haar beslissing te komen. Niettemin zal in het hierna volgende, voorzover nodig, ook op de andere door Melfund ge-noemde bepalingen uit de Overeenkomst worden achtgeslagen.
Melfund heeft er voorts bezwaar tegen gemaakt dat de rechtbank de in de Overeenkomst voorkomende term “The Loss” in onderdeel 2.4 van haar uitspraak heeft aangeduid als “het liquidatieverlies” in plaats van als “het verrekenbare liquidatieverlies”. Deze grief moet worden verworpen reeds omdat het hier louter gaat om een in de Nederlandse taal gestelde definitie van een in de gedingstukken voorkomende En-gelse term. Het is aan de rechtbank om de door haar passend geachte definities te hanteren. Dat voor het woord “The Loss” in de context van deze procedure – kennelijk mede ter vertaling – is gekozen voor de term “het liquidatieverlies” komt het hof alleszins begrijpelijk voor, waarbij zij opgemerkt dat met deze definitie van de term nog niet tevens de inhoud daarvan is vastgesteld.
3.6. Voorzover Melfund heeft bedoeld te stellen dat deze definitie “doorwerkt” naar de interpretatie van hetgeen met “The Loss” is bedoeld in artikel 2 en artikel 4 van de Overeenkomst, komt haar be-zwaar hierna in 3.10 en volgende bij de behandeling van grief IV aan de orde.
3.7. In de memorie van grieven (onder 161) heeft Melfund er bezwaar tegen gemaakt – welk bezwaar hierna grief II zal worden genoemd - dat de rechtbank onder 2.7 niet tevens heeft vermeld dat Melfund, toen zij Wagram op 27 augustus 2007 schriftelijk om toestemming voor het fiscale compromis heeft gevraagd, daarbij tevens heeft te kennen gegeven dat zij deze toestemming ten overvloede vroeg, aangezien zij van mening was en is dat artikel 4 van de Overeenkomst niet van toe-passing is en toestemming van Wagram dus niet vereist was. Ook hier geldt dat de rechtbank niet gehouden was om meer feiten vast te stellen dan zij nodig achtte om tot haar beslissing te komen. In elk geval staat vast dat Wagram de gevraagde toestemming – of die nu volgens Melfund nodig was of niet – niet heeft verleend. Grief II faalt dus.
3.8. Thans komen de onderdelen 162 tot en met 165 (Grief III), 166 tot en met 176 (Grief IV) en 177 tot en met 204 (Grief V)van de me-morie van grieven aan de orde. Daaromtrent geldt het volgende.
3.9. In de rechtsoverwegingen 4.1. en volgende van het vonnis heeft de rechtbank – blijkens de bewoordingen daarvan met toepassing van de zogenoemde Haviltex-maatstaf – onderzocht hoe de hier van belang zijnde bepalingen van de Overeenkomst moeten worden verstaan. In dat verband heeft de rechtbank geoordeeld dat, in aanmerking genomen de aard van de onderhavige transactie, de omvang en gedetailleerdheid van de Overeenkomst, en de wijze van totstandkoming daarvan – de Overeenkomst strekt, aldus de rechtbank,tot het realiseren van het voordeel van fiscaal verrekenbare verliezen en zij is tot stand ge-komen in nauw overleg tussen deskundige belastingadviseurs -, be-slissend gewicht dient te worden toegekend aan de meest voor de hand liggende taalkundige betekenis van de woorden van de Overeenkomst, gelezen in het licht van de overige, voor de uitleg relevante bepa-lingen van de Overeenkomst. Een louter taalkundige uitleg van arti-kel 4 van de Overeenkomst duidt er tegen deze achtergrond op – aldus de rechtbank – dat partijen dienen af te rekenen op basis van dat artikel.
Tegen die hiervoor vermelde, eveneens door Wagram bepleite, maatstaf is Melfund niet met een grief, althans niet met een voldoende gemo-tiveerde grief, opgekomen. Het hof acht een taalkundige uitleg als door de rechtbank gehanteerd een juiste maatstaf. Melfund is echter van oordeel dat die meest voor de hand liggende taalkundige maatstaf er juist toe dient te leiden dat artikel 4 van de Overeenkomst in dit geval buiten toepassing blijft. Daaromtrent geldt het volgende.
3.10. Artikel 4 van de Overeenkomst, voorzover thans van belang, luidt (het werd hiervoor onder 3.3 reeds vermeld):
“ The Loss or part thereof can be included in an agreement with the Netherlands tax authorities whereby is agreed that The Loss or part thereof can not be offset, or can only be offset under certain re-strictions, under the condition that prior to such agreement written approval has been obtained from The Seller”. (….).
Daarbij gaat het – in het bijzonder gelet op het bepaalde bij ar-tikel 2 onder b van de Overeenkomst – bij het begrip “The Loss” dat hier aan de orde is om “the part of the losses that The Company (hof: Melfin) will incur upon liquidation of its subsidiary (hof: RAM, Inc.) and tax losses previously incurred which are to be offset against taxable income for corporate income tax purposes”.
In de memorie van grieven onder 166 tot en met 176, in deze aan te duiden als grief IV, heeft Melfund bezwaren opgeworpen tegen de door de rechtbank in 4.3 van haar vonnis gegeven uitleg van de term “The Loss” in artikel 2 en artikel 4 van de Overeenkomst. Daaromtrent overweegt het hof als volgt.
3.11. In de definitie van artikel 2 sub b eerste alinea van de Over-eenkomst wordt gesproken van “losses which are to be offset against taxable income” ofwel verliezen die voor verrekening in aanmerking moeten komen.
Voor de toepassing van artikel 4, ingeval van een fiscaal compromis “including The Loss or part thereof”, gaat het in de eerste volzin om (het deel van) “The Loss” dat (conform de definitie: weliswaar voor verrekening in aanmerking moet komen, doch) ter zake waarvan door Melfin met de fiscus wordt overeengekomen dat het niet (geheel) kan worden verrekend (“can not be offset”). Ingeval voor zulk een “weggeven” van(een deel van) het verlies, niet de toestemming van Wagram is verkregen, moet ingevolge de tweede volzin van artikel 4 worden gehandeld als ware dat (deel van) “The Loss” verrekend.
Naar de evenbedoelde, meest voor de hand liggende taalkundige uitleg welke recht doet aan de aard en strekking van de hier aan de orde zijnde bepalingen van de Overeenkomst en gelet ook op de context daarvan, moet worden geoordeeld dat het bij “The Loss” gaat om het verlies dat volgens Melfund/Melfin voor verrekening in aanmer-king moet komen (zou moeten komen)en dat derhalve (artikel 2 sub b eerste alinea) door Melfin jegens de Belastingdienst wordt geclaimd en (artikel 4 eerste volzin) door haar in een schikking met de Be-lastingdienst kan worden “weggegeven” en alsdan niettemin (artikel 4 tweede volzin)geacht moet worden te zijn verrekend indien zulks zonder toestemming van Wagram gebeurt. Een uitleg waarbij het, naar Melfund heeft betoogd, voor de toepassing van artikel 4 (en, naar het hof begrijpt, artikel 2)zou gaan om het verlies dat naar het oordeel van de belastingrechter voor verrekening in aanmerking komt dan wel het verlies waarvan verrekening door de fiscus is aanvaard, acht het hof – in het licht van de strekking van, en de onderlinge samenhang tussen, de artikelen 2 en 4 – ongerijmd en onjuist.
Met de rechtbank is het hof aldus – mede – op de door de rechtbank daartoe gebezigde gronden (rechtsoverweging 4.3) van oordeel dat “ The Loss”, zoals gedefinieerd in de Overeenkomst, niet dient te wor-den verstaan als het bedrag dat daadwerkelijk voor verrekening vat-baar blijkt, maar als het bedrag dat volgens Melfin voor verrekening in aanmerking moet komen, ofwel (in de bewoordingen van de recht-bank)het bedrag waarvan Melfund althans Melfin tegenover de fiscus verdedigt dat het voor verrekening in aanmerking komt. Dat, naar Melfund in zoverre terecht heeft betoogd, de daadwerkelijke verreke-ning van de verliezen – in elk geval ook – steeds afhankelijk is van de omvang van de door Melfin behaalde jaarlijkse winsten en daarom in gedeelten, verspreid over diverse jaren, zou kunnen plaatsvinden (hetgeen, naar moet worden aangenomen, in de tweede alinea van arti-kel 2 sub b – mede – is voorzien), maakt het voorgaande oordeel niet anders. Kennelijk is beoogd om het “vervallen” van de aanvullende koopsom zoveel mogelijk te doen aansluiten bij het tijdstip waarop het voordeel van de verliescompensatie daadwerkelijk door Melfin zou worden genoten. ’s Hofs oordeel, dat met “The Loss” het volgens Mel-fin verrekenbare verlies is bedoeld, vindt voorts mede steun in ar-tikel 8 leden 2 en 3 van de Overeenkomst waarin is voorzien in het geval dat “The Purchaser is not entitled to offset The Loss”.