ECLI:NL:GHAMS:2010:BO7555
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechtbank in hoger beroep inzake alimentatie voor minderjarige kinderen
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 16 november 2010, gaat het om een hoger beroep van een beschikking van de rechtbank Haarlem. De vrouw, appellante, is in hoger beroep gekomen van de beschikking van 8 juni 2010, waarin de man, geïntimeerde, een verzoek had ingediend om de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen te verlagen. De vrouw verzoekt de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, terwijl de man vraagt om bekrachtiging van de bestreden beschikking.
De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen zijn in 2001 gehuwd en hun huwelijk is op 25 mei 2009 ontbonden. Bij de echtscheidingsbeschikking van 29 april 2009 is een bijdrage van € 200,- per kind per maand vastgesteld. De man heeft in zijn verzoek om wijziging van deze bijdrage aangevoerd dat de bijdrage per 1 november 2009 verlaagd moet worden naar € 100,- per kind per maand en per 1 maart 2010 op nihil gesteld moet worden.
Het hof heeft allereerst de relatieve bevoegdheid van de rechtbank beoordeeld, die door de vrouw ter discussie is gesteld. Het hof concludeert dat de rechtbank Haarlem onbevoegd is, omdat de rechtbank van de woonplaats van de minderjarige kinderen, in dit geval de rechtbank Zutphen, bevoegd is. Het hof verklaart zowel de rechtbank Haarlem als zichzelf onbevoegd en verwijst de zaak naar het gerechtshof Arnhem. Deze beslissing is genomen onder vernietiging van de beschikking waarvan beroep.
De uitspraak van het hof is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters en de griffier.