2.2 Het gaat, gelet op hetgeen uit de gedingstukken blijkt en niet of onvoldoende is weersproken, thans om het volgende.
(i) Partijen hebben, zonder gehuwd te zijn geweest, ongeveer 34 jaar een affectieve relatie onderhouden die in januari 2007 ten einde is gekomen.
(ii) Reeds bij het begin van die relatie was [geïntimeerde] als ondernemer in de horeca actief. Beide partijen zijn op zeker moment betrokken geraakt bij de exploitatie van een horecabedrijf aan de [adres], destijds genaamd Bar Bodega Petit Restaurant “Talk of the Town”.
(iii) Bij de stukken bevindt zich een document met opschrift “KOOPAKTE inzake TALK OF THE TOWN”, waarin is bepaald, voor zover thans van belang:
“De ondergetekenden:
A. [GEÏNTIMEERDE] (…)
verder te noemen: verkoper
en
B. [APPELLANTE] (…)
hierna te noemen: koper,
VERKLAREN DE VOLGENDE OVEREENKOMST TE HEBBEN GESLOTEN:
Artikel 1.
Verkoper verkoopt en draagt per 1 januari 1981 in eigendom over aan koper die van verkoper koopt en van deze in eigendom aanvaardt het horecabedrijf: Bar Bodega Petit Restaurant “TALK OF THE TOWN”, gedreven aan de [adres], met het recht op de gevoerde handelsnaam en de goodwill, alsmede op de gehele aanwezige inventaris, met uitzondering van die goederen welke in bruikleen aan verkoper worden verstrekt. Een door partijen getekende lijst van de inventaris, die in eigendom wordt overgedragen, wordt afzonderlijk opgemaakt. Die inventaris is overigens aan partijen genoegzaam bekend.
Artikel 2.
De koopprijs bedraagt in het totaal ƒ. 150.000,-- (zegge: éénhonderdenvijftigduizend gulden) waarvan de betaling is geregeld in een overeenkomst van geldlening, waarvoor verkoper verklaart heden van koper te hebben ontvangen een door hem goedgekeurde schuldbekentenis van koper, zodat hij hierbij voor de betaling der koopsom kwijting verleent.
(…)
Artikel 4.
Verkoper heeft zich verplicht koper recht van eigendom te verschaffen dat:
a. onvoorwaardelijk is (…)”
Deze koopakte is met de dagtekening 29 december 1980 door beide partijen ondertekend.
(iv) De naam van dit horecabedrijf is sindsdien gewijzigd in [restaurant], in het Handelsregister ingeschreven als een eenmanszaak die sinds 1 januari 1981 voor rekening van [appellante] wordt gedreven.
(v) Vanaf 31 januari 2007 heeft [appellante] [geïntimeerde] de toegang tot [restaurant] ontzegd.
(vi) Bij vonnis van 15 februari 2007 is afgewezen een vordering van [geïntimeerde] tot het treffen van voorlopige voorzieningen, grotendeels overeenkomend met hetgeen hij in de onderhavige bodemprocedure vordert.
(vii) Bij vonnis van 22 maart 2007 is afgewezen een vordering van [appellante] tot het treffen van voorlopige voorzieningen, er op neerkomend dat [geïntimeerde] maandomzetten van [restaurant] vanaf een zeker tijdstip en daarnaast een bedrag aan privé-onttrekkingen aan [appellante] zou moeten betalen.
(viii) Op 20 maart 2007 heeft [geïntimeerde] ten laste van [appellante] conservatoir beslag gelegd op – kort gezegd – de inventaris van [restaurant].
(ix) In het vonnis waarvan beroep is melding gemaakt van een rolbeslissing tot verval van het recht van [appellante] om voor antwoord te mogen concluderen. Bij dit vonnis zijn de vorderingen van [geïntimeerde] als onweersproken toegewezen zoals hieronder nader omschreven.
(x) Bij vonnis van 13 september 2007 is als voorlopige voorziening de tenuitvoerlegging van het thans bestreden vonnis van 29 augustus 2007 geschorst. In dit in kort geding gewezen vonnis is vastgesteld, voor zover thans van belang, dat mr. Tesink in verband met haar niet toe te rekenen omstandigheden aan mr. De Groot, de advocaat van [geïntimeerde], uitstel voor het dienen van antwoord heeft verzocht en mr. De Groot daarmee heeft ingestemd, doch niettemin aan [appellante] akte niet-dienen is verleend en vervolgens een verzoek om uitstel is afgewezen.