ECLI:NL:GHAMS:2010:BO0822

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.048.483/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen notaris wegens ontoelaatbare druk bij aanvaarding nalatenschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 oktober 2010 uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een beslissing van de Kamer voor de Notarissen. Klaagster, een erfgename, had een klacht ingediend tegen de notaris die haar had geadviseerd over de aanvaarding van een nalatenschap. Klaagster stelde dat de notaris haar onder druk had gezet om de nalatenschap zuiver te aanvaarden, terwijl dit financieel nadelig voor haar zou zijn. Het hof constateerde dat de notaris herhaaldelijk had verwezen naar de moeilijke positie van de kinderen van klaagster, wat resulteerde in ontoelaatbare druk op klaagster. Het hof oordeelde dat de notaris in strijd had gehandeld met de zorgvuldigheidseisen van artikel 17 van de Wet op het Notarisambt (Wna). De notaris had klaagster niet adequaat geïnformeerd over de gevolgen van haar keuze en had onvolledige informatie verstrekt over de rechtspositie van haar kinderen. Gezien het feit dat de notaris geen tuchtrechtelijk verleden had, legde het hof de maatregel van waarschuwing op. De eerdere beslissing van de Kamer werd vernietigd voor zover deze betrekking had op de klacht over de druk die de notaris had uitgeoefend, en het hof verklaarde dit klachtonderdeel gegrond. De overige klachten werden ongegrond verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 5 oktober 2010 in de zaak onder nummer 200.048.483/01 NOT van:
[klaagster],
wonende te [plaatsnaam],
APPELLANTE,
t e g e n
[de notaris],
notaris te [plaatsnaam],
GE?NTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1 Door appellante, verder klaagster, is bij een op 16 november 2009 per faxbericht ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te ’s-Gravenhage, verder de kamer, van 14 oktober 2009, waarbij de klachten tegen geïntimeerde, verder de notaris, ongegrond zijn verklaard.
1.2 Van de zijde van klaagster is op 6 januari 2010 per faxbericht een aanvulling op het beroepschrift – met bijlagen – ter griffie van het hof ingekomen.
1.3 Van de zijde van de notaris is op 22 februari 2010 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.4 Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 24 juni 2010. De notaris, klaagster en haar woordvoerder de heer Kooiman zijn verschenen. Allen hebben het woord gevoerd, de woordvoerder van klaagster aan de hand van een pleitnota.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben de juistheid van deze feiten niet betwist, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
4. Het standpunt van klaagster
Klaagster verwijt de notaris het volgende:
4.1 Uit de e-mail van 22 februari 2008 van de broer van klaagster, hierna [D], blijkt dat de notaris reeds op 19 februari 2008 op de hoogte was van het feit dat de ouders de economische eigendom van de woning aan de kinderen hadden overgedragen. De notaris wist dus al dat de schulden – een bedrag van € 87.000,- dat [D] destijds aan moeder had geleend – uit de nalatenschap betaald zouden kunnen worden indien klaagster zuiver zou aanvaarden.
4.2 De notaris heeft bij klaagster erop aangedrongen dat zij de nalatenschap zuiver zou aanvaarden. De berichten die de notaris aan klaagster hierover heeft gestuurd heeft zij ervaren als angstaanjagend waardoor klaagster bevreesd was dat haar kinderen haar een verwerping kwalijk zouden nemen. Bovendien had de notaris klaagster verkeerd ingelicht over de kosten van de griffierechten in geval van een verwerping bij de kantonrechter.
4.3 De notaris heeft een onjuiste termijn laten weten waarbinnen klaagster haar keuze zuivere/beneficiaire aanvaarding of verwerping moest hebben gemaakt. Het excuus van de notaris acht klaagster niet oprecht.
4.4 Tot slot verwijt klaagster de notaris dat hij van meet af aan de verkoop van de woning wilde regelen, terwijl hij had aangegeven slechts belast te zijn met het opmaken van de verklaring van erfrecht.
5. Het standpunt van de notaris
De notaris heeft de stellingen van klaagster betwist en zich als volgt verweerd.
5.1 De notaris betwist dat hij reeds op 19 februari 2008 op de hoogte was van het feit dat de kinderen van erflaatster de economische eigendom van de ouderlijke woning hadden. De notaris kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de uitlatingen van [D] in zijn e-mail van 22 februari 2008.
5.2 Omtrent de tweede klacht meent de notaris klaagster voldoende te hebben geïnformeerd over de positie van klaagster in de nalatenschap alsmede over de positie van haar zoons. Tevens heeft hij de mogelijkheid van verwerping altijd erkend.
5.3 De notaris erkent dat hij klaagster aanvankelijk verkeerd heeft ingelicht over het aflopen van de termijn. Hiervoor heeft hij zijn excuses aangeboden. De termijn is echter door de kantonrechter verlengd waardoor er geen gevolgen voor klaagster zijn opgetreden met betrekking tot de keuze tussen aanvaarden en verwerpen.
5.4 Over de laatste klacht merkt de notaris op dat hij in eerste instantie niet was aangesteld om de verkoop van de woning te verzorgen. In een later stadium is echter door de erven – met uitzondering van klaagster en haar zoons – de voorwaarde gesteld bij de verkoop van de woning dat de notaris de instrumenterend notaris bij de verkoop zou zijn.
6. De beoordeling van de klacht
Het hof oordeelt als volgt:
6.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft met betrekking tot de twee klachtonderdelen, zoals hiervoor onder 4.1 en 4.4 weergegeven, niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
6.2 De onder 4.2 weergegeven klacht luidt dat de notaris klaagster onjuist heeft geadviseerd en haar onder onoorbare druk heeft gezet. De kamer heeft daaromtrent overwogen dat de notaris klaagster volledig en juist heeft ingelicht en tevens was er volgens de kamer geen sprake van enige dwang of dreiging. De kamer heeft de klacht ongegrond verklaard. Het hof komt tot een ander oordeel en overweegt daartoe het volgende.
6.3 In de procedure is (onder meer) overgelegd een brief d.d. 29 mei 2008 van de notaris aan klaagster. Uit de inhoud van deze brief blijkt dat de notaris ermee bekend was geworden dat de ouders de economische eigendom van de woning aan de kinderen hadden overgedragen en dat de waarde van de woning daardoor niet tot de nalatenschap behoorde. Ten tijde van het schrijven van die brief moet het de notaris derhalve duidelijk zijn geweest:
- dat het aandeel van klaagster in de economische eigendom een gegeven was en los stond van de wel of niet aanvaarding van de nalatenschap, en
- dat aanvaarding van de nalatenschap ertoe zou leiden dat klaagster voor haar erfdeel aansprakelijk zou worden voor voornoemde vordering van € 87.000,- van [D], waartegenover stond haar erfdeel in de activa ten bedrage van € 13.000,- , met het gevolg dat aanvaarding van de nalatenschap voor haar in financieel opzicht (zeer) nadelig was.
6.4 Desondanks schrijft de notaris aan klaagster
- in de brief van 29 mei 2008 onder meer:
“Voor u maakt dat de situatie er niet makkelijker op, doch voor de nalatenschap heeft het geen gevolg. Deze kunt u mijns inziens zonder meer aanvaarden, ook al heeft deze een negatief saldo.”
- in de brief van 8 juli 2008:
“U geeft aan onder voorbehoud de nalatenschap te verwerpen; juridisch kan dat niet. Het is het een of het ander. (..) Bij een verwerping kom ik bij uw kinderen uit; die zadelt u dan met een probleem op (..) Voegt u deze gegevens bij elkaar dan heeft u een aandeel in een vermogen en uw kinderen schulden, zonder dat die vermengd worden. Verwerping door u betekent dus ook niet dat u geen vermogen behoeft aan te wenden; dat vermogen is nl. – het zij herhaald – ontstaan door de overdracht van de woning door uw ouders aan alle kinderen. Nogmaals: het staat u vrij om te bepalen wat u doet, maar weet wat u doet en zadel uw kinderen niet met een probleem op.”
- in de brief van 14 juli 2008:
“Bij mijn vorige brief – 8 juli – berichtte ik u dat u door uw verwerping in principe uw kinderen met een probleem opzadelt en (zeer waarschijnlijk) uw financiële problemen niet voorkomt.”
- in de brief van 15 juli 2008:
“Ten vervolge op mijn brief van gisteren, treft u hierbij de volmacht tot verwerping aan. Ik breng daarbij – ten overvloede – onder uw aandacht dat u daarmede in principe uw zoons met een probleem opzadelt. Zij beiden nemen thans uw plaats in in een nalatenschap die zwaar negatief is vanwege de schuld aan [D].”
- in de brief van 18 juli 2008:
“(..) Ten aanzien van de nalatenschap betekent dat ook dat ik bij uw zoons terecht kom, want door de verwerping treedt er plaatsvervulling op. Ook uw zoons hebben het recht om een keuze uit te brengen, dus te verwerpen (of niet). Elke verklaring leidt evenwel tot extra werkzaamheden en kost per verklaring € 106,00 wegens griffierechten.
Door uw verwerping brengt u in principe, juist omdat de nalatenschap negatief is, uw zoons in een netelige positie; het is immers aan [D] om te bepalen hoe met zijn vordering om te gaan.
Ik ben derhalve – objectief gesproken – van mening dat een verwerping door u geen zin heeft. Ik erken nogmaals dat aan u de keuze is, doch verwerpen brengt uitsluitend onnodige kosten met zich mee.”
6.5 Het hof constateert dat de notaris, door herhaaldelijk te verwijzen naar de netelige positie waarin haar zoons zullen komen te verkeren, klaagster onder ontoelaatbaar zware druk zet om een voor haar financieel nadelige beslissing (aanvaarding van de nalatenschap) te nemen. Weliswaar noemt de notaris de mogelijkheid dat ook de zoons zullen verwerpen, maar deze vermelding, die gepaard gaat met een waarschuwing voor kosten die in het niet vallen vergeleken bij het financiële nadeel dat door aanvaarding van de nalatenschap zou ontstaan, krijgt nauwelijks betekenis in de continue op klaagster uitgeoefende druk.
6.6 Het hof constateert ook dat de notaris in zijn brief aan klaagster van 18 juli 2008 weliswaar terloops en letterlijk tussen haakjes de mogelijkheid van beneficiair aanvaarden heeft genoemd, maar dat hij dienaangaande niet expliciet is teruggekomen op zijn eerdere negatieve advies in de brief van 31 maart 2008. Het is het hof niet gebleken dat de notaris klaagster op enig moment deugdelijk heeft geadviseerd omtrent de mogelijkheid van beneficiaire aanvaarding.
6.7 Naar het oordeel van het hof heeft de notaris aldus in strijd met de door hem op grond van artikel 17 Wna in acht te nemen zorgvuldigheid gehandeld. Immers, in zijn brieven wordt aan klaagster niet op deugdelijke wijze inzicht gegeven in de gevolgen van de door haar te maken keuze, wordt onvolledige, informatie gegeven over de rechtspositie van de zonen van klaagster en wordt, in samenhang met deze onjuiste/onvolledige advisering, ontoelaatbare druk op klaagster uitgeoefend om een (financieel voor haar ongunstige) beslissing te nemen. Het hof rekent dit een en ander de notaris als tuchtrechtelijk verwijtbaar aan. Dit klachtonderdeel is gegrond.
6.8 Met betrekking tot de klacht genoemd in 4.3 oordeelt het hof dat de notaris hier onjuiste inlichtingen heeft gegeven, maar dat dit geen ernstige gevolgen heeft gehad. Klaagster moest reeds uitstel van de termijn vragen omdat ze op de gemeente moest wachten. Ten aanzien van de verkeerd vermelde termijn heeft klaagster geen schade geleden. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.
6.9 Het hof komt op grond van het hiervoor overwogene tot de conclusie dat de notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld bij de voorlichting betreffende de te maken keuze tussen zuiver/beneficiair aanvaarden of verwerpen. Gelet op de omstandigheid dat de notaris geen tuchtrechtelijk verleden heeft acht het hof de maatregel van waarschuwing passend en geboden. Nu het hof tot een ander oordeel is gekomen dan de kamer, kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven.
6.10 Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.11 Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing ten aanzien van het oordeel van de kamer voor zover het betreft klachtonderdeel 4.2, en opnieuw rechtdoende:
- verklaart dit klachtonderdeel gegrond;
- legt de notaris de maatregel van waarschuwing op;
- bekrachtigt de beslissing waarvan beroep voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. L. Verheij, G.J. Visser en J.W. van Zaane en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 5 oktober 2010 door de rolraadsheer.
Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen
’s-Gravenhage
Beslissing d.d. 14 oktober 2009 inzake de klacht onder nummer 09-11 van:
[...],
hierna te noemen: klaagster,
tegen
[...],
notaris te [...],
hierna te noemen: de notaris.
De procedure
De Kamer heeft kennisgenomen van:
• de klacht, ingekomen op 13 februari 2009, met bijlagen;
• het antwoord van de notaris, met bijlagen;
• de repliek van klaagster, met bijlagen;
• de dupliek van de notaris.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 september 2009.
Daarbij waren aanwezig:
• klaagster met haar woordvoerder, de heer [...],
• de notaris met klaagsters broer, [...].
Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt, met daaraan in kopie gehecht de door klaagster overgelegde pleitaantekeningen.
De feiten
De notaris is op 19 februari 2008 benaderd door klaagsters broer, [...], voor het opmaken van een verklaring van erfrecht in verband met het overlijden van hun moeder. Bij zijn e-mail van 22 februari 2008 heeft de broer de overige potentiële erven (klaagster en nog zes kinderen van erflaatster, verder gezamenlijk te noemen: “de kinderen”) geïnformeerd over dit gesprek en over de verdere stappen voor de afwikkeling van de nalatenschap.
Op 13 juni 2008 is in het boedelregister de betekening ingeschreven aan klaagster van de beschikking van 27 mei 2008 van de kantonrechter, waarbij aan klaagster een termijn van zes weken was gegeven voor haar beraad over haar keuze voor zuivere/beneficiaire aanvaarding of verwerping van de nalatenschap. Bij daaropvolgende beschikking heeft de kantonrechter deze termijn verlengd. Binnen deze termijn hebben klaagster en haar kinderen de nalatenschap verworpen.
De klacht en het verweer van de notaris
Klaagster verwijt de notaris zakelijk weergegeven het volgende:
1. Naar aanleiding van het gesprek dat hij op 19 februari 2008 met de notaris heeft gevoerd, informeerde klaagsters broer de kinderen in zijn e-mail van 22 februari 2008 over de te volgen procedure voor de afwikkeling van de nalatenschap. De notaris wees volgens klaagsters broer tijdens dit gesprek erop dat de kinderen bij het overlijden van hun vader reeds de helft van de juridische eigendom van de ouderlijke woning hadden geërfd. “Wij verkregen het economische eigendom immers toen beide ouders nog leefden. Zij behielden toen het juridische eigendom (met de lusten en de lasten)”, aldus klaagsters broer in zijn e-mail.
De notaris ontkende dit weliswaar? in zijn brief van 18 juli 2008?, maar hij was dus reeds naar aanleiding van dit gesprek op de hoogte van het feit dat de ouders de economische eigendom van de woning aan de kinderen hadden overgedragen. Hij wist dus toen al dat de schulden ? een bedrag van € 87.000 dat klaagsters broer [...] destijds aan de moeder had geleend ? uit de nalatenschap betaald zouden kunnen worden als klaagster zuiver zou aanvaarden.
2. Vervolgens probeerde de notaris stelselmatig klaagster de erfenis zuiver te laten aanvaarden, waarbij hij haar bedreigde met angstscenario’s indien klaagster de erfenis zou verwerpen. Klaagster verwijst hiervoor naar voormelde brief van 18 juli 2008 van de notaris, waarin deze wees op de mogelijkheid dat klaagsters broer [...] een eventuele navordering op klaagsters kinderen zou kunnen effectueren, indien klaagster de nalatenschap zou verwerpen. Klaagster was hierdoor bevreesd dat haar kinderen haar een eventuele verwerping kwalijk zouden nemen. Bovendien had de notaris haar verkeerd ingelicht over de kosten van de griffierechten in geval van een verwerping bij de kantonrechter, nu hij haar niet had bericht dat voor een gezamenlijke verwerping door klaagster en haar kinderen hetzelfde tarief aan griffierechten in rekening zou worden gebracht als bij een verwerping door iedere erfgenaam afzonderlijk.
3. De notaris had ten onrechte ? zoals later in een procedure voor de kantonrechter bleek ? klaagster in zijn brief van 6 juni 2008 bericht dat de termijn voor beraad over de keuze zuivere/beneficiaire aanvaarding of verwerping van de nalatenschap door klaagster op 15 juli 2008 zou aflopen. Deze termijn bleek volgens de kantonrechter echter op 25 juli 2008 te eindigen. De notaris had dus opzettelijk de juiste informatie achtergehouden en klaagster hiermee op het verkeerde been gezet. Zijn later gemaakte excuses hiervoor zijn niet oprecht, nu hij in de procedure voor de kantonrechter alles heeft ge[D] om klaagsters verzoek om uitstel niet-ontvankelijk te laten verklaren.
4. De notaris wilde van meet af aan de verkoop van de woning regelen, terwijl hij had aangegeven slechts belast te zijn met het opmaken van de verklaring van erfrecht.
De notaris heeft ter zitting gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna ? voor zover nodig ? zal worden besproken.
De beoordeling van de klacht
Artikel 192 lid 2 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek luidt als volgt:
Indien een erfgenaam zijn keuze nog niet heeft ge[D], kan de kantonrechter hem daarvoor op verzoek van een belanghebbende een termijn stellen, die ingaat op de dag nadat de belanghebbende deze beschikking aan de erfgenaam heeft doen betekenen en de beschikking onder vermelding van de gedane betekening heeft doen inschrijven in het boedelregister. De kantonrechter kan op verzoek van de erfgenaam de termijn voor de afloop daarvan een of meer malen verlengen; de verlenging wordt in het boedelregister ingeschreven.
Klachtonderdeel 1
De notaris heeft zowel schriftelijk als ter zitting van de Kamer betwist dat hij reeds door klaagsters broer [...] in hun gesprek op 19 februari 2008 was ingelicht over het feit dat de kinderen van erflaatster de economische eigendom van de ouderlijke woning hadden. Klaagsters broer, ter zitting door de Kamer gehoord, heeft deze verklaring van de notaris bevestigd. De door klaagster aangehaalde zin “Wij verkregen het economische eigendom immers toen beide ouders nog leefden. Zij behielden toen het juridische eigendom (met de lusten en de lasten)” uit zijn e-mail van 22 februari 2008 aan de kinderen, was niet een verwijzing naar de inhoud van zijn gesprek met de notaris, maar bedoeld als nadere informatie van broer tot zus/broer, aldus klaagsters broer.
De Kamer komt tot de conclusie, gelet op het voorgaande, dat klaagster dit verwijt aan de notaris niet, althans onvoldoende, aannemelijk heeft gemaakt.
De klacht is daarom op dit onderdeel ongegrond.
Klachtonderdeel 2
De Kamer is van oordeel dat de notaris in zijn brief van 18 juli 2008 klaagster volledig en juist heeft ingelicht over de gevolgen voor klaagster en haar kinderen van hun eventuele keuze voor beneficiaire/zuivere aanvaarding of verwerping van de nalatenschap, zulks gelet op het aspect van de economische eigendom van de ouderlijke woning bij de kinderen en op de schuld in de nalatenschap door de lening in het verleden van klaagsters broer [...] aan de erflaatster. In dezelfde brief heeft de notaris klaagster slechts gewezen op de griffiekosten per persoon. Dat hij daarbij overige tariferingen niet heeft vermeld, is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
Verder blijkt uit de inhoud van en de gebruikte ? naar het oordeel van de Kamer ? zakelijke formuleringen in de brief van de notaris niet van enige dwang of dreiging door de notaris jegens klaagster. Dat klaagster dit echter anders heeft beleefd, is niet aan de notaris verwijtbaar.
De klacht is daarom op dit onderdeel ongegrond.
Klachtonderdeel 3
De notaris heeft erkend dat hij klaagster aanvankelijk verkeerd heeft ingelicht over het einde van de termijn voor beraad. Hij heeft hiervoor klaagster zijn excuses aangeboden. De Kamer stelt vast dat klaagster door deze verkeerde informatie uiteindelijk niet is benadeeld, nu deze termijn door de Kantonrechter is verlengd en klaagster binnen de verlengde termijn de nalatenschap heeft verworpen, evenals haar kinderen.
De Kamer is van oordeel dat gezien het voorgaande het aan de notaris verweten handelen van te gering gewicht is om tot een tuchtrechtelijk verwijt te leiden.
Klachtonderdeel 4
Als niet althans onvoldoende weersproken staat vast dat de notaris na aanvankelijk door klaagsters broer [...] te zijn benaderd voor het opmaken van een verklaring van erfrecht, pas in latere instantie door de overige kinderen, met uitzondering van klaagster en haar kinderen, is benaderd om als instrumenterend notaris op te treden bij de verkoop van de ouderlijke woning. Dat de notaris van meet af aan de verkoop van de ouderlijke woning heeft willen regelen ? hetgeen door de notaris wordt betwist ? heeft klaagster niet aangetoond. De Kamer laat dan ook onbesproken welk verwijt de notaris terzake gemaakt had kunnen worden.
De klacht is daarom op dit onderdeel ongegrond.
De beslissing
De Kamer voornoemd:
verklaart de klacht ongegrond op alle onderdelen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. R.J. Paris, voorzitter, R. van der Galiën, K.R. van der Graaf, J.Z. Moree en J. Smal, bijgestaan door de secretaris, mr. A. Saab, en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2009.
Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.