ECLI:NL:GHAMS:2010:BN9734

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.059.691-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende stabilisatie van de financiële situatie en psychosociale problemen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 mei 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van [Appellant] tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Het verzoek was eerder door de rechtbank Haarlem afgewezen op 9 maart 2010. [Appellant], een alleenstaande man van 40 jaar oud, heeft een complexe achtergrond, waaronder ernstige psychosociale problemen en een geschiedenis van gokverslaving. Hij heeft van 7 februari 2003 tot 22 oktober 2007 een uitkering ontvangen van de gemeente Haarlemmermeer, maar was zich niet bewust van de verplichtingen die aan deze uitkering verbonden waren. Dit leidde tot schulden aan de gemeente en het CJIB, die hij niet tijdig heeft afgelost.

Tijdens de behandeling van het hoger beroep heeft [Appellant] zijn situatie toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij inmiddels hulp heeft gezocht voor zijn gokverslaving en zijn financiën. Hij heeft verklaard dat hij zijn auto heeft verkocht om gokschulden af te lossen en dat hij nu niet meer gokt. Desondanks oordeelde het hof dat [Appellant] niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de vijf jaar voorafgaand aan zijn verzoek te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden. Het hof concludeerde dat zijn situatie nog niet voldoende gestabiliseerd is om hem toe te laten tot de schuldsaneringsregeling.

Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en stelde vast dat de behandeling van zijn gokverslaving pas recent is begonnen, waardoor er onvoldoende bewijs is dat hij zijn problemen onder controle heeft. De beslissing van het hof houdt in dat [Appellant] niet in aanmerking komt voor de schuldsaneringsregeling, en dat hij gedurende acht dagen na de uitspraak beroep in cassatie kan instellen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST van 21 mei 2010 in de zaak met zaaknummer 200.059.691/01 van:
[ APPELLANT ],
wonende te [ H ],
advocaat: mr. J.H. Kruseman te Haarlem.
1. Het geding in hoger beroep
1.1 Appellant - [ Appellant ] – is bij op
16 maart 2010 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Haarlem van 9 maart 2010 met rekestnummer 163513, waarbij het verzoek van [ Appellant ] tot van toepassing verklaring van de wettelijke schuldsaneringsregeling is afgewezen.
1.2 Het hoger beroep is behandeld ter terechtzitting van 4 mei 2010. Bij die behandeling is [ Appellant ] verschenen, bijgestaan door zijn advocaat voornoemd.
2. De gronden van de beslissing
2.1 De rechtbank heeft in de beslissing waarvan beroep het verzoek van [ Appellant ] om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling op grond van artikel 288 lid 1 sub b van de Faillissementswet (Fw) afgewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is [ Appellant ] ten aanzien van het ontstaan van een schuld aan de gemeente Haarlemmermeer in verband met ten onrechte ontvangen uitkering en ten aanzien van een schuld aan het CJIB niet te goeder trouw. Omstandigheden die aanleiding kunnen geven tot toepassing van artikel 288 lid 3 zijn volgens de rechtbank niet aangevoerd of gebleken.
2.2 In hoger beroep is het volgende gebleken.
2.2.1 [ Appellant ] is een alleenstaande man van 40 jaar oud. Hij is zijn geboorteland Irak ontvlucht en verblijft sinds 1999 in Nederland. Hij leeft duurzaam gescheiden van zijn vrouw en kinderen. [ Appellant ] heeft psychiatrische problemen waarvoor hij begeleiding heeft van Centrum ’45, een instituut voor specialistische diagnostiek en behandeling van complexe psychotraumaklachten als gevolg van vervolging, oorlog en geweld. [ Appellant ] ontvangt een WWB-uitkering.
2.2.2 De totale schuldenlast van [ Appellant ] bedroeg blijkens de verklaring ex artikel 285 Fw op 15 september 2009 € 24.640,32.
2.2.3 [ Appellant ] betwist het oordeel van de rechtbank dat hij ten aanzien van het onbetaald laten van de schuld aan de gemeente Haarlemmermeer en aan het CJIB niet te goeder trouw is geweest. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. [ Appellant ] ontving van 7 februari 2003 tot 22 oktober 2007 een VVTV-uitkering van de gemeente Haarlemmermeer, ondanks dat de Zorgwet VVTV per 1 april 2001 is komen te vervallen. De voorwaarden waaronder hem deze uitkering is verstrekt, zijn [ Appellant ] nooit duidelijk gemaakt. [ Appellant ] wist dan ook niet dat hij zijn inkomsten apart moest opgeven aan de gemeente. [ Appellant ] heeft uit eigen beweging achteraf in 2007 bij de gemeente zijn inkomsten opgegeven. Hij dacht dat de inkomsten al bekend zouden zijn bij de gemeente omdat hij wit werkte en zijn inkomsten derhalve bekend waren bij de Belastingdienst. Eén en ander blijkt ook uit een rapportage van de gemeente Haarlemmermeer.
Met betrekking tot de schuld aan het CJIB heeft [ Appellant ] aangevoerd dat het in deze om eenvoudige verkeersovertredingen gaat, dat deze schuld niet groot is en om die reden niet aan toelating tot de schuldsaneringsregeling in de weg mag staan. Bovendien heeft hij zijn auto thans verkocht. Met de opbrengst van de auto heeft hij gokschulden betaald, aldus [ Appellant ].
[ Appellant ] heeft voorts gesteld dat er persoonlijke omstandigheden zijn die aanleiding geven tot toepassing van artikel 288 lid 3 Fw. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij lijdt aan een ernstig psychotrauma waarvoor hij hulp heeft gezocht. In de zomer van 2009 is hij voor behandeling verwezen naar Centrum ’45. Mede als gevolg van zijn oorlogstrauma is hij ongeveer twee jaar geleden gaan gokken. Centrum ’45 heeft hem nu voor behandeling van zijn gokverslaving doorverwezen naar de Brijder Stichting, waar hij op 5 maart 2010 een intakegesprek heeft gehad. [ Appellant ] heeft verklaard dat hij nu niet meer gokt. De behandeling bij de Brijder Stichting wordt afgestemd met Centrum ’45 en vindt één keer per twee weken plaats. Voorts heeft [ Appellant ] aangevoerd dat hij hulp heeft gezocht bij het overzicht houden over zijn financiën. Van 1 maart 2009 tot oktober 2009 is hij gebudgetteerd door Sociaal.nl en na afloop van het traject daar heeft hij zich aangemeld voor hulp bij zijn financiën bij het maatschappelijk werk van Vluchtelingenwerk Haarlem. Voorts heeft hij zich ingespannen zijn schuldeisers te voldoen. Hij heeft afgelost op zijn huurschuld en het CJIB en diverse andere schuldeisers. [ Appellant ] heeft gesteld dat geconcludeerd kan worden dat hij zijn financiën en zijn psychosociale problemen thans onder controle heeft en ook voldoende hulp heeft om in de toekomst aan de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen te voldoen.
2.3 Bij de beoordeling van het verzoek tot toelating
tot de schuldsaneringsregeling stelt het hof voorop dat de schuldenaar ingevolge artikel 288 lid 1 sub b Fw voldoende aannemelijk dient te maken dat hij ten aanzien van het ontstaan en/of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest.
Gelet op de ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep gebleken feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat [ Appellant ] daarin niet is geslaagd. Gebleken is dat [ Appellant ] tot voor kort regelmatig geld heeft vergokt en dat hij ook de opbrengst van zijn auto (indirect) daaraan heeft besteed, terwijl hij de desbetreffende bedragen voor het aflossen van zijn schulden had dienen aan te wenden. Thans is nog onvoldoende aannemelijk geworden dat hij de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden volledig onder controle heeft. Niet is gebleken dat zijn situatie zodanig gestabiliseerd is dat op grond daarvan nakoming door hem van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen gewaarborgd is. De behandeling bij de Brijder Stichting is immers pas recent aangevangen, waardoor niet geconcludeerd kan worden dat hij zijn gokverslaving thans reeds onder controle heeft. Het voorgaande staat aan toelating van [ Appellant ] tot de schuldsaneringsregeling in de weg.
Het vonnis van de rechtbank dient te worden bekrachtigd.
3. De beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.D.R.M. Boumans, A. Bockwinkel en L.C. Winkel en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof van
21 mei 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na die van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.