2.3. Het hof acht bewezen dat [Appellant], in strijd met artikel 7 van de toepasselijke NVM-voorwaarden, vóór de beëindiging van de bemiddelingsovereenkomst buiten [Geïntimeerde] om onderhandelingen heeft gevoerd met betrekking tot de aankoop van het pand [Adres woning]. Daartoe is het volgende redengevend:
- tussen partijen staat vast dat het bedoelde pand op 28 september 2005 is aangemeld in het uitwisselingssysteem. Dat is - zo blijkt uit zijn verklaring - ook zo waargenomen door [Appellant] (hetzij door het zelf bekijken van Funda, hetzij, zoals [Geïntimeerde] stelt, door de bekendmaking door zijn kantoor aan [Appellant]);
- het hof constateert dat de verklaringen van de getuigen [Appellant] en [Betrokkene 4], omtrent het tijdstip dat, na de aankondiging in Funda, contact met de verkopend makelaar is opgenomen, onderling verschillen: volgens [Appellant] was dat kort na 28 september 2005, volgens [Betrokkene 4] hebben zij een paar weken gewacht met het ondernemen van actie, dit omdat zij de vraagprijs aan de hoge kant vonden. Het hof ziet reden de verklaring van [Appellant] te volgen;
- een paar dagen na het telefonisch contact met de verkopend makelaar heeft, zo verklaart [Appellant] zelf, de bezichtiging plaatsgevonden. Na die bezichtiging is het, zowel volgens [Appellant] als volgens [Betrokkene 4], ‘heel snel gegaan’: ongeveer vijf dagen na de bezichtiging is door [Appellant] een eerste bod uitgebracht;
- nadat, zo verklaart [Appellant], nog een paar biedronden zijn gevolgd, is wilsovereenstemming bereikt. Door de verkoper is de koopovereenkomst op 11 november 2005 ondertekend;
- [Appellant] heeft in de conclusie van antwoord (23) aangevoerd dat hij de dienstverlening met [Geïntimeerde] heeft beëindigd omdat hij de slechte dienstverlening ‘meer dan beu’ was. Het hof acht deze redengeving ongeloofwaardig. Dat de opzegging van de opdracht verband hield met (de wens tot) de aankoop van het pand aan de [Adres woning] ligt meer voor de hand;
- veel waarde kent het hof toe aan het feit dat [Appellant] in de conclusie van antwoord (24) heeft gesteld dat de wilsovereenstemming met betrekking tot de aankoop van het pand aan de [Adres woning] op 15 december 2005 schriftelijk is bevestigd. Deze mededeling is duidelijk onwaar: (pas) nadat [Geïntimeerde] bij akte van 20 juni 2007 had gewezen op de vermelding in de leveringsakte van de datum van de schriftelijke koopovereenkomst, te weten 14 november 2005, en deze leveringsakte had overgelegd (waarmee ook duidelijk werd dat de koopovereenkomst door de verkoper al op 11 november 2005 was ondertekend), heeft [Appellant] zijn mededelingen over de totstandkoming van de koopovereenkomst aangepast. Aangenomen moet worden dat [Appellant] belang had de datum van de schriftelijk bereikte wilsovereenstemming te verhullen en dienaangaande eerder in de procedure welbewust een onjuiste mededeling heeft gedaan;
- ook de gang van zaken bij de afmelding van het pand bevestigt dat aan de zijde van [Appellant] belang bestond om een verkeerde indruk te wekken omtrent de datum van de bereikte wilsovereenstemming. De getuige [Betrokkene 3] bevestigt dat het normale systeem is dat, wanneer een pand onder voorbehoud is verkocht, het pand direct na het tekenen van de koopovereenkomst wordt afgemeld, zij het met de aantekening ‘onder voorbehoud’. Uit de door [Geïntimeerde] overgelegde gegevens (productie 5 bij inleidende dagvaarding) blijkt dat het pand pas op 15 december 2005 is afgemeld, dit terwijl de koopovereenkomst door beide partijen reeds op 14 november 2005 was ondertekend. Voor dit tijdsverschil geeft getuige [Betrokkene 3] geen verklaring.