GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
1. [B]
2. [BB],
beiden wonend te [woonplaats], gemeente [gemeente],
APPELLANTEN,
advocaat: mr. R.G.P. Voragen,
kantoorhoudend te Heerlen,
[A],
wonend te [woonplaats],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
kantoorhoudend te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna (ook) [B] en [BB] enerzijds en [A] anderzijds genoemd. De procedure in eerste aanleg is van de zijde van gedaagden door meer partijen gevoerd, die niet in het hoger beroep zijn betrokken. De rechtbank heeft alle gedaagden tezamen aangeduid met [B] c.s. Daar waar door het hof wordt verwezen van de procedure in eerste aanleg, zal eveneens de aanduiding [B] c.s. worden gebruikt.
Bij dagvaarding van 8 april 2009 zijn [B] en [BB] in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank te Amsterdam van 14 januari 2009 met zaak- en rolnummer 403052 / HA ZA 08-1989, voor zover dit vonnis is gewezen tussen hen als gedaagden en [A] als eiser.
[B] en [BB] hebben veertien grieven voorgesteld, bescheiden in het geding gebracht, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen, de vorderingen van [A] alsnog zal afwijzen en voor recht zal verklaren dat:
- [A] jegens [B] en [BB] onrechtmatig heeft gehandeld;
- [A] jegens [B] en [BB] aansprakelijk is voor reeds geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
met veroordeling van [B] en [BB] uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van beide instanties.
[A] heeft geantwoord, bewijs aangeboden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en tot afwijzing van de vorderingen van [B] en [BB] in hoger beroep, dan wel tot niet ontvankelijk verklaring van hen in deze vorderingen, met hun veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van, zo begrijpt het hof, het hoger beroep.
Beide partijen hebben schriftelijk gepleit. Ten slotte is arrest gevraagd.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.11 een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Met uitzondering van de vaststelling onder 2.3, waartegen in grief 2 bezwaar is gemaakt en die hierna zal worden beoordeeld, bestaat omtrent deze vaststelling geen geschil, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan. Daarnaast stelt het hof een aantal feiten vast die enerzijds gemotiveerd zijn gesteld en anderzijds niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.
3.1 Het gaat in deze zaak kortweg om het volgende.
3.1.1 De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Residence Park Laura B.V., gevestigd aan de Torenstraat 28, 6471 JX te Eygelshoven is opgericht op 30 juli 1998 en is bij de Kamer van Koophandel ingeschreven op 12 augustus 1998.
3.1.2 Op 2 november 1998 hebben [B] en [BB] een koop/aannemingsovereenkomst gesloten waarin zij een appartementsrecht hebben gekocht in het nog (af) te bouwen gebouw Schovetweg 60 t/m 72 te Eygelshoven (ook wel aangeduid als Park Laura) waartoe [B] en [BB] als deelgerechtigden opdracht hebben gegeven. In deze overeenkomst (en in koop/aannemingsovereenkomsten die met andere gegadigden zijn gesloten) is de verkoper/aannemer als volgt aangeduid:
[Cursief:] "Residentie Park Laura B.V. i.o. (cursivering hof), gevestigd te Torenstraat 28, 6471 JX Eygelshoven, (…) vertegenwoordigd door de directeuren de heer [A], geboren op 01.05.1944 te Heerlen en de heer [E] geboren op 06.09.1942 te Heerlen of nader te noemen Meester hierna te noemen “de ondernemer"”
De overeenkomst bevat in artikel 12 een arbitraal beding dat inhoudt dat alle geschillen die naar aanleiding van de koop/aannemingsovereenkomst tussen de verkrijger en de ondernemer mochten ontstaan, door arbitrage worden beslecht.
De handtekeningen van [A] en [E] staan onder de overeenkomst.
3.1.3. De koop/aanneemovereenkomst is gevolgd door een notariële overdrachtsakte gedateerd 1 april 1999, waarin staat dat voor de notaris zijn verschenen [E], handelend in zijn hoedanigheid van schriftelijk gevolmachtigde van Eurolduc N.V., en [A], handelend als gevolmachtigde in zijn hoedanigheid van zelfstandig bevoegd directeur van Holding [A] B.V, welke de directie voert over [A] Projectontwikkeling B.V. De akte vermeldt voorts dat Eurolduc N.V. en [A] Projectontwikkeling B.V. handelen in hun hoedanigheid van directeuren van Residence Park Laura B.V. (cursivering hof) en dat zij als zodanig deze vennootschap, nader aan te duiden als “verkoper” rechtsgeldig vertegenwoordigen. In de akte staat dat verkoper blijkens een koopovereenkomst de dato 2 november 1998 een appartementsrecht aan koper ([B] en [BB]) heeft verkocht.
3.1.4 Tussen [B] en [BB] en nog een aantal anderen enerzijds en [A], [E], Residentie Park Laura B.V. i.o. en Residence Park Laura B.V. anderzijds heeft een procedure plaatsgevonden bij de Raad van Arbitrage voor de Bouw in eerste instantie en in appel. In deze procedure hebben de eisende partijen, onder wie [B] en [BB], kort gezegd, schadevergoeding gevorderd wegens tekortkoming in de nakoming van de uit de koop/aanneemovereenkomsten voortvloeiende verbintenissen.
3.1.5 [A] heeft zich in deze arbitrageprocedure primair op het standpunt gesteld dat de arbiters onbevoegd zijn omdat met hem geen geldige overeenkomst van arbitrage is overeengekomen. De arbiters hebben dit verweer verworpen en de volgende vonnissen gewezen:
- incidenteel vonnis van 21 november 2002
- incidenteel vonnis in hoger beroep van 2 juli 2004
- vonnis in eerste aanleg van 17 mei 2006
- vonnis in hoger beroep van 13 juni 2008.
In laatstgenoemd vonnis is [A] jegens [B] en [BB] veroordeeld tot betaling van € 54.975,47, vermeerderd met wettelijke rente), alsmede van de kosten van het arbitrale geding. [E] is hoofdelijk tot betaling van de hoofdsom veroordeeld, maar biedt geen verhaal. [E], [A] en Residence Park Laura B.V. zijn in het arbitraal vonnis in eerste aanleg hoofdelijk in genoemde kosten veroordeeld. Dit oordeel is door arbiters in hoger beroep bekrachtigd. Ook Residence Park Laura B.V. biedt geen verhaal.
3.1.6 Een schriftelijke verklaring van [G], voormalig secretaresse van [A], van 26 februari 2004 luidt, voor zover hier van belang, als volgt.
“Geachte heer [A],
U liet mij weten dat u door een aantal kopers van appartementen aan de Schovetweg in een procedure bent betrokken, in welke procedure is gesteld dat u als vennoot van de VOF Residence Park Laura BV i.o. in de periode 1998/1999 koop- aannemingsovereenkomsten heeft gesloten en u om die reden privé aansprakelijk wordt gehouden.
In genoemde periode was ik werkzaam bij u als secretaresse in welke functie ik ondermeer koopovereenkomsten voorbereidde, uitwerkte en met behulp van de computer op papier bracht.
Ik heb (…) voor Residence Park Laura BV diverse koop- aannemingsovereenkomsten opgesteld en in de computer opgeslagen. In de beginperiode van Residence Park Laura BV, begin 1998, toen de vennootschap nog in oprichting was heb ik een concept koop- aannemingsovereenkomst opgesteld aan de hand van een model dat al vaker door u was gebruikt en heb toen in de plaats van "Residence" de Nederlandse vertaling "Residentie" in de conceptovereenkomst vermeld. Ik heb daar niet bij stil gestaan omdat vaker gesproken werd over de "Residentie" aan de Schovetweg. Kennelijk is die verschrijving u ook niet opgevallen toen enige tijd later diverse koop- aannemingsovereenkomsten werden ingevuld met de namen van de kopers. Ook ik heb niet gekeken of de naam van de vennootschap juist was geschreven. De naam "Residentie Park Laura BV i.o." stond in de conceptovereenkomst en ik lette meer op de variabele gegevens die in het concept moesten worden opgenomen zoals de namen van de kopers, de koopprijs etc. Mij is bekend dat u samen met de heer [E] betrokken bent geweest bij de oprichting van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Residence Park Laura BV". Verder is mij bekend dat in de periode 1998/1999 door u en de heer [E] naast "Residence Park Laura" en "Villa Pierre" geen andere vennootschap is opgericht met betrekking tot de ontwikkeling en verkoop van de 2 appartementencomplexen aan de Schovetweg. "Residentie Park Laura BV i.o." berust in feite op een verschrijving van mij in de eerste concept koop- aannemingsovereenkomst die ik opmaakte en in het bestand van de computer opsloeg. Nadien heb ik dat model diverse malen gebruikt, zonder acht te slaan op de juiste benaming "Residence Park Laura BV i.o.
Enige tijd later, naar ik mij herinner medio 1998, werden de statuten van deze vennootschap bij de notaris verleden en werd de toevoeging "i.o.” in feite overbodig. Desalniettemin is deze toevoeging nog gedurende langere tijd in de koop- aannemingsovereenkomsten blijven staan.”
3.1.7 In de verkoopfolder met betrekking tot de appartementsrechten van Park Laura staat Residence Park Laura B.V. als initiatiefnemer vermeld. [A] Onroerend Goed wordt gemeld onder de kopjes Projectontwikkeling en Verhuur/verkoop.
3.2 In eerste aanleg heeft [A], zakelijk weergegeven, vernietiging van de arbitrale vonnissen gevorderd, alsmede een verklaring voor recht dat [B] c.s. aan die vonnissen jegens [A] geen rechten kunnen ontlenen. Voorts heeft hij gevorderd dat [B] c.s. worden veroordeeld tot (terug)betaling van wat op grond van die vonnissen door [A] aan [B] c.s. is betaald en tot betaling van een bedrag van in totaal € 65.152,32, bestaande uit € 8.500,- van door [A] aan de Raad voor arbitrage voor de Bouw betaalde waarborgsommen, € 52.950,32 van door [A] gemaakte kosten van juridische bijstand in de arbitrageprocedure en € 3.702 van de kosten van het stellen van een contra bankgarantie na een door [B] c.s. gelegd beslag. [A] heeft onder verwijzing naar artikel 1065 lid 1 sub a en b RV aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat de arbiters zich ten onrechte bevoegd hebben verklaard, omdat hij persoonlijk geen contractspartij was bij de koop/aannemingsovereenkomsten en dus ook niet is gebonden aan het daarin opgenomen arbitraal beding. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis dit standpunt gehonoreerd en de arbitrale vonnissen vernietigd voor zover [A] in die vonnissen is veroordeeld jegens [B] c.s., het door [A] gevorderde bedrag van in totaal € 65.152,32 toegewezen en het meer of anders gevorderde afgewezen.
3.3. [B] en [BB] keren zich in hoger beroep in de kern tegen de vernietiging van de arbitrale vonnissen en tegen de veroordeling tot betaling van het bedrag van
€ 65.152,32. Daarnaast hebben zij verklaringen voor recht gevorderd, die hierboven onder 1 zijn weergegeven. Het hof zal hen in deze vorderingen niet ontvankelijk verklaren, nu de wet in artikel 353 Rv vorderingen in reconventie, die voor het eerst in hoger beroep worden ingesteld, niet toestaat.
3.4 De grieven 3 tot en met 10 lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. Zij keren zich in diverse bewoordingen tegen de overwegingen van de rechtbank in het bestreden vonnis dat [A] geen contractspartij is bij de koop/aannemingsovereenkomsten en dus ook niet is gebonden aan het arbitraal beding.
3.5 Het hof overweegt als volgt.
3.5.1 Vaststaat dat de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Residence Park Laura B.V. is opgericht op 30 juli 1998 en bij de Kamer van Koophandel is ingeschreven op 12 augustus 1998. Enige maanden later, op 2 november 1998, hebben [B] en [BB] een koop/aannemings-overeenkomst gesloten, waarbij als verkopende partij Residentie Park Laura B.V. i.o staat vermeld. Omdat de fase van de oprichting reeds was gepasseerd, bestond er ten tijde van het sluiten van de koop/aannemingsovereenkomst geen besloten vennootschap in oprichting meer, maar slechts een reeds opgerichte vennootschap, waarvan de rechtsgeldigheid niet wordt betwist. Dat de naam van de besloten vennootschap in oprichting enigszins verschilde met de naam van de definitieve vennootschap acht het hof niet relevant. Aangenomen moet derhalve worden dat de vennootschap in oprichting, op hetzelfde adres gevestigd en met gelijke activiteiten met betrekking tot de ontwikkeling van de appartementen(srechten) van Park Laura, dezelfde vennootschap is als de definitief opgerichte vennootschap Residence Park Laura B.V. Dat blijkt ook uit de bewoordingen van de overdrachtsakte van 1 april 1999, waarin Residence Park Laura B.V. wordt aangeduid met “verkoper” en verwezen wordt naar de koop/aannemingsovereenkomst waarin verkoper een appartementsrecht heeft verkocht aan [B] en [BB]. Mede gelet op de schriftelijke verklaring die door de secretaresse van [A] in het geding is gebracht, komt het hof tot het oordeel dat het in de akte van de koop/aannemingsovereenkomst om een kennelijke verschrijving gaat en bij vergissing de woorden Residentie Park Laura B.V. i.o. zijn blijven staan. [B] en [BB] hebben geen argumenten naar voren gebracht die tot een andere uitkomst zouden moeten leiden. Als wederpartij van [B] en [BB] bij de koop/aannemingsovereenkomst heeft derhalve Residence Park Laura B.V. te gelden. Het hof merkt nog op dat in dit geval geen sprake is van een “nader te noemen meester”: de eerste “meester” stond al vast.
3.5.2 Met betrekking tot de vraag of [A] zich persoonlijk aan het arbitragebeding en de overige verplichtingen uit de koop/aannemingsovereenkomst heeft gebonden, overweegt het hof het volgende. De rechtbank heeft in dit verband een juiste maatstaf aangelegd en daartoe overwogen dat het antwoord op de vraag of iemand jegens een ander bij het sluiten van een overeenkomst in eigen naam - dat wil zeggen als wederpartij van die ander - is opgetreden, afhangt van hetgeen hij en die ander daaromtrent jegens elkander hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden, waarbij tevens betekenis kan worden toegekend aan de verklaringen en gedragingen van partijen die op het sluiten van de overeenkomst zijn gevolgd (HR 1 maart 1977, NJ 1977, 521). Het gaat hier naar het oordeel van het hof niet om de vraag wie hoofdelijk is verbonden als bedoeld in artikel 2:4 BW, zoals door partijen in de stukken is gesuggereerd, maar om de vraag of [A] op eigen naam dan wel namens een rechtspersoon (al dan niet in oprichting) de koop/aannemingsovereenkomst heeft gesloten. Het hof ziet geen aanknopingspunt in de stellingen van [B] en [BB] dat zij uit verklaringen en gedragingen van [A] hebben kunnen afleiden dat hij de koop/aannemingsovereenkomst op eigen naam heeft gesloten en zich daarmee in persoon aan het arbitraal beding heeft verbonden en ook de overige verplichtingen die uit die overeenkomst voortvloeiden persoonlijk op zich heeft genomen. Nog daargelaten dat de tekst van de koop/aannemingsovereenkomst niet in die richting wijst en dat in aansluiting op deze overeenkomst in de notariële overdrachtsakte van 1 april 1999 vermeld wordt dat [A] als gevolmachtigde optreedt, valt ook uit de eigen verklaring van [B] ter comparitie bij de rechtbank geen argument te ontlenen voor een persoonlijke gebondenheid van [A]. In die verklaring is opgenomen dat [A] bij hem thuis is geweest en hem een appartement heeft verkocht. Deze activiteiten brengen niet mee dat [B] en [BB] daaruit hebben kunnen afleiden dat zij van [A] persoonlijk een appartementsrecht hebben gekocht. Een vennootschap, al dan niet in oprichting, kan zich immers slechts via natuurlijke personen in natura presenteren. In de verkoopfolder met betrekking tot Park Laura wordt [A] Onroerend Goed genoemd. Uit deze vermelding kan niet worden afgeleid dat [A] op eigen naam optreedt. Het argument van [B] en [BB] in het schriftelijk pleidooi tenslotte dat [A] gebonden moet worden geacht aan het arbitragebeding omdat hij hoogstpersoonlijk deze clausule in de overeenkomst heeft gezet, vormt geen aanknopingspunt voor een persoonlijke gebondenheid, evenmin als het argument dat [A] de koop/aannemingsovereenkomst heeft ondertekend. De conclusie luidt derhalve dat [A] niet is gebonden aan het arbitraal beding. Arbiters waren om die reden niet bevoegd om te oordelen. Overige in de stukken door [B] en [BB] aangevoerde stellingen leiden niet tot een ander oordeel. De grieven falen.
3.5.3 In grief 2 wordt naar voren gebracht dat de rechtbank ten onrechte onder 2.3. van het bestreden vonnis heeft vastgesteld dat termijnfacturen (die gebaseerd waren op de koop/aannemingsovereenkomst) door [B] en [BB] steeds zijn voldaan op de bankrekening van Residence Park Laura B.V. [B] en [BB] voeren aan dat zij die termijnen voldeden op een bankrekening van [A] Onroerend Goed B.V. Het hof overweegt dat de factuur op naam staat van Residence Park Laura B.V. en dat daarin wordt verwezen naar een bankrekeningnummer bij de SNS bank. De overgelegde bankafschriften van een rekening die op naam staat van Residence park Laura en waarop overgeboekte termijnbedragen van [B] en [BB] staan, komen met deze gegevens overeen. De grief wordt derhalve verworpen. Het hof merkt nog op dat aan het standpunt in de grief geen argument voor een persoonlijke gebondenheid van [A] valt te ontlenen.
3.5.4 In de grieven 1 en 11 betogen [B] en [BB] dat de rechtbank ten onrechte een bedrag van € 52.950,32 aan kosten van juridische bijstand in de arbitrageprocedure heeft toegewezen. In grief 14 brengen zij naar voren dat de rechtbank ten onrechte een bedrag van € 8.500,- aan waarborgsommen aan [A] heeft toegewezen. In samenhang hiermee maken zij in grief 12 bezwaar tegen de veroordeling tot betaling van € 65.152,32.
3.5.5 Het hof overweegt als volgt. Tegen de hoofdelijke veroordeling door de rechtbank dat [B] c.s een bedrag van € 3.702,- moeten betalen, zijnde de kosten van het stellen van een contra bankgarantie na door [B] c.s. gelegd beslag, is geen grief aangevoerd. Deze veroordeling blijft derhalve in stand.
3.5.6 Met betrekking tot de gevorderde en toegewezen kosten van rechtsbijstand geldt het volgende. [A] heeft aan zijn vordering tot terugbetaling van de kosten van juridische bijstand in de arbitrageprocedure ten grondslag gelegd dat er sprake is van misbruik van recht dan wel van onrechtmatig handelen van [B] en [BB] door hem te betrekken in de arbitrageprocedure. Het hof is van oordeel dat het enkele aanhangig maken van een arbitrageprocedure, onder andere door Denth en [BB], nog niet onrechtmatig is jegens [A]. De omstandigheid dat de rechtbank en het hof, anders dan arbiters van oordeel zijn dat [A] geen partij was bij de koop/aannemingsovereenkomst, maakt het instellen van die arbitrageprocedure evenmin onrechtmatig. Weliswaar kan het instellen van een dergelijke procedure onder omstandigheden misbruik van procesrecht opleveren, maar [A] heeft aan zijn stelling daarover onvoldoende feiten en omstandigheden ten grondslag gelegd. De grieven 1, 11 en 14 slagen en grief 12 slaagt gedeeltelijk. Dit betekent dat de rechtbank ten onrechte de kosten van juridische bijstand in de arbitrageprocedure alsmede de in die procedure voldane waarborgsommen heeft toegewezen.
De grieven 3 tot en met 10 falen, hetgeen tot een gedeeltelijke bekrachtiging van het bestreden vonnis zal leiden voor zover dit vonnis aan het oordeel van het hof is onderworpen, namelijk voor zover het is gewezen tussen [A] als eiser en [B] en [BB] als gedaagden. Het bewijsaanbod wordt gepasseerd omdat het niet is gebaseerd op voldoende geconcretiseerde stellingen, die indien al bewezen tot een ander oordeel kunnen leiden. De grieven 1, 11 en 14 slagen. Grief 12 slaagt voor zover de grief ziet op hetgeen in deze grieven is aangevoerd. Het bestreden vonnis zal in zoverre worden vernietigd en de vorderingen van [A] zullen, voor zover zij tegen [B] c.s. waren gericht, alsnog worden afgewezen, met uitzondering van het bedrag van € 3.702,- dat door de rechtbank terecht is toegewezen. [B] c.s. zullen niet ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen in reconventie. Zij zullen als partij die voor het grootste gedeelte in het ongelijk is gesteld, worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
- verklaart [B] en [BB] niet ontvankelijk in hun vorderingen voor recht te verklaren dat
- [A] onrechtmatig jegens [B] en [BB] heeft gehandeld;
- [A] jegens hen aansprakelijk is reeds geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- vernietigt het vonnis van de rechtbank te Amsterdam van 14 januari 2009, met zaak- en rolnummer 403052 / HA ZA 08-1989, voor zover dit vonnis is gewezen tussen [A] als eiser en [B] en [BB] als gedaagden en voor zover zij in het dictum onder 5.3 zijn veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 65.152,32, en doet in zoverre opnieuw recht:
- wijst de vorderingen van [A] om [B] en [BB] te veroordelen tot betaling van:
€ 8.500,- aan waarborgsommen,
€ 52.950,32 aan kosten van juridische bijstand in de arbitrageprocedure,
alsnog af;
- bekrachtigt dit vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige;
- verwijst [B] en [BB] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op € 2.044,30 aan verschotten en € 3.262,- aan salaris […];
- verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.H. de Bock, A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar en R.D. Vriesendorp, en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 15 juni 2010.