ECLI:NL:GHAMS:2010:BN6415

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-000807-09
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.D.L. Nuis
  • D.J.M.W. Paridaens-van der Stoel
  • W. Konijnenbelt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van geldbedrag afkomstig uit misdrijf met gebruik van smurftechniek en valse verklaringen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. De verdachte werd beschuldigd van witwassen van een geldbedrag van 389.740 euro, dat hij op 20 oktober 2008 op Schiphol voorhanden had, terwijl hij wist dat dit bedrag afkomstig was uit een misdrijf. Het hof heeft vastgesteld dat er twee geldstromen te onderscheiden zijn: de eerste geldstroom betrof contant geld dat vanuit China naar Hong Kong werd gebracht en daar op zijn bankrekening werd gestort, waarna het geld naar Ecuador werd overgemaakt. De tweede geldstroom bestond uit omwisselingen van dollars in Ecuador, die vervolgens in carbonpapier verpakt en in een koffer naar Nederland werden vervoerd. Het hof concludeert dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, omdat de wijze van verpakken en de wisselende verklaringen van de verdachte over de herkomst van het geld niet geloofwaardig zijn. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden. Tevens zijn de in beslag genomen gelden verbeurd verklaard en is een koffer met een geprepareerde dubbele bodem onttrokken aan het verkeer. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer van het hof, waarin drie rechters zitting hadden.

Uitspraak

parketnummer: 23-000807-09
datum uitspraak: 10 september 2010
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
(promis)
ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 6 februari 2009 in de strafzaak onder parketnummer 15-810373-08 tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 23 januari 2009 en op de terechtzitting in hoger beroep van 27 augustus 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 oktober 2008, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 389.740 euro, althans enig geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd geldbedrag, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezen verklaarde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 oktober 2008, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een geldbedrag van 389.740 euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte voor het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, nu onvoldoende wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is. Hij voert daartoe aan dat voor de typologieën die het openbaar ministerie gebruikt om aan te tonen dat het geld van enig misdrijf afkomstig is, door de verdachte een aannemelijke verklaring wordt gegeven en dat de ingebrachte bescheiden ondersteuning bieden aan het verhaal van de verdachte dat sprake is van een legale herkomst van het geld.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt vast dat er twee geldstromen te onderscheiden zijn, te weten:
1) het geld dat door de verdachte vanuit China contant naar Hong Kong is gebracht en aldaar op 22 en 30 september 2008 op zijn bankrekening bij de [bank X] (rekeningnummer [x]) is gestort om vervolgens naar drie rekeningen bij [bank Y] te Ecuador van verschillende personen,(te weten: [getuige A], [getuige B] en [getuige C]) giraal te worden overgemaakt bij wijze van kapitaalinjectie voor aldaar gevestigde (Chinese) bedrijven, alsmede
2) het geld (dollars) dat in Ecuador door verschillende personen wordt omgewisseld in de periode van 30 september tot en met 15 oktober 2008 in 20 transacties van telkens 15.000, 20.000 of 25.000 euro, welk totaalbedrag vervolgens in carbonpapier verpakt in de dubbele bodem van een koffer door de verdachte wordt vervoerd en op Schiphol is onderschept.
Hoewel de verdachte een verband tracht aan te brengen tussen het giraal storten in Hong Kong, het niet doorgaan van de aankoop van onroerende zaken in Ecuador en het vervolgens chartaal terugbrengen van geld naar Hong Kong, acht het hof deze koppeling niet aannemelijk. De verdachte heeft verklaard dat de eerste geldstroom bedoeld was voor de aankoop van winkelpanden, opslagplaatsen en woningen in Ecuador en als kapitaalinjectie voor in Ecuador gevestigde (Chinese) bedrijven, en niet per se bedoeld was voor de voorgenomen aankoop van een magazijn die uiteindelijk geen doorgang heeft gevonden . Deze laatste transactie zou niet zijn doorgegaan omdat de euro minder waard werd, terwijl de verkoper had bedongen dat de afrekening in euro’s zou plaatsvinden. Hoewel de verdachte aanvankelijk beweerde dat het zijn privégeld betrof , zou later het geld in China zijn geleend van banken en particuliere personen, en wel alleen in euro’s . Inmiddels zijn echter alleen op naam van natuurlijke personen gestelde bescheiden ingebracht, waarbij ook leningen in dollars voorkomen, terwijl leenovereenkomsten ontbreken zowel met betrekking tot deze personen – van wie overigens niemand voorkomt op de lijst die de verdachte heeft opgegeven bij de KMAR, in welke verklaring hij ook aangeeft dat hij geleend heeft in yuan en dus niet in euro’s of dollars – als met name die welke met banken zijn aangegaan. Het hof stelt vast dat de verdachte (giraal) geld naar Ecuador heeft overgeschreven, dat aldaar geld is omgewisseld op een manier die de bedoeling lijkt te hebben om onder de grens te blijven van het ter plekke geldende equivalent van MOT-meldingen ter voorkoming van meldingen van ongebruikelijke transacties, en dat de verdachte vervolgens een grote hoeveelheid geld in contanten vanuit Ecuador naar Hong Kong heeft willen vervoeren. De verklaring van de verdachte dat hij dat zo deed omdat hij het geld niet giraal kon terugboeken naar Hong Kong (volgens verklaring van [getuige D] en [getuige E] d.d. 29 oktober 2008 zouden de rekeningen van bovengenoemde personen te kort bestaan voor dergelijke transacties ) en omdat hij het bankwezen in Ecuador niet vertrouwde , is ongeloofwaardig, nu hijzelf ook over een rekening in Ecuador beschikte en hijzelf nota bene $700.000 naar de [bank Y] heeft overgemaakt . De door en namens de verdachte geschetste gang van zaken acht het hof onaannemelijk gezien de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de tweede geldstroom heeft plaatsgevonden.
Uit de transactiebonnen van Intereuro concludeert het hof dat de verdachte samen met [getuige D] en [getuige E] telkens kleine porties geld heeft omgewisseld voor euro’s. In totaal betreft het 20 transacties. De verdachte heeft aanvankelijk verklaard dat een vriend van hem de wisseltransacties heeft verricht; volgens de overgelegde transactiebonnen van Intereuro is hij daarbij echter zelf actief betrokken geweest. Op de terechtzitting van de rechtbank op 23 januari 2009 zegt hij niet precies te kunnen verklaren waar en op welke wijze in Ecuador dollars voor euro’s zijn omgewisseld (pagina 3). Het hof concludeert dat de verdachte het smurfen (= in zodanige porties omwisselen van geld dat geen melding ongebruikelijke transactie plaatsvindt) tracht te verbloemen. Daarbij komt dat dit geld verpakt was in carbonpapier en dat de (14) bundels biljetten verstopt zaten in de dubbele bodem van de koffer van de verdachte.
Voorts is het hof met de rechtbank van oordeel dat de verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd met betrekking tot het inpakken van het geld in de koffer. De verdachte heeft op 20 oktober 2008 verklaard dat [getuige D] en [getuige E] de koffer hebben geprepareerd en hij zelf het geld in de koffer heeft gedaan. Vervolgens heeft hij op 18 december 2008 verklaard dat zij gedrieën het geld in de dubbele bodem van de koffer hebben verpakt. Omdat het teveel was, zou hij een gedeelte bij zich hebben gestoken, namelijk € 13.740,-. [getuige D] en [getuige E] geven echter in hun opgestelde verklaring te kennen dat verdachte in slaap was gevallen en dat zij met hun tweeën het geld in zijn koffer hebben gedaan. Ter terechtzitting in eerste aanleg ontkent de verdachte dat het geld teveel was om allemaal in de koffer te stoppen en stelt hij dat hij wel vaker een dergelijk geldbedrag contant bij zich heeft.
Daarnaast is het fysiek vervoeren van grote bedragen in contanten niet gebruikelijk en brengt het een veiligheidsrisico mee. Naar algemeen bekend is, worden bankbiljetten van € 500 in het legale circuit nauwelijks, maar in het criminele circuit veelvuldig als betaalmiddel gebruikt. Gelet hierop mag van de verdachte worden verlangd dat hij een aannemelijke verklaring geeft over de gestelde – legale – herkomst van het geld en die verklaring voldoende deugdelijk onderbouwt. Hoewel door de verdediging vele bescheiden zijn overgelegd, is de legale herkomst van het geld niet ondubbelzinnig uit de stukken in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen.
De wijze van het verpakken van geld, te weten in carbonpapier – waarvan als feit van algemene bekendheid mag worden aangenomen dat dit veelal wordt gebruikt als smokkelmethode voor geld –, het voorhanden hebben van coupures van € 500, alsmede de wisselende verklaringen van de verdachte omtrent de herkomst en de wijze van verpakken van het geld, brengen het hof tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat het bedrag van € 389.740 – onmiddellijk of middellijk –
van enig misdrijf afkomstig is. De verdachte heeft zich derhalve schuldig gemaakt aan witwassen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
witwassen
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen en maatregel
De rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de rechtbank beslissingen genomen ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen en maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen door een groot geldbedrag, te weten 389.740,- euro, voorhanden te hebben, terwijl hij wist dat dit geld onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf. Door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van Justitie te onttrekken en daaraan een schijnbaar legale herkomst te verschaffen, wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer ernstig aangetast.
Dergelijke feiten dienen krachtig te worden bestreden omdat voorkomen dient te worden dat criminele gelden deel gaan uitmaken van het normale economische verkeer. Op een dergelijk misdrijf kan – gelet op de omvang van het bij de verdachte aangetroffen geldbedrag en de houding van de verdachte – niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf van enige duur. Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal, acht het hof, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden passend en geboden.
De hierna als zodanig te melden in beslag genomen gelden, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurdverklaard en zijn daarvoor vatbaar aangezien het bewezen verklaarde met behulp van die gelden is begaan of voorbereid.
Het hierna als zodanig te melden in beslag genomen voorwerp dient te worden onttrokken aan het verkeer en is daarvoor vatbaar aangezien het bewezen verklaarde met betrekking tot dit voorwerp is begaan, terwijl het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek “bewezen verklaarde” omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Onttrekt aan het verkeer het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een koffer met geprepareerde dubbele bodem.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen en nog niet teruggegeven gelden, te weten:
-752 bankbiljetten van 500 euro;
-23 bankbiljetten van 500 euro;
-10 bankbiljetten van 100 euro;
-4 bankbiljetten van 50 euro;
-2 bankbiljetten van 20 euro en
-1 bagagelabel.
Gelast de teruggave aan verdachte van de volgende in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
-1 GSM-toestel, Samsung: 5.0 megapixel;
-1 GSM-toestel, Samsung: 3.0 megapixel;
-1 oplaadapparaat GSM, Samsung, kleur zwart;
-1 oplaadapparaat GSM, Samsung, kleur grijs;
-1 batterij GSM.
Dit arrest is gewezen door de tweede meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. D.J.M.W. Paridaens-van der Stoel en mr. W. Konijnenbelt, in tegenwoordigheid van mr. J. Ineke, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 september 2010.
mr. Nuis en mr. Konijnenbelt zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.