ECLI:NL:GHAMS:2010:BN5963

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
106.011.223/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen gerechtsdeurwaarder inzake onterecht verstuurde aanmaningen en bereikbaarheid kantoor

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 juli 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam. De klacht was ingediend door een besloten vennootschap tegen gerechtsdeurwaarder [Y] over het versturen van aanmaningen zonder onderbouwing en de bereikbaarheid van zijn kantoor. De klacht was gedeeltelijk gegrond verklaard door de Kamer, die de gerechtsdeurwaarder berispte. Het hof heeft echter geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder niet degene was tegen wie de klacht zich richtte, en dat de klacht in beide onderdelen ongegrond was. Het hof heeft vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder [Y] niet in deze procedure betrokken was, maar dat de klacht ten onrechte tegen hem was ingediend. Het hof heeft besloten om pragmatische redenen de zaak zelf af te doen, gezien de ouderdom van de zaak. Het hof heeft de bestreden beslissing van de Kamer vernietigd en de klacht ongegrond verklaard, omdat er onvoldoende bewijs was voor de stellingen van de klaagster over de aanmaningen en de bereikbaarheid van het kantoor. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het indienen van klachten tegen gerechtsdeurwaarders en de noodzaak om de juiste partijen aan te spreken.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 13 juli 2010 in de zaak onder nummer 106.011.223/01 GDW van:
[ De gerechtsdeurwaarder ],
gerechtsdeurwaarder te [ plaatsnaam ],
APPELLANT,
t e g e n
[ Klaagster ],
gevestigd te [ plaatsnaam ],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 22 juni 2007 ingekomen een verzoekschrift – met één bijlage – van de zijde van appellant verder te noemen de gerechtsdeurwaarder, waarbij hij tijdig hoger beroep heeft ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 22 mei 2007, waarbij de klacht van
van geïntimeerde, verder: klaagster, gedeeltelijk gegrond is verklaard en gedeeltelijk ongegrond is verklaard onder oplegging van de maatregel van berisping.
1.2. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 8 oktober 2009. De gerechtsdeurwaarder is verschenen. Hij heeft het woord gevoerd. De heer [ X ], verder: [ X ], in zijn hoedanigheid van directeur van klaagster – hoewel behoorlijk opgeroepen – is niet verschenen.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie alsmede van de hiervoor genoemde stukken.
3. De beoordeling van de bestreden beslissing
3.1. Tijdens de behandeling in hoger beroep is op grond van de stellingen van de gerechtsdeurwaarder in samenhang met de inhoud van het dossier aannemelijk geworden dat hij niet degene is tot wie de klacht zich richt. Klaagster heeft de klacht gericht tegen de [ kantoornaam gerechtsdeurwaarder ] Groep. Bij brief van 13 september 2006 heeft de secretaris van de kamer klaagster verzocht duidelijk aan te geven om welke vestiging van de groep het gaat, aangezien er in twaalf steden een vestiging is. Hierop heeft [ X ] de kamer een brief gezonden van 15 september 2006, met als bijlage een brief, waarin deurwaarderskantoor [ Y & Partners ] gevestigd te [ plaatsnaam ] voor de Kamer van Koophandel om betaling verzoekt van € 254,07.
3.2. Bij brief van 30 november 2006, op briefpapier van de vestiging in Delft en ondertekend door [ de gerechtsdeurwaarder ], is door de gerechtsdeurwaarder – blijkens zijn toelichting ter terechtzitting in hoger beroep namens deurwaarderskantoor [ Y & Partners ]- verweer gevoerd, waarbij het exploot van betekening met bevel tot betaling in het geding is ingebracht. Hieruit blijkt dat de toegevoegd kandidaatsgerechtsdeurwaarder [ kandidaat ], werkzaam op het kantoor [ Y & Partners ], op 17 juli 2006 het exploot heeft uitgebracht op het adres van klaagster. Door de gerechtsdeurwaarder aan te merken als degene tegen wie de klacht is gericht, is de kamer – op het verkeerde been gezet door de gerechtsdeurwaarder zelf – van een verkeerde veronderstelling uit gegaan. Tijdens de mondelinge behandeling ter terechtzitting heeft de gerechtsdeurwaarder verklaard dat het kantoor van gerechtsdeurwaarder [ Y ] zelfstandig kantoor voert en geen – in deze zaak relevant – samenwerkingsverband heeft met het kantoor te Delft. Blijkens het appelschrift is de klacht ingekomen op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder te Delft. Van daaruit is de klacht doorgestuurd naar het kantoor van gerechtsdeurwaarder [ Y ], die vervolgens – aldus de gerechtsdeurwaarder – op “Delfts briefpapier” verweer zou hebben gevoerd op naam van de gerechtsdeurwaarder.
3.3. Gelet op het bovenstaande acht het hof het aannemelijk dat de klacht gericht was c.q. had moeten zijn tegen gerechtsdeurwaarder [ Y ]. Hoewel die gerechtsdeurwaarder niet in deze procedure is betrokken, heeft het hof besloten – waar terugverwijzing naar de kamer ter verdere behandeling voor de hand zou liggen – om pragmatische reden door te gaan met de behandeling van de zaak, niet in de laatste plaats nu het een zeer oude zaak betreft. Daarbij overweegt het hof voorts dat, gelet op de hierna vermelde beslissing, de gerechtsdeurwaarder [ Y ] daardoor niet in zijn belangen is geschaad. Het hof zal de zaak dan ook verder zelf af doen.
4. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
5. Het standpunt van klaagster
5.1. Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder [ Y ] dat deze zonder onderbouwing en zonder verder onderzoek te doen aanmaningen heeft verstuurd en heeft gedreigd met beslaglegging. Bovendien ligt er geen factuur aan ten grondslag die bij klaagster bekend is onder het genoemde bedrag. Ook is de naam van het bedrijf, dat de factuur heeft verzonden, niet bekend bij klaagster.
5.2. Voorts wordt de gerechtsdeurwaarder [ Y ] verweten dat zijn kantoor moeilijk bereikbaar is door het gebruik van een 0900-nummer.
6. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder
6.1. De gerechtsdeurwaarder heeft namens [ Y ] de stellingen van klaagster betwist en verweert zich als volgt.
6.2. De gerechtsdeurwaarder heeft betoogd dat de vordering voortvloeit uit een ten laste van klaagster uitgevaardigd dwangbevel. Aanvankelijk is het dwangbevel betekend aan het in het handelsregister bekende adres van klaagster in Den Haag. Later bleek dat klaagster feitelijk kantoor hield in Den Bosch. Aangezien klaagster niet bereid bleek om het verschuldigde bedrag te voldoen, is het dwangbevel vervolgens betekend op het adres in Den Bosch, waarna de betaling heeft plaats gevonden.
6.3. Ten aanzien van de klacht betreffende de bereikbaarheid van zijn kantoor heeft de gerechtsdeurwaarder erop gewezen dat het hanteren van een landelijk callcenter efficiënt is en dat dit eveneens geldt voor het gebruik van een 0900 nummer. Bovendien is het aan justitiabelen in rekening te brengen tarief van 2,5 cent per minuut lager dan het gebruikelijke telefoontarief.
7. De beoordeling
7.1. Het hof is is met de kamer en op de door de kamer aangegeven gronden van oordeel dat met betrekking tot de betekening van het dwangbevel niet van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is gebleken.
7.2. Ten aanzien van het klachtonderdeel betreffende de bereikbaarheid van het kantoor is onvoldoende gesteld noch gebleken op welke manier en in welke mate het kantoor van de gerechtsdeurwaarder [ Y ] niet bereikbaar zou zijn geweest voor klaagster. Ook hier is enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen niet komen vast te staan.
7.3. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan, als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
7.4. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
8. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
- verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. L. Verheij, A.L.G.A. Stille en L.J. Saarloos en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 13 juli 2010 door de rolraadsheer.
Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam
Beschikking van 22 mei 2007 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met het nummer 409.2006 van:
de besloten vennootschap [ ] B.V.,
gevestigd te [ ],
klaagster,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
Verloop van de procedure
Bij brief van 11 september 2006 heeft [ ] namens klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.
Bij brief van 15 september 2006 heeft klaagster aanvullende stukken overgelegd.
Bij aangehechte brief met bijlagen van 30 november 2006 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij brief van 10 januari 2007 heeft klager aanvullende informatie verstrekt. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 april 2007, daarbij zijn partijen niet verschenen. De uitspraak is bepaald op 22 mei 2007.
1. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
a) De voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Haaglanden heeft op 11 juli 2006 een dwangbevel uitgevaardigd tegen [ ] B.V. gevestigd te ‘s-Gravenhage. [ ] is directeur van de vennootschap.
b) Bij exploot van 17 juli 2006 heeft een aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarder verbonden kandidaat-gerechtsdeurwaarder het dwangbevel aan klaagster betekend op het blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel voor Haaglanden d.d.11 juli 2006 vermelde vestigingsadres te 's-Gravenhage.
c) Bij brieven van 25 juli en 15 augustus 2006 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster aangeschreven op een adres te 's-Hertogenbosch en medegedeeld dat zij krachtens een dwangbevel een bedrag ad € 254,07 verschuldigd was en is klaagster in de gelegenheid gesteld voormeld bedrag te voldoen bij gebreke waarvan verdere tenuitvoerlegging van het dwangbevel zou plaatsvinden. In deze brieven is als telefoonnummer van de gerechtsdeurwaarder alleen een 0900-servicenummer vermeld.
d) Bij exploot van 15 september 2006 heeft een collega-gerechtsdeurwaarder te 's-Hertogenbosch het dwangbevel aan klaagster betekend op het blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel voor Oost Brabant d.d.29 november 2006 vermelde vestigingsadres te 's-Hertogenbosch.
2. De klacht
Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder haar zonder onderbouwing en zonder onderzoek aanmaningen te versturen en te dreigen met beslaglegging. Er is geen bewezen grond voor facturatie. Klaagster is geen factuur met genoemd bedrag bekend, noch het bedrijf dat de factuur zou hebben verzonden. Hiervan wordt door de gerechtsdeurwaarder ook geen melding gemaakt. Het kantoor van de gerechtsdeurwaarder is moeilijk bereikbaar mede daar het gebruik maakt van een 0900 nummer. Op haar schrijven is geen reactie gekomen.
3 Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat de vordering voortvloeit uit een ten laste van klaagster uitgevaardigd dwangbevel. Aanvankelijk is het dwangbevel betekend aan het bij het Handelsregister bekende adres van klaagster te Den Haag. Nader onderzoek wees uit dat feitelijk kantoor werd gehouden te 's-Hertogenbosch. Nadat klaagster niet bereid bleek het verschuldigde langs minnelijke weg te voldoen is het dwangbevel betekend op het adres te 's-Hertogenbosch, waarna betaling heeft plaatsgevonden.
4. De beoordeling van de klacht
4.1 Alvorens tot beoordeling van de klacht over te gaan, wordt overwogen dat ingevolge het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet slechts gerechts-deurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen. Het gerechtsdeurwaarderskantoor [ ] kan daarom niet worden aangemerkt als beklaagde. Uit het verweer volgt dat gerechtsdeurwaarder [ ] zich verantwoordelijk acht voor de handelingen waartegen de klacht zich richt. Daarom zal hij als beklaagde worde aangemerkt. In de aanhef van deze beschikking is hiermee al rekening gehouden.
4.2 Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet oplevert.
4.3 Dat is ten aanzien van de betekening van het dwangbevel niet het geval. De gerechtsdeurwaarder is door de Kamer van Koophandel te Haaglanden verzocht een dwangbevel aan klaagster te betekenen, aan welk verzoek de gerechtsdeurwaarder vanwege het bepaalde in artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet verplicht is te voldoen. Het dwangbevel is na een aantal aanmaningen uiteindelijk betekend op het vestigingsadres van klaagster te 's-Hertogenbosch, waarna klaagster het verschuldigde heeft voldaan. Klaagster kan dan ook niet volhouden dat zonder onderbouwing en zonder onderzoek aanmaningen zijn verzonden. Enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is hierbij niet gebleken.
4.4 Dat ligt anders ten aanzien van de telefonische bereikbaarheid van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Dit onderdeel van de klacht is naar het oordeel van de Kamer gegrond. Door op zijn briefpapier als telefoonnummer slechts een 0900-nummer te vermelden heeft de gerechtsdeurwaarder in strijd gehandeld met het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders. De schuldenaarstarieven vastgesteld bij of krachtens dit besluit dienen mede tot dekking van de rechtstreeks met de ambtshandeling samenhangende uitvoerende en afrondende werkzaamheden die voor een goede verrichting van die ambtshandeling noodzakelijk zijn. Hieruit volgt dat de kosten voor telefonische informatie aan debiteuren reeds in de tarieven verdisconteerd zijn en dat het niet past de (extra) kosten ingevolge het 0900-servicenummer ten laste van de justitiabele te laten komen.
4.5 De Kamer ziet grond voor de hierna vermelde maatregel.
4.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
?verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond;
legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.
Aldus gegeven door mr. S.G. Ellerbroek, voorzitter, mr. G.H.I.J. Hage en M.J-M.L. Baudoin, (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 mei 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Coll.:
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.