ECLI:NL:GHAMS:2010:BN5107

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.056.940/01 SKG
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Versnelde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil en ontruiming in kort geding met betrekking tot schuldsanering en gebiedsverbod

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een huurgeschil tussen de stichting Pre Wonen en de huurder, aangeduid als [Geïntimeerde]. De huurovereenkomst tussen partijen dateert van 1 augustus 2005 en is onderworpen aan de Algemene Huurvoorwaarden Huurovereenkomst Zelfstandige Woonruimte van januari 2005. Pre Wonen heeft [Geïntimeerde] op 11 september 2009 gedagvaard wegens een huurachterstand, wat leidde tot een verstekvonnis van de kantonrechter te Haarlem op 23 september 2009, waarin de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning werd toegewezen. Echter, op 4 november 2009 schorste de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van dit vonnis, onder de voorwaarde dat het verzoek van [Geïntimeerde] tot schuldsanering zou worden behandeld.

In hoger beroep, ingediend op 3 februari 2010, heeft Pre Wonen de grieven tegen het vonnis van de kantonrechter ingediend, waarin zij de ontruiming van de woning opnieuw vorderde. Het hof heeft vastgesteld dat het verzoek van [Geïntimeerde] tot schuldsanering was afgewezen, waardoor de schorsing van het ontruimingsvonnis verviel. Het hof oordeelde dat Pre Wonen onvoldoende had aangetoond dat zij nog belang had bij de gevorderde ontruiming, aangezien de woning inmiddels al was ontruimd. Bovendien was de vordering tot het opleggen van een gebiedsverbod onvoldoende onderbouwd, gezien de dreiging met brandstichting door [Geïntimeerde].

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en de vordering van Pre Wonen afgewezen, waarbij Pre Wonen werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor verhuurders om hun vorderingen goed te onderbouwen, vooral in situaties waarin schuldsanering en andere persoonlijke omstandigheden van de huurder een rol spelen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
EERSTE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de stichting STICHTING PRE WONEN,
gevestigd te Haarlem,
APPELLANTE,
advocaat: mr. D. de Vries te Amsterdam,
t e g e n
[Geïntimeerde],
wonende te [A],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. M.B. Meindersma te Beverwijk.
De partijen worden hierna Pre Wonen en [Geïntimeerde] genoemd.
1. Het geding in hoger beroep
Bij dagvaarding van 3 februari 2010 is Pre Wonen in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Haarlem, sector kanton, locatie Haarlem (verder: de kantonrechter) van 6 januari 2010, in deze zaak onder zaak-/rolnummer 445674/VV EXPL 09-316 in kort geding gewezen tussen haar als eiseres en [Geïntimeerde] als gedaagde. De appeldagvaarding bevat vijf grieven.
Pre Wonen heeft op de rolzitting van 16 februari 2010 de grieven in de appeldagvaarding genomen, met conclusie, kort gezegd, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest alsnog haar in hoger beroep vermeerderde vordering zal toewijzen, met veroordeling van [Geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
Daarop heeft [Geïntimeerde] een niet-ontvankelijkheidsverweer opgeworpen, de grieven bestreden, producties overgelegd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van Pre Wonen, althans tot bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep, met veroordeling van Pre Wonen in de kosten, het hof begrijpt: van het hoger beroep.
Ten slotte is door partijen arrest gevraagd op de stukken van beide instanties.
2. Feiten
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder het kopje feiten, a tot en met j, een aantal feiten in deze zaak tot uitgangspunt genomen. Daaromtrent bestaat geen geschil zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
3. Beoordeling
3.1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
a) [Geïntimeerde] huurt met ingang van 1 augustus 2005 van Pre Wonen de woonruimte aan de [Adres woonhuis]te [A].
b) Op de huurovereenkomst tussen partijen zijn de Algemene Huurvoorwaarden Huurovereenkomst Zelfstandige Woonruimte van januari 2005 van toepassing.
c) Pre Wonen heeft [Geïntimeerde] op 11 september 2009 gedagvaard voor de kantonrechter te Haarlem vanwege een gestelde huurachterstand. Pre Wonen heeft ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand gevorderd. Bij verstekvonnis van 23 september 2009 zijn deze vorderingen door de kantonrechter te Haarlem toegewezen.
d) Bij vonnis van 4 november 2009 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Haarlem bij wijze van voorlopige voorziening in de zin van artikel 287 lid 4 Fw de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis van 23 september 2009 tot ontruiming van de woning geschorst en de huurovereenkomst verlengd voor de duur van de voorziening, onder de bepaling dat de voorziening in ieder geval vervalt op het moment dat is beslist op het verzoek van [Geïntimeerde] tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, dan wel dat dit verzoek wordt ingetrokken.
3.2. Pre Wonen heeft [Geïntimeerde] op 20 november 2009 in kort geding gedagvaard voor de kantonrechter en, kort gezegd, veroordeling van [Geïntimeerde] gevorderd tot ontruiming van de woning vanwege de ernstige overlast die [Geïntimeerde] sinds 2006 veroorzaakt.
3.3. De kantonrechter is op grond van hetgeen partijen tijdens de zitting hebben gesteld en de overgelegde producties, waaronder met name de rapportage van de politie, voorshands tot het oordeel gekomen dat [Geïntimeerde] de direct omwonenden in onacceptabele mate (geluids)overlast heeft bezorgd. [Geïntimeerde] is daarmee ernstig tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst.
3.4. De kantonrechter heeft verder overwogen dat [Geïntimeerde] recentelijk professionele hulp heeft gezocht en van goede wil lijkt te zijn op korte termijn zijn problemen de baas te zijn. De relatie met zijn vriendin is beëindigd. In augustus 2009 is gediagnosticeerd dat [Geïntimeerde] ADHD heeft waarvoor hij medicijnen neemt. Daarnaast heeft hij begeleiding van de GGD en de reclassering. [Geïntimeerde] heeft verzocht om toepassing van de schuldsaneringsregeling, zodat hij ook zijn financiële problemen de baas kan worden. Op grond van deze (recente) omstandigheden heeft de kantonrechter geoordeeld dat niet valt uit te sluiten dat in een eventuele bodemprocedure wordt geoordeeld dat het belang van [Geïntimeerde] bij het behoud van zijn woonruimte zwaarder moet wegen dan het belang van Pre Wonen bij de gevorderde ontruiming en dat [Geïntimeerde] nog een allerlaatste kans verdient. Gelet hierop is volgens de kantonrechter een voorlopige voorziening niet gewettigd. De vordering van Pre Wonen is door de kantonrechter afgewezen en zij is veroordeeld in de proceskosten.
3.5. De grieven van Pre Wonen strekken ten betoge dat de vordering tot ontruiming van de woning alsnog moet worden toegewezen.
3.6. Het hof overweegt het volgende. In paragraaf 23 van de appeldagvaarding maakt Pre Wonen er melding van dat het verzoek van [Geïntimeerde] tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen. Dit brengt mee dat ervan moet worden uitgegaan dat de bij vonnis van 4 november 2009 gegeven voorziening tot schorsing van het verstekvonnis van 23 september 2009 tot ontruiming van de woning is vervallen. Onder die omstandigheid had het op de weg van Pre Wonen gelegen uitdrukkelijk te stellen dat zij (desondanks) belang heeft bij de in de onderhavige procedure gevorderde voorziening (eveneens tot ontruiming van de woning) en dit belang - bij betwisting - aannemelijk te maken. Dat heeft Pre Wonen evenwel niet gedaan. Het hof gaat er dan ook van uit dat Pre Wonen de mogelijkheid heeft tot tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis op grond van de huurachterstand over te gaan. Ten overvloede overweegt het hof dat een en ander zijn bevestiging vindt in de memorie van antwoord, onder 5, waar wordt gesteld dat de woning door Pre Wonen met gebruikmaking van het verstekvonnis van 23 september 2009 reeds is ontruimd.
3.7. Het voorgaande betekent dat Pre Wonen geen belang meer heeft bij de gevorderde voorziening tot ontruiming van de woning. De grieven kunnen daarmee niet tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden.
3.8. In hoger beroep heeft Pre Wonen haar eis vermeerderd. Zij vordert dat [Geïntimeerde] wordt verboden zich binnen een straal van 100 meter van de [Adres woonhuis] te bevinden op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag of gedeelte daarvan dat [Geïntimeerde] hiermee in gebreke blijft. Aan deze vordering legt Pre Wonen ten grondslag dat [Geïntimeerde] op zijn vorige adres brand heeft gesticht. Hij had de bewoners daarvoor al gewaarschuwd. Ook op het huidige adres heeft [Geïntimeerde] zijn omwonenden laten weten dat hij brand zal stichten indien hij zijn woning zal worden uitgezet. Pre Wonen vordert het genoemde verbod indien het hof [Geïntimeerde] zal veroordelen de woning te ontruimen.
3.9. Voor zover al aan de voorwaarde is voldaan die aan de vermeerderde vordering van Pre Wonen is verbonden (bij gebreke van belang aan de zijde van Pre Wonen zal het hof [Geïntimeerde] immers niet tot ontruiming van de woning veroordelen) is het hof van oordeel dat Pre Wonen het voor een voorlopige voorziening vereiste spoedeisende belang onvoldoende heeft onderbouwd. Nu het hof de vordering tot ontruiming van de woning niet zal toewijzen, is onvoldoende gesteld op grond waarvan kan worden aangenomen dat Pre Wonen (desondanks) spoedeisend belang heeft bij het gevraagde verbod. De gevraagde voorziening zal op die grond worden geweigerd.
3.10. De slotsom is dat het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd en de vermeerderde eis zal worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Pre Wonen worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
4. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
verwijst Pre Wonen in de proceskosten van het hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de kant van [Geïntimeerde] gevallen, op € 263,00 aan verschotten en € 894,00 aan salaris advocaat, op de voet van artikel 243 Rv te voldoen aan de griffier van het hof.
Dit arrest is gewezen door mrs. J. Wortel, C. Uriot en J.W. Hoekzema en op 4 mei 2010 in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.