ECLI:NL:GHAMS:2010:BN3130

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.058.573/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting van de moeder om de naam van de school van het kind aan de vader te verstrekken

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 20 juli 2010, is de moeder in hoger beroep gekomen tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam. De man, de vader van de minderjarige, heeft verzocht om een omgangsregeling met een specifieke begin- en eindtijd, alsook om informatie over de school waar hun kind onderwijs volgt. De vrouw, die het ouderlijk gezag alleen uitoefent, heeft geen bezwaar tegen de omgangsregeling, maar verzet zich tegen het verstrekken van de naam van de school, omdat zij vreest dat dit stress zal veroorzaken voor hun dochter. Het hof heeft de verzoeken van de man beoordeeld en besloten dat de omgang zal aanvangen om 09.30 uur en eindigen om 19.00 uur. Tevens heeft het hof geoordeeld dat de vrouw de man moet informeren over de voortgang van de minderjarige en hem de naam van de school moet verstrekken. Dit besluit is genomen met inachtneming van de belangen van het kind, waarbij het hof heeft vastgesteld dat de vrouw de man driemaal per jaar een kopie van het schoolrapport moet geven en hem op de hoogte moet stellen van belangrijke zaken met betrekking tot de minderjarige. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook zijn zorgen geuit over de spanningen die het verstrekken van de schoolnaam kan veroorzaken, maar het hof heeft geoordeeld dat de man recht heeft op deze informatie om zijn rol als ouder te vervullen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 20 juli 2010 in de zaak met zaaknummer 200.058.573/01 van:
[…],
wonende te […],
APPELLANT
advocaat: mr. A.M. Blom te Amsterdam,
t e g e n
[…],
wonende te […],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. T. de Deugd te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellant en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de man en de vrouw genoemd.
1.2. De man is op 2 maart 2010 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 4 december 2009 van de rechtbank te Amsterdam, met kenmerk 07-1966/375652.
1.3. De vrouw heeft op 13 april 2010 een verweerschrift ingediend.
1.4. De zaak is op 9 juni 2010 ter terechtzitting behandeld.
1.5. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw F.L.M. Huizinga, vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Noord-Holland, locatie Amsterdam (hierna: de Raad).
2. De feiten
Partijen hebben een relatie gehad. Uit hun relatie is geboren […] (hierna: [de minderjarige]) [in] 2005. De vrouw oefent alleen het ouderlijk gezag uit over [de minderjarige]. [de minderjarige] verblijft bij de vrouw.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is een regeling in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: omgangsregeling) vastgesteld en bepaald dat de vrouw is gehouden om de man regelmatig mondeling dan wel schriftelijk op de hoogte te stellen van gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon van de minderjarige, zoals zijn voortgang op school en zijn gezondheid.
Deze beschikking is gegeven op het verzoek van de man een omgangs- en informatieregeling vast te stellen.
3.2. De man verzoekt, - naar het hof begrijpt - met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, te bepalen dat de door de rechtbank bepaalde omgang zal aanvangen om 09.30 uur en zal eindigen om 19.00 uur en te bepalen dat de vrouw conform artikel 1:377 b Burgerlijk Wetboek gehouden is de man iedere drie maanden schriftelijk te informeren omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot [de minderjarige] en deze te raadplegen over de daaromtrent te nemen beslissingen, waarbij de vrouw de man in ieder geval ook de naam verstrekt van de school waar [de minderjarige] onderwijs volgt.
3.3. De vrouw verzoekt het verzoek van de man haar te verplichten hem de naam van de school waar [de minderjarige] onderwijs volgt te verstrekken, af te wijzen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. Begin- en eindtijd omgangsregeling
In de bestreden beschikking is een omgangsregeling getroffen waarbij geen begin- of eindtijd is bepaald. De man heeft verzocht te bepalen dat de omgang zal aanvangen om 09.30 uur en zal eindigen om 19.00 uur. De vrouw heeft aangegeven dat ze geen bezwaar heeft tegen vastlegging van een begin- en eindtijd zoals door de man is verzocht. Het hof zal dienovereenkomstig beslissen.
4.2. Informatie- en consultatieplicht
Voorts heeft de man verzocht aan de vrouw een informatie- en consultatieplicht op te leggen, waarbij zij tevens de naam van de school waar [de minderjarige] onderwijs volgt dient te verstrekken. De vrouw kan zich verenigen met de verplichting de man iedere drie maanden schriftelijk te informeren over de voortgang van [de minderjarige]. Zij verzet zich er evenwel tegen om aan de man de naam van de school alwaar [de minderjarige] onderwijs volgt te verstrekken, aangezien dat volgens haar niet in het belang is van [de minderjarige]. Indien de man weet waar [de minderjarige] op school zit, levert dit bij haar dochter [...] veel stress op, hetgeen zijn weerslag zal hebben op [de minderjarige], aldus de vrouw.
4.3. De Raad heeft ter zitting in hoger beroep aangegeven dat van de vrouw mag worden verwacht de man driemaal per maand te informeren omtrent de ontwikkeling van [de minderjarige] door middel van een schriftelijk verslag. Hierbij dient te vrouw niet alleen aan te geven wat de schoolprestaties van [de minderjarige] zijn, maar hem tevens te informeren omtrent de overige ontwikkelingen ten aanzien van [de minderjarige]. De Raad acht het niet raadzaam om de naam van de school van [de minderjarige] aan de man te verstrekken, aangezien dit teveel spanningen binnen het gezin van de vrouw zou kunnen opleveren. Daarnaast heeft de Raad nog benadrukt dat van de ouders verwacht mag worden dat zij zich, al dan niet met behulp van een mediator, zullen inspannen om hun onderlinge communicatie te verbeteren.
4.4. Ter zitting in hoger beroep heeft de man uitdrukkelijk aangegeven dat hij, indien hij op hoogte wordt gesteld van de naam van de school alwaar [de minderjarige] onderwijs volgt, niet voornemens is naar de school toe te gaan, wanneer [de minderjarige] danwel de dochter van de vrouw daar aanwezig is. Het is hem uitsluitend te doen om de mogelijkheid zelf, buiten aanwezigheid van de vrouw, deel te nemen aan de 10-minuten gesprekken op school.
Gelet op deze uitdrukkelijke toezegging, zal het hof het verzoek van de man toewijzen, nu een dergelijke invulling van het informatie- en consultatierecht van de man niet in strijd met het belang van [de minderjarige] is. Van de vrouw als de verzorgende ouder mag verwacht worden dat zij volledige medewerking zal verlenen aan deze regeling zoals ook aan de geldende omgangsregeling. De vrouw dient de man derhalve mede te delen naar welke school [de minderjarige] gaat, hem tenminste driemaal per jaar een kopie van het schoolrapport van [de minderjarige] te verstrekken, alsmede een begeleidende brief met daarin informatie over de ontwikkeling van [de minderjarige] in de periode voorafgaande aan de brief en hem tevens op de hoogte te stellen van eventuele tussentijdse gewichtige aangelegenheden ten aanzien van [de minderjarige].
4.5. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen, en bepaalt;
dat de door de rechtbank in de bestreden beschikking vastgestelde omgangsregeling (telkens) zal aanvangen om 09.30 uur en zal eindigen om 19.00 uur;
dat de vrouw - indien gewenst via haar advocaat - de man driemaal per jaar een kopie van het schoolrapport van [de minderjarige] dient te verstrekken alsmede een begeleidende brief met daarin informatie over zijn ontwikkeling, hem op de hoogte dient te stellen van eventuele tussentijdse gewichtige aangelegenheden ten aanzien van [de minderjarige] en hem de naam van de school alwaar [de minderjarige] onderwijs volgt dient te verstrekken;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.J. Driessen-Poortvliet, H.S.G. Verhoeff en J.E. Geuzinge in tegenwoordigheid van mr. G.H. Verschuur-Jansen als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2010.