ECLI:NL:GHAMS:2010:BN1828
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- G.J. Driessen-Poortvliet
- C.G. Kleene-Eijk
- M.E. Burger
- Rechtspraak.nl
Ontbinding van geregistreerd partnerschap en nevenvoorzieningen
In deze zaak gaat het om de ontbinding van een geregistreerd partnerschap tussen partijen, die in 1981 zijn gehuwd en op 16 september 2005 hun huwelijk hebben omgezet in een geregistreerd partnerschap. Dit partnerschap is op 2 april 2009 beëindigd door inschrijving van een beëindigingsovereenkomst, waarin partijen overeenkwamen dat hun partnerschap duurzaam was ontwricht. De man is in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank te Alkmaar, die op 16 juli 2009 het verzoek van de vrouw tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap heeft toegewezen en het verzoek van de man om een uitkering tot levensonderhoud heeft afgewezen. De vrouw heeft verzocht de beschikking te bekrachtigen en de man te veroordelen in de proceskosten.
Tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep op 18 februari 2010, hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De man betoogde dat de beslissing in de hoofdzaak niet betekende dat er niet meer op zijn nevenverzoek kon worden beslist. Het hof oordeelde echter dat het nevenverzoek het lot van het hoofdverzoek deelt, nu het belang aan het verzoek van de vrouw was ontvallen door de beëindiging van het geregistreerd partnerschap op gemeenschappelijk verzoek. Het hof concludeerde dat de beslissing van de rechtbank bekrachtigd diende te worden.
De overige stellingen van de man, die betrekking hadden op mogelijke omissies van de wetgever en strijd met artikel 14 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens, behoefden geen nadere bespreking. Het hof besloot dat er geen aanleiding was om de man te veroordelen in de proceskosten, en compenseerde deze kosten op de gebruikelijke wijze. De beschikking werd op 6 april 2010 openbaar uitgesproken door het hof.