ECLI:NL:GHAMS:2010:BM9467

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.015.558-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van verstekvonnis in hoger beroep inzake rekening-courant overeenkomst tussen ABN AMRO en [E]

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 februari 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering van ABN AMRO Bank N.V. tegen [E], die in hoger beroep was gekomen van een vonnis van de rechtbank Haarlem. De rechtbank had de vordering van ABN AMRO toegewezen, waarbij werd aangenomen dat [E] ten tijde van het afsluiten van de kredietovereenkomst vennoot was van de V.O.F. Uitzendbureau A&A. De zaak draait om een debetsaldo van € 26.744,37 op een rekening-courant, dat volgens ABN AMRO niet tijdig was aangezuiverd. Het hof heeft echter geoordeeld dat het debetsaldo niet in rechte is komen vast te staan. De bank had onvoldoende bewijs geleverd om de hoogte van het debetsaldo op 11 juli 2005 te onderbouwen, en de stukken die waren overgelegd, gaven geen duidelijkheid over de ontwikkeling van het saldo in de relevante periode. Hierdoor heeft het hof de vordering van ABN AMRO afgewezen en het vonnis van de rechtbank vernietigd. ABN AMRO werd veroordeeld in de kosten van de procedure, waarbij de kosten van de verstekprocedure op nihil werden begroot en de kosten van de verzetprocedure en het hoger beroep werden vastgesteld op respectievelijk € 720,-- en € 1.065,44 aan verschotten, en € 1.447,50 en € 1.158,-- aan salaris. Het arrest is openbaar uitgesproken door de rechters in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[E], wonende te [X],
APPELLANT,
advocaat: mr. B. Wernik, te Haarlem,
t e g e n
de naamloze vennootschap ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr J.G. Keizer, te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna respectievelijk [E] en ABN AMRO genoemd. [E] is bij dagvaarding van 15 juli 2008 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank te Haarlem van 16 april 2008, gewezen onder zaaknummer/rolnummer 138518/HAZA 07-1091, tussen ABN AMRO als eiseres/gedaagde in verzet en [E] als gedaagde/eiser in verzet.
Bij memorie heeft [E] vier grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd, bewijs aangeboden, stukken in het geding gebracht en geconcludeerd als in die memorie weergegeven.
Bij memorie van antwoord heeft ABN AMRO de grieven bestreden, bewijs aangeboden, stukken in het geding gebracht en geconcludeerd als in die memorie weergegeven.
Tenslotte is arrest gevraagd op de gedingstukken van de beide instanties.
2. Grieven
Voor de inhoud van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
3. Feiten
In het vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank onder 2 sub 2.1 tot en met 2.4 een aantal in dit geding vaststaande feiten opgesomd. Behoudens drie onderdelen daarvan, genoemd in de eerste grief, is die vaststelling niet in geschil, zodat ook het hof van die feiten, met uitzondering van de genoemde drie onderdelen, zal uitgaan.
4. Beoordeling
4.1 De zaak betreft het volgende.
a. "V.O.F. Uitzendbureau A&A" had bij ABN AMRO een rekening-courant met kredietfaciliteiten met nummer [rekeningnummer].
b. Een van de voorwaarden waaronder het krediet is aangegaan is dat de houders van de rekening-courant bij overschrijding van de verstrekte kredietfaciliteit geen nieuwe betalingsopdrachten verstrekken en dit tekort binnen twee maanden aanzuiveren. De rekeninghouder heeft in strijd met deze voorwaarden gehandeld. Per 11 juli 2005 was op de rekening-courant een saldotekort ontstaan groot € 26.744,37. ABN AMRO heeft de rekeninghouder tevergeefs gesommeerd binnen twee maanden dit tekort aan te zuiveren.
c. ABN AMRO heeft ter verzekering van haar vordering drie conservatoire derdenbeslagen laten leggen ten laste van V.O.F. Uitzendbureau A&A, vader en zoon [E] die, naar de bank stelt, vennoten waren van genoemde VOF.
d. Blijkens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel te Amsterdam van 10 augustus 2006 is de VOF met ingang van 1 januari 2004 ontbonden en is de onderneming voortgezet als eenmanszaak door de vader van [E].
De rechtbank heeft de vordering van ABN AMRO op [E] voortvloeiend uit de rekening-courant overeenkomst van de bank toegewezen, ervan uitgaande dat [E] ten tijde van het afsluiten van de kredietovereenkomst vennoot was van bovengenoemde VOF.
4.2 Het hof ziet aanleiding om allereerst te bespreken het onderdeel van de eerste grief waarin [E] de hoogte van het volgens ABN AMRO op 11 juli 2005 bestaande debetsaldo van de ten processe bedoelde rekening waarop de vordering van ABN AMRO is gebaseerd, betwist. Bij memorie van antwoord heeft ABN AMRO als productie 2 overgelegd een bescheid waarboven staat "Relatie: [A]" en "Contract [nummer]". Deze productie houdt niets in over een eventueel op 11 juli 2005 bestaand debetsaldo van genoemde rekening. Uit dit overzicht blijkt slechts dat er op 8 juli 2005 een debetsaldo was van € 26.744,37. Zonder toelichting, die ontbreekt, is dit onvoldoende onderbouwing voor de hoogte van de vordering op naam van "V.O.F. Uitzendbureau A&A" met als rekening [rekeningnummer] (niet "contractnummer" [nummer]) op 11 juli 2005. Het hof wijst er verder nog op dat het saldo van de rekening [rekeningnummer] op 18 januari 2005 blijkens het als productie 1 bij akte van 23 januari 2008 overgelegde bankafschrift van 18 januari 2005 bedroeg debet EURO 4.061,59, terwijl het bij memorie van antwoord overgelegde overzicht begint met een saldo groot debet € 26.736,19 op 16 maart 2005. Op geen enkele wijze wordt aangegeven op welke wijze het saldo in die periode van twee maanden met ruim tweeëntwintig duizend Euro toenam.
Nu aldus de hoogte van het debetsaldo van genoemde rekening waarop de vordering van ABN AMRO is gebaseerd, gelet op de gemotiveerde betwisting door [E] daarvan en de onvoldoende adstruering daarvan door ABN AMRO, niet in rechte is komen vast te staan, slaagt dit onderdeel van deze grief en zal de vordering van ABN AMRO reeds hierom worden afgewezen.
4.3 Bij die stand van zaken behoeven de overige grieven geen bespreking.
5. Slotsom
Het onder 4.2 genoemde onderdeel van de eerste grief slaagt. Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en de vordering van ABN AMRO zoals bij het verstekvonnis van 29 maart 2006 toegewezen, alsnog afwijzen. ABN AMRO dient als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van de verstekprocedure en de verzetprocedure te dragen. De kosten van het betekenen van het verstekvonnis en van het uitbrengen van de verzetdagvaarding zullen op grond van het bepaalde in artikel 141 Rv voor rekening van [E] komen, omdat deze kosten een gevolg zijn van het niet verschijnen van [E] in eerste instantie.
6. Beslissing
Het Hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en
opnieuw rechtdoende:
vernietigt het verstekvonnis van de rechtbank Haarlem van 29 maart 2006; gewezen onder nummer 122170/HAZA 06-297; en opnieuw beslissend
wijst de vordering van ABN AMRO alsnog af;
veroordeelt ABN AMRO in de kosten van de verstekprocedure aan de zijde van [E] begroot op nihil en in de kosten van de verzetprocedure met uitzondering van na te melden kosten aan de zijde van [E] begroot op in eerste aanleg aan verschotten € 720,-- en aan salaris € 1.447,50;
veroordeelt ABN AMRO in de kosten van het hoger beroep tot aan dit arrest begroot op € 1.065,44 aan verschotten en € 1.158,-- aan salaris;
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.D.R.M. Boumans, P.J. Duinkerken en C.T. Barbas en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2010.