ECLI:NL:GHAMS:2010:BM9245

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.045.541-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op aandelen en verzoek tot executoriale verkoop

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [XX] tegen een beschikking van de rechtbank te Haarlem, waarin MCS toestemming kreeg voor de executoriale verkoop van aandelen die in beslag waren genomen. [XX] was eerder veroordeeld tot betaling aan MCS, maar betwistte de geldigheid van het beslag en de daaropvolgende verzoeken van MCS. Het hof behandelt de grieven van [XX] en oordeelt dat de rechtbank de juiste procedure heeft gevolgd. Het hof stelt vast dat het beslag van 13 oktober 2006 is overgegaan in een executoriaal beslag en dat MCS tijdig een verzoek tot verkoop heeft ingediend. De grieven van [XX] worden verworpen, en het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank. [XX] wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
BESCHIKKING
in de zaak van:
[XX],
wonend te [woonplaats], [gemeentenaam],
APPELLANT,
advocaat: mr. D.W. Giltay Veth, te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MONOGRAM COMMUNICATION STRATEGIES (MCS) B.V.,
gevestigd te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
VERWEERSTER,
advocaat: mr. R.J. van Velzen, te Alkmaar.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna [XX] en MCS genoemd.
[XX] is bij beroepschrift met producties, tevens houdende een verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, dat op 12 oktober 2009 ter griffie van het hof is ingekomen, in hoger beroep gekomen van een beschikking die de rechtbank te Haarlem onder zaak/rekestnummer 156325/ HA RK 09-36 op 14 juli 2009 heeft gegeven. Het beroepschrift strekt ertoe dat het hof genoemde beschikking zal vernietigen en opnieuw recht doende, uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek van MCS alsnog zal afwijzen, met veroordeling van MCS in de kosten van het geding in beide instanties.
Op 4 december 2009 is ter griffie van het hof een verweerschrift van MCS ingekomen. Zij verzoekt het hof daarin [XX] niet ontvankelijk te verklaren althans de grieven ongegrond te verklaren en de vorderingen van [XX] af te wijzen, met veroordeling van [XX] in de kosten van dit geding.
Op 10 december 2009 heeft de mondelinge behandeling van het hoger beroep en van het schorsingsverzoek plaatsgevonden. Bij die gelegenheid heeft mr. Giltay Veth voornoemd, namens [XX] het woord gevoerd en mr. Van Velzen voornoemd, namens MCS.
Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten en meegedeeld dat uitspraak in beide zaken zal volgen.
2. De beoordeling
2.1. Het gaat in deze zaak, kort gezegd en voor zover thans van belang, om het volgende.
(i) [XX] is, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, op 23 april 2008 door de rechtbank Haarlem veroordeeld tot betaling aan MCS van een bedrag van € 114.142,24, te vermeerderen met wettelijke rente en proceskosten. Dit vonnis is op 30 juni 2009 door het gerechtshof te Amsterdam bekrachtigd.
(ii) Op 16 mei 2008 is het vonnis van 23 april 2008 aan [XX] betekend met bevel tot betaling over te gaan en op 26 juni 2008 is het vonnis aan de besloten vennootschap [XX] Holding B.V., gevestigd en kantoor houdend te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, (hierna: de B.V.),betekend.
(iii) Op 9 maart 2009 heeft de gerechtsdeurwaarder een beslagexploit betekend aan de B.V., waarbij de aandelen op naam van [XX] (te weten: 1 tot en met 499) in de B.V. in beslag zijn genomen.
(iv) Op 17 maart 2009 is het beslagexploit aan [XX] betekend.
(v) Gebleken is dat MCS reeds op 13 oktober 2006 een conservatoir beslag op de aandelen had gelegd.
2.1.1. Op 8 april 2009 heeft MCS op grond van artikel 474g Rv een verzoekschrift tot het verkrijgen van verlof tot executoriale verkoop van de genoemde aandelen bij de rechtbank te Haarlem ingediend. [XX] heeft hiertegen verweer gevoerd.
2.1.2. De rechtbank te Haarlem heeft bij de bestreden beschikking van 14 juli 2009 geoordeeld dat kan worden over gegaan tot verkoop en overdracht van de ten laste van [XX] in beslag genomen aandelen in de B.V., en heeft daarbij tevens de wijze en voorwaarden bepaald voor de verkoop en overdracht van de aandelen, [XX] veroordeeld in de proceskosten, het meer of anders verzochte afgewezen en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.2. Het hof ziet aanleiding de grieven 1 tot en met 3 gezamenlijk te behandelen.
2.2.1. Als grondslag voor zijn eerste drie grieven heeft [XX] aangevoerd dat de rechtbank een verkeerde uitleg en toepassing heeft gegeven aan artikel 715 lid 3 Rv en MCS niet-ontvankelijk had moeten verklaren in haar verzoek. Daartoe voert hij – zakelijk weergeven – het volgende aan. Op grond van artikel 715 lid 3 Rv had MCS haar verzoekschrift ex artikel 474g Rv jo. 715 lid 3 Rv pas kunnen indienen op het moment dat het vonnis van 23 april 2008 in een in kracht van gewijsde gegane executoriale titel voorzag. Aangezien het hoger beroep nog aanhangig was en er nog een mogelijkheid voor cassatie bestond, betrof de betekening op 16 mei 2008 aan [XX] en op 26 juni 2008 aan de B.V. een ongeldige betekening van een executoriale titel die nog niet in kracht van gewijsde was gegaan, waardoor het beslag van 13 oktober 2006 niet is komen te vervallen en zich nog steeds in de conservatoire fase bevindt. Het beslag van 9 maart 2009 is dubbelop gelegd en deswege vexatoir, aldus steeds [XX].
2.2.2. Het hof oordeelt als volgt.
2.2.3. Allereerst merkt het hof op dat de rechtbank te Haarlem het vonnis van 23 juni 2008 uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard, hetgeen inhoudt dat de mogelijkheid van het instellen van hoger beroep de tenuitvoerlegging van het vonnis niet schorst. Op deze wijze heeft MCS een geldige executoriale titel verkregen. Dat dit vonnis nog niet in kracht van gewijsde was gegaan heeft er voor MCS niet aan in de weg gestaan om het vonnis te betekenen en het genoemde verzoek in te dienen.
2.2.4. Gelet op het bepaalde in artikel 474g lid 1 Rv kan de beslaglegger op aandelen in een vennootschap die een executoriale titel heeft verkregen deze slechts uitwinnen door binnen een termijn van een maand nadat het beslag aan de vennootschap is betekend, op straffe van verval van het beslag, de rechtbank te verzoeken bij beschikking te bepalen, dat en binnen welke termijn tot verkoop en overdracht van de in beslag genomen aandelen kan worden overgegaan. De bepaling van artikel 715 lid 3 Rv ziet op het geval dat de beslaglegger eerst conservatoir verhaalsbeslag op aandelen op naam in een vennootschap in de zin van artikel 700 Rv heeft gelegd en dit beslag (van rechtswege) in een executoriaal verhaalsbeslag is veranderd. Ook een dergelijk beslag vergt voor de verdere uitwinning een verzoekschrift als hierboven beschreven. Echter, in deze gevallen bepaalt artikel 715 lid 3 Rv dat de termijn van één maand, zoals vermeld in artikel 474g Rv, eerst eindigt één maand na de dag waarop de in kracht van gewijsde gegane executoriale titel aan de vennootschap is betekend. Laatstgenoemde termijn begint op grond van artikel 715 lid 3 Rv pas op de dag na de dag waarop de executoriale titel aan de vennootschap is betekend. De wet bepaalt geen termijn waarbinnen de betekening ex artikel 704 lid 1 Rv en ex artikel 715 lid 3 Rv moet plaatsvinden waardoor het executoriale beslag voor onbepaalde duur op de aandelen kan blijven rusten.
2.2.5. MCS heeft na het verkrijgen van een executoriale titel op 9 maart 2009 executoriaal beslag gelegd en in overeenstemming met de bepalingen van artikel 474d lid 2 Rv en artikel 474g Rv aan de B.V. en aan [XX] tijdig betekend. Vervolgens heeft zij binnen een maand na de beslaglegging een verzoekschrift tot het verkrijgen van verlof tot executoriale verkoop van de genoemde aandelen ingediend. Op deze wijze van beslaglegging is artikel 715 lid 3 Rv niet van toepassing.
2.2.6. [XX] heeft betoogd dat het beslag van 13 oktober 2006 zich nog in de conservatoire fase bevindt. Het hof oordeelt als volgt. Het conservatoire beslag van 13 oktober 2006 is bij vonnis van 23 april 2008 van rechtswege overgegaan in een executoriaal beslag. Nu MCS heeft verzuimd binnen een maand na de betekening op 16 mei 2008 en 26 juni 2008 het verzoek ex artikel 474g Rv jo 715 lid 3 RV in te dienen, is ook dit beslag komen te vervallen. Van een vexatoir beslag kan dan ook geen sprake zijn.
2.2.7. De grieven 1 tot en met 3 falen.
2.3. Aan zijn vierde grief legt [XX] ten grondslag dat sinds 20 oktober 1995 een pandrecht is gevestigd op de aandelen 1 tot en met 500 ten gunste van R.O.C. Holding B.V. te Heemskerk, waarvan [bestuurder R.O.C.] (hierna: [bestuurder R.O.C.]) bestuurder is.
2.3.1. De rechtbank te Haarlem heeft geoordeeld dat zo er al een pandrecht zou rusten op de aandelen, dan zou de B.V. daarvan overeenkomstig het bepaalde in artikel 474f Rv binnen acht dagen na het leggen van het beslag aan de deurwaarder schriftelijk mededeling hebben gedaan.
2.3.2. [XX] klaagt erover dat de B.V. wel degelijk ex artikel 474f Rv mededeling heeft gedaan van het pandrecht ten gunste van R.O.C. Holding B.V., dat ten onrechte geen acht is geslagen op de brief van [bestuurder R.O.C.] van 22 mei 2009 en dat de rechtbank in strijd heeft gehandeld met artikel 474g lid 2 Rv omdat geen gehoor is gegeven aan het verzoek van [bestuurder R.O.C.] om de mondelinge behandeling te verdagen.
2.3.3. Deze grief faalt. Het hof overweegt hiertoe het volgende.
2.3.4. Naar oordeel van het hof heeft de B.V. niet voldaan aan de mededelingsplicht bedoeld in artikel 474f Rv. Zo er al een pandrust zou rusten op de aandelen, hetgeen MCS in haar verweer heeft betwist, heeft de B.V. immers niet overeenkomstig het bepaalde in dat artikel binnen acht dagen na de beslaglegging daarvan mededeling gedaan aan de deurwaarder. De brief van [bestuurder R.O.C.] van 22 mei 2009 doet daar niet aan af. Overigens is niet gebleken welk belang [XX] heeft bij deze grief nu artikel 474f Rv de beslaglegger pleegt te beschermen tegen onbekendheid met vóór het beslag gevestigde rechten. Dat de rechtbank, die daartoe een discretionaire bevoegdheid heeft, geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek van [bestuurder R.O.C.] om de mondelinge behandeling te verdagen dan wel het niet nodig heeft geacht [bestuurder R.O.C.] als belanghebbende te horen heeft [bestuurder R.O.C.] niet in zijn hoedanigheid als pandhouder geschaad. Het pandrecht heeft immers zaaksgevolg waardoor het ook bij verkoop op de aandelen zou blijven rusten. Voor [bestuurder R.O.C.] lag de weg van verzet, in de zin van artikel 474g lid 2 Rv open, van welke mogelijkheid hij geen gebruik heeft gemaakt.
2.4. Anders dan [XX] in zijn vijfde grief aanvoert heeft de rechtbank aan [XX] niet de verplichting opgelegd mee te werken aan een due diligence onderzoek. De rechtbank heeft slechts de voorwaarden vastgesteld waaronder de deurwaarder bevoegd is de aandelen te verkopen. De rechtbank die op grond van artikel 474g lid 3 Rv bevoegd is naar eigen bevinden te bepalen op welke wijze en onder welke voorwaarden de verkoop en overdracht zal dienen te geschieden, heeft in dit geval bepaald dat de deurwaarder de aandelen naar eigen inzicht openbaar bij inschrijving of onderhands kan verkopen. De deurwaarder kan met de gegadigde overeen komen dat deze het recht heeft om binnen drie maanden op eigen kosten een due diligence onderzoek in te stellen, met de mogelijkheid om binnen die termijn alsnog af te zien van de koop. De grief faalt.
2.5. Met grief zes richt [XX] zich ten slotte tegen het niet horen van de rechtbank van getuigen en deskundigen. Deze grief faalt nu er in hoger beroep geen bewijsaanbod is gedaan en ook de stellingen van [XX] geen aanknopingspunten bieden om hiertoe over te gaan.
2.6. De conclusie moet zijn dat de grieven tevergeefs zijn voorgedragen en niet leiden tot vernietiging van de bestreden beschikking. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen. [XX] wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeelt in de kosten van het hoger beroep.
3. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank te Haarlem, tussen partijen gegeven op 14 juli 2009 onder zaak/rekestnummer 156325/ HA RK 09-36;
veroordeelt [XX] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van MCS tot op heden begroot op € 313,- aan verschotten en € 1.788,- aan salaris;
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar, J.C. Toorman en F.A.A. Duynstee en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 februari 2010.