ECLI:NL:GHAMS:2010:BM8280
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek inzake vermeende vooringenomenheid van rechters in belastingzaak over film-CV
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 april 2010 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoeker, vertegenwoordigd door mr. P.F. Hopman. Het verzoek was gericht tegen de rechters van de derde meervoudige belastingkamer, die eerder betrokken waren bij vergelijkbare zaken met betrekking tot de fiscale behandeling van een film-CV. Verzoeker stelde dat de rechters niet onbevangen konden oordelen over zijn zaak, omdat zij eerder uitspraken hadden gedaan in soortgelijke zaken. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats op dezelfde dag, waarbij verzoeker niet persoonlijk aanwezig was, maar zijn gemachtigde het verzoek nader toelichtte. De inspecteur van de Belastingdienst was ook aanwezig als derde belanghebbende, maar heeft geen verklaring afgelegd.
De wrakingskamer overwoog dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De wrakingskamer concludeerde dat de enkele betrokkenheid van de rechters bij eerdere zaken over dezelfde film-CV niet voldoende was om aan te nemen dat zij vooringenomen waren. De wrakingskamer benadrukte dat rechters in staat zijn om nieuwe feiten en omstandigheden te waarderen, ongeacht hun eerdere betrokkenheid bij soortgelijke zaken. Het verzoek tot wraking werd daarom ongegrond verklaard.
De beslissing werd genomen door de rechters W.J.J. Los, J. Wortel en C.C.W. Lange, met mr. S.M.C. Vleugel als griffier. De uitspraak bevestigde het belang van de onpartijdigheid van rechters en de noodzaak voor verzoekers om substantiële bewijsvoering te leveren voor claims van vooringenomenheid.