ECLI:NL:GHAMS:2010:BM7590

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.058.491/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van WSS in hoger beroep inzake ondercuratelestelling van een meerderjarig kind

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 april 2010 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van de Stichting Jeugdbescherming (WSS) in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Haarlem. De ouders van een minderjarig kind, dat onder toezicht was gesteld, hadden verzocht om ondercuratelestelling van hun dochter, die op dat moment 18 jaar zou worden. De rechtbank had dit verzoek toegewezen en de ouders tot curatoren benoemd. WSS, die betrokken was bij de ondertoezichtstelling, stelde zich op het standpunt dat zij als belanghebbende moest worden aangemerkt en dat zij ontvankelijk was in haar hoger beroep. Het hof oordeelde echter dat WSS niet als belanghebbende kon worden aangemerkt, omdat de ondercuratelestelling pas in werking treedt op het moment dat het kind meerderjarig wordt, waardoor de ondertoezichtstelling van rechtswege eindigt. Het hof concludeerde dat WSS niet behoort tot de kring van belanghebbenden zoals bedoeld in artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De enkele betrokkenheid van WSS bij de zorg voor het kind was onvoldoende om haar als belanghebbende aan te merken. Het hof verklaarde WSS niet-ontvankelijk in haar hoger beroep en wees het meer of anders verzochte af. Deze beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. R. van Diepen, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 12 april 2010 in de zaak met zaaknummer 200.058.491/01 van:
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING,
kantoorhoudende te […],
namens Bureau Jeugdzorg,
APPELLANTE IN PRINCIPAAL APPEL,
GEÏNTIMEERDE IN VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL APPEL,
advocaat: mr. T. Visser te Diemen,
t e g e n
1. […],
2. […],
wonende te […],
GEÏNTIMEERDEN IN PRINCIPAAL APPEL,
APPELLANTEN IN VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL APPEL,
advocaat: mr. B.M. Dijkstra te Alkmaar.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellante en geïntimeerden, worden hierna respectievelijk WSS en de ouders genoemd.
1.2. WSS is op 1 maart 2010 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 21 januari 2010 van de rechtbank Haarlem, met kenmerk 447340 BM VERZ 09-4378.
1.3. Bij drie afzonderlijke brieven gedateerd 2 maart 2010 heeft WSS het beroepschrift aangevuld.
1.4. Op 1 april 2010 zijn drie faxberichten met aanvullende stukken van WSS bij het hof ingekomen.
1.5. Bij brieven van respectievelijk 31 maart 2010 en 1 april 2010 hebben de ouders nadere stukken overgelegd.
1.6. De ouders hebben op 8 april 2010 een verweerschrift ingediend en hebben daarbij tevens voorwaardelijk incidenteel appel ingesteld.
1.7. De zaak is behandeld ter terechtzitting van 12 april 2010.
1.8. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- mevrouw J. van der Hoek, mevrouw N. Eltink en mevrouw C. Vrij namens WSS;
- de ouders, bijgestaan door mr. B.M. Dijkstra te Alkmaar;
- [X], bijgestaan door mr. Van Haaster;
- mevrouw Texeira en mevrouw Dijk van zorginstelling De Doenersdreef.
2. De feiten
2.1. [X] (hierna: [het kind]) is geboren [in] 1992 te Medellin Colombia. Zij is in 1997 naar Nederland gekomen en door de ouders geadopteerd. Zij heeft een lichte verstandelijke beperking.
Met ingang van 23 januari 2009 is [het kind] onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling wordt uitgevoerd door WSS namens Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam. Bij beschikking van de kinderrechter van 27 april 2009 is machtiging verleend [het kind] uit huis te plaatsen, welke plaatsing op [a] 2010 zal zijn geëindigd. Thans verblijft zij bij De Doenersdreef te […] voor een kamertrainingstraject met LVG-expertise.
2.2. Op [a] 2010 zal [het kind] de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt.
2.3. De ouders hebben op 3 december 2009 bij de rechtbank Haarlem een verzoekschrift ingediend tot ondercuratelestelling van [het kind] met ingang van [a], de datum dat zij de 18-jarige leeftijd bereikt, wegens een geestelijke stoornis, waardoor zij, al dan niet met tussenpozen, niet in staat is of bemoeilijkt wordt haar belangen behoorlijk waar te nemen. Daarbij hebben de ouders verzocht zelf tot curatoren van [het kind] te worden benoemd.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking van 21 januari 2010 is het verzoek van de ouders tot ondercuratelestelling van [het kind] met ingang van [a] toegewezen en zijn de ouders tot curatoren benoemd.
3.2. WSS verzoekt in principaal appel, met vernietiging van de bestreden beschikkingen in zoverre, […], geboren te Zeist [in] 1973, aangesloten bij onafhankelijk bureau […] tot curator te benoemen.
3.3. De ouders verzoeken in principaal appel om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, WSS niet-ontvankelijk in het beroep te verklaren, althans het appelrekest van WSS af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van WSS in de kosten van het beroep.
In voorwaardelijk incidenteel appel verzoeken de ouders WSS niet-ontvankelijk te verklaren, omdat WSS ten onrechte door de kantonrechter als belanghebbende is aangemerkt.
4. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep
4.1. Alvorens tot de inhoudelijke behandeling van het hoger beroep over te gaan, dient te worden beoordeeld te worden of WSS ontvankelijk is in het door haar ingestelde hoger beroep.
4.2. WSS stelt zich op het standpunt dat zij belanghebbende is, nu zij als zodanig door de kantonrechter in de bodemprocedure is aangemerkt en als zodanig een oproep/uitnodiging heeft opvangen voor de zitting van
12 januari 2010. Bovendien heeft zij zowel een proces-verbaal van de zitting als een uitspraak van de kantonrechter ontvangen.
Voorts is WSS van mening dat nu [het kind] op dit moment bij haar onder toezicht staat de zaak rechtstreeks betrekking heeft op de rechten en verplichtingen van WSS zoals bedoeld in artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna Rv), zodat zij ook op die grond ontvankelijk in haar beroep moet worden geacht.
4.3. Het hof overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 358 lid 2 Rv kan hoger beroep tegen een gewezen beschikking worden ingesteld door de verzoeker – in casu de ouders – en door belanghebbenden. Artikel 798 Rv bepaalt dat onder belanghebbende wordt verstaan degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtsreeks betrekking heeft. Het hof is van oordeel dat in deze zaak WSS niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. Zoals door de ouders terecht is betoogd, ziet de beschikking van 21 januari 2010 tot ondercuratelestelling van [het kind] niet op rechten of verplichtingen van WSS in de uitoefening van haar taken in het kader van de ondertoezichtstelling. Immers, de ondercuratelestelling treedt in werking op het moment dat [het kind] meerderjarig wordt en de ondertoezichtstelling van rechtswege eindigt. Dit heeft tot gevolg dat WSS niet behoort tot de kring van belanghebbenden als bedoeld in artikel 798 Rv. Voor zover WSS heeft betoogd dat zij gelijkgesteld moet worden met de voogd, genoemd in het tweede lid van voornoemd artikel, kan zij daarin niet slagen. De voogd treedt immers in de plaats van de ouders als wettelijk vertegenwoordiger van een handelingsonbekwame minderjarige. Dit is niet het geval bij een gezinsvoogd, die in het kader van een ondertoezichtstelling is betrokken bij de uitoefening van het ouderlijk gezag over de minderjarige.
Daaraan doet niet af dat WSS als belanghebbende voor de terechtzitting van 12 januari 2010 bij de kantonrechter is opgeroepen.
Ook het enkele feit dat WSS zich de belangen van [het kind] aantrekt en zich aldus betrokken voelt bij [het kind], is op grond van de tekst en de geschiedenis van genoemd wetsartikel onvoldoende om WSS als belanghebbende aan te merken. Derhalve kan WSS niet worden ontvangen in haar hoger beroep.
4.4. Gelet op het voorgaande behoeft het voorwaardelijk incidenteel appel geen bespreking.
4.5. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
verklaart WSS niet-ontvankelijk in haar hoger beroep,
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.J. Driessen-Poortvliet, M. Wigleven en H.S.G. Verhoeff in tegenwoordigheid van
mr. R. van Diepen als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2010.