ECLI:NL:GHAMS:2010:BM7590
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- G.J. Driessen-Poortvliet
- M. Wigleven
- H.S.G. Verhoeff
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van WSS in hoger beroep inzake ondercuratelestelling van een meerderjarig kind
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 april 2010 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van de Stichting Jeugdbescherming (WSS) in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Haarlem. De ouders van een minderjarig kind, dat onder toezicht was gesteld, hadden verzocht om ondercuratelestelling van hun dochter, die op dat moment 18 jaar zou worden. De rechtbank had dit verzoek toegewezen en de ouders tot curatoren benoemd. WSS, die betrokken was bij de ondertoezichtstelling, stelde zich op het standpunt dat zij als belanghebbende moest worden aangemerkt en dat zij ontvankelijk was in haar hoger beroep. Het hof oordeelde echter dat WSS niet als belanghebbende kon worden aangemerkt, omdat de ondercuratelestelling pas in werking treedt op het moment dat het kind meerderjarig wordt, waardoor de ondertoezichtstelling van rechtswege eindigt. Het hof concludeerde dat WSS niet behoort tot de kring van belanghebbenden zoals bedoeld in artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De enkele betrokkenheid van WSS bij de zorg voor het kind was onvoldoende om haar als belanghebbende aan te merken. Het hof verklaarde WSS niet-ontvankelijk in haar hoger beroep en wees het meer of anders verzochte af. Deze beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. R. van Diepen, en werd openbaar uitgesproken.