ECLI:NL:GHAMS:2010:BM6836

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.048.450/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen gerechtsdeurwaarder inzake uitvoering van spoedopdracht

In deze zaak gaat het om een tuchtrechtelijke klacht van klagers, [klager 1] en [klager 2], handelende onder de naam '[Y] Vastgoed', tegen de gerechtsdeurwaarder, vertegenwoordigd door mr. M.R. Goeman. Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarder dat hij de opdracht tot betekening van een vonnis en het leggen van beslag niet adequaat heeft uitgevoerd. De opdracht werd op 11 juni 2008 gegeven, maar het vonnis werd pas op 19 juni 2008 betekend. Klagers stellen dat de gerechtsdeurwaarder niet in overleg is getreden voor verdere instructies, ondanks dat het om een spoedopdracht ging. De gerechtsdeurwaarder betwist de verwijten en stelt dat hij wel degelijk heeft geprobeerd het vonnis in persoon te betekenen, maar dat dit niet is gelukt. Het hof oordeelt dat het op de weg van de opdrachtgever ligt om de gerechtsdeurwaarder duidelijke instructies te geven in spoedeisende zaken. Het hof bekrachtigt de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders, die de klacht ongegrond heeft verklaard, met verbetering van gronden. Het hof concludeert dat de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld, aangezien de opdrachtgever niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn beweringen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 1 juni 2010 in de zaak onder met nummer 200.048.450/01 GDW van:
[klager 1],
[klager 2],
handelende onder de naam “[Y] Vastgoed”,
gevestigd te ‘s-Gravendeel,
APPELLANTEN,
gemachtigde: mr. M.J. op ’t Ende,
tegen
[de gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarder te [plaatsnaam],
GEÏNTIMEERDE.
gemachtigde: mr. M.R. Goeman.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellanten, verder te noemen klagers, is bij een op 12 november 2009 ter griffie ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 13 oktober 2009, waarbij de klacht van klagers tegen geïntimeerde, verder de gerechtsdeurwaarder, ongegrond is verklaard.
1.2. Van de zijde van de gerechtsdeurwaarder is op 12 januari 2010 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van 28 januari 2010, alwaar klagers en hun gemachtigde zijn verschenen alsmede de gerechtsdeurwaarder vergezeld van zijn gemachtigde. Allen hebben het woord gevoerd, de gemachtigde van klagers aan de hand van een pleitnotitie.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar wat de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klagers
4.1. Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarder dat hij de opdracht van 11 juni 2008 niet adequaat en meteen conform de gegeven instructies heeft uitgevoerd.
4.2. Voorts wordt gesteld dat voor zover de verzochte ambtshandeling om welke reden dan ook niet mogelijk blijkt te zijn, hij in overleg dient te treden met de opdrachtgever en nadere instructies dient te vragen. De gerechtsdeurwaarder wordt verweten dat hij dit niet gedaan heeft.
4.3. Ten slotte verwijten klagers de gerechtsdeurwaarder dat indien de gerechtsdeurwaarder een voorschot vraagt dit op zich niet bezwaarlijk is, maar wel als dat verzoek pas twee weken na de gegeven opdracht wordt gedaan.
5. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder
5.1. De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht van klagers betwist en verweert zich als volgt.
5.2. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat het feit dat het vonnis pas op 19 juni 2008 is betekend, te wijten is aan de gemachtigde van klagers. Die heeft opdracht gegeven tot betekening in persoon. De gerechtsdeurwaarder heeft direct getracht het vonnis in persoon te betekenen maar dat is niet gelukt. Op 16 juni 2009 is telefonisch contact geweest met de gemachtigde. Tijdens dat telefoongesprek deelde laatstgenoemde mede dat de debiteur had toegezegd zelf de bedrijfsruimte leeg te halen. De gemachtigde verzocht wel formeel de ontruiming aan te zeggen. Op 18 juni 2008 heeft de secretaresse van de gemachtigde gebeld met de vraag of de beslagen al waren gelegd. De gerechtsdeurwaarder heeft toen gemeld dat betekening in persoon nog niet was gelukt en, alvorens er beslag kon worden gelegd, eerst het vonnis betekend moest worden. Diezelfde dag heeft de gemachtigde van klagers teruggebeld en medegedeeld dat betekening in persoon niet meer nodig was en is verzocht het vonnis nog die dag of uiterlijk 19 juni 2008 te betekenen en de beslagen te leggen.
5.3. Voorts heeft de gerechtsdeurwaarder betoogd dat het vonnis op 19 juni 2008 is betekend aan de echtgenote van de debiteur. Op 24 juni 2008 is vervolgens een kostenvoorschot verzocht, omdat klagers in een ander dossier hadden geweigerd de kosten van de verhuizers te betalen.
6. De beoordeling
6.1. Klagers hebben bezwaar gemaakt tegen de gang van zaken in eerste aanleg, in het bijzonder tegen het feit dat de kamer de overgelegde getuigenverklaringen heeft aangemerkt als zijnde te laat ingediend en daarom buiten de beoordeling heeft gelaten, terwijl de verklaringen tijdens de mondelinge behandeling wel aan de orde zijn gesteld en inhoudelijk besproken, zodat zij bij de beoordeling van de kamer betrokken hadden dienen te worden. Dit bezwaar behoeft geen nadere bespreking,.aangezien deze door klagers gestelde tekortkomingen ten gevolge van de behandeling in hoger beroep zijn hersteld.
6.2. Klagers betwijfelen of de gerechtsdeurwaarder op 19 juni 2008 wel een exploot aan mevrouw [A] heeft uitgereikt, of het ambtsedig opgemaakte proces verbaal juist is en of de ambtshandelingen waarvoor opdracht is gegeven aan de gerechtsdeurwaarder zijn uitgevoerd. Voor zover hierin een klacht is te lezen geldt dat klagers die voor het eerst in hoger beroep hebben ingebracht. Het hof kan geen kennis nemen van klachten die voor het eerst in hoger beroep naar voren worden gebracht .Het hof zal om die reden de klacht niet in behandeling nemen.
6.3. Met de kamer is het hof van oordeel dat het op de weg van de opdrachtgever ligt om de gerechtsdeurwaarder verdere instructies te geven als het een spoedopdracht betreft, zoals in het onderhavige geval. Het faxbericht van 11 juni 2008 vermeldt in de kop weliswaar SPOED, maar zoals de gerechtsdeurwaarder onweersproken naar voren heeft gebracht tijdens de mondelinge behandeling ter terechtzitting, staat deze aanduiding op praktisch alle faxberichten die de gerechtsdeurwaarder van opdrachtgevende advocaten ontvangt. Ook heeft de gerechtsdeurwaarder in dat verband aangegeven dat in zijn algemeenheid de betrokken advocaat met de gerechtsdeurwaarder – na de verzending van de fax – telefonisch contact opneemt om de opdracht verder te bespreken. Het hof is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder ervan uit mocht gaan dat de prioriteit bij de betekening in persoon (cursivering van het hof) lag, aangezien deze tekst zwart onderstreept was, zulks in tegenstelling tot het woord SPOED. Klagers hebben nog in twijfel getrokken of de gerechtsdeurwaarder, zoals hij zelf stelt, direct getracht heeft het vonnis in persoon te betekenen. Ter onderbouwing van die twijfel hebben zij een verklaring van een receptioniste overgelegd, inhoudende dat zij in de periode van 1 t/m 19 juni 2008 nimmer een deurwaarder van het kantoor [Z] heeft ontvangen die naar de heer [A] gevraagd heeft. Die onderbouwing is echter onvoldoende, nu bedoelde verklaring – wat er zij van de juistheid daarvan – niet de mogelijkheid uitsluit dat de gerechtsdeurwaarder, zoals hij zelf stelt, pogingen tot snelle betekening in persoon heeft ondernomen waarbij hij zich in verband met de privacy van [A] niet als gerechtsdeurwaarder bekend heeft gemaakt. De klacht is ongegrond.
6.4. Ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd dat het vonnis op 19 juni 2008 niet in persoon aan mevrouw [A] betekend zou zijn, omdat zij die dag in het ziekenhuis is geweest. In het licht van de andersluidende informatie,die staat vermeld in het betekeningsexploit en de door mevrouw [A] zelf ondertekende verklaring, gedateerd “’s-Gravendeel, april 2009” , waarin zij verklaart dat zij “in de gehele maand Juni 2008 iedere dag aanwezig is geweest aan [adres] te [plaatsnaam]”, had het op de weg van klagers gelegen in dit stadium van de klachtprocedure niet te volstaan met een blote bewering op dit punt. Van klagers mocht worden verwacht dat zij met deugdelijke bewijsmiddelen aannemelijk zouden maken dat mevrouw [A] op 19 juni 2008 – in afwijking van haar eigen verklaring – de gehele dag niet aanwezig is geweest op genoemd adres.
Nu klagers volstaan hebben met een niet onderbouwde bewering op dit punt, zal het hof daaraan voorbijgaan.
6.5. De hiervoor onder 4.3 weergegeven klacht (pas na twee weken vragen om voorschot) is door de kamer niet expliciet in de beoordeling betrokken. Het hof oordeelt met klagers dat het op zichzelf niet bezwaarlijk kan worden genoemd, dat de gerechtsdeurwaarder een voorschot vroeg. Het enkele feit dat dit niet bij aanvaarding van de opdracht is gebeurd, maar pas op het moment dat tot beslaglegging moest worden overgegaan maakt de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder niet laakbaar in tuchtrechtelijke zin. Bijzondere feiten en omstandigheden die in het onderhavige geval tot een ander oordeel zouden nopen zijn gesteld noch gebleken. Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
6.6. Het onderzoek in hoger beroep heeft overigens niet geleid tot vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
6.7. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.8. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- bekrachtigt de bestreden beslissing, met verbetering van gronden.
Deze beslissing is gegeven door mrs. L. Verheij, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 1 juni 2010 door de rolraadsheer.
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 13 oktober 2009 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderwet inzake de klacht met nummer 168.2009 ingediend door:
[klager 1] EN [klager 2],
handelende onder de naam [Y] Vastgoed,
klagers,
gemachtigde mr. M.J. Op ‘t Ende,
tegen:
[de gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarder te [plaatsnaam],
beklaagde,
gemachtigde M.R. Goeman.
Ontstaan en loop van de procedure
Bij brief van 6 maart 2009, ingekomen op 11 maart 2009, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.
Na daartoe verkregen uitstel heeft de gerechtsdeurwaarder bij brief van 4 mei 2009, ingekomen op 6 mei 2009, een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 1 september 2009 heeft de gemachtigde van klagers drie verklaringen overgelegd.
De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 1 september 2009 alwaar de gemachtigde van klagers en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.
Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 13 oktober 2009.
1. De feiten
a) Bij brief van 11 juni 2008 heeft de gemachtigde van klagers de gerechtsdeurwaarder onder meer het volgende geschreven:"In opgemelde zaak zend ik u bijgaand het op 29 mei jl. door de Kantonrechter te Dordrecht gewezen verstekvonnis. Ik verzoek u het vonnis op de meest korte termijn aan de wederpartij in persoon te betekenen en de ontruiming van het gehuurde aan te zeggen…."
b) Bij brief van 13 juni 2008 heeft de gemachtigde van klagers de gerechtsdeurwaarder verzocht zo spoedig mogelijk executoriaal beslag te leggen op een aantal nader in de brief genoemde vermogensbestanddelen.
c) Bij brief van 16 juni 2008 heeft de gerechtsdeurwaarder de gemachtigde van klagers mededeling gedaan over de (geplande) datum van ontruiming.
d) Bij brief van 24 juni 2008 heeft de gerechtsdeurwaarder de gemachtigde van klagers medegedeeld dat hij het vonnis op 19 juni 2008 aan de echtgenote van de debiteur had betekend en een voorschot verzocht voor het leggen van de gevraagde beslagen.
e) Op 26 juni 2008 heeft de gemachtigde van klagers de gerechtsdeurwaarder verzocht het dossier te sluiten.
f) Bij brief van 11 juli 2008 heeft de gemachtigde van klagers de gerechtsdeurwaarder aansprakelijk gesteld voor de door klagers geleden schade
2. De klacht
2.1 Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarder dat deze de gegeven opdracht niet adequaat en direct conform de gegeven instructies heeft uitgevoerd. Dit heeft tot gevolg gehad dat door andere schuldeisers van de wederpartij maatregelen zijn getroffen als gevolg waarvan de vordering van klagers niet meer geïncasseerd kon worden en ook geen zekerheidsrechten konden worden gevestigd.
Per spoedfax van 11 juni 2008 heeft de gemachtigde van klagers de gerechtsdeurwaarder opdracht gegeven een vonnis te betekenen en de ontruiming van het gehuurde aan te zeggen. Die opdracht is door de gerechtsdeurwaarder aanvaard. In navolging van voormeld verzoek heeft de gemachtigde van klagers de gerechtsdeurwaarder bij spoedfax van 13 juni 2008 verzocht beslag te leggen.
Op 18 juni 2008 heeft de secretaresse van de gemachtigde contact opgenomen met de gerechtsdeurwaarder en begrepen dat de betekening nog niet was verricht en ook de beslagen nog niet waren gelegd. Daarop heeft de gemachtigde van klagers de gerechtsdeurwaarder telefonisch dringend verzocht de ambtshandelingen direct uit te voeren. Vervolgens werd op 24 juni 2008 een brief ontvangen waaruit bleek dat het vonnis pas op 19 juni was betekend en dat eerst na betaling van een voorschot tot het leggen van de beslagen zou worden overgegaan. De handelwijze van de gerechtsdeurwaarder was aanleiding om de opdracht direct in te trekken
2.2 Voor zover de verzochte ambtshandeling om welke reden dan ook niet mogelijk blijkt te zijn dient de gerechtsdeurwaarder in overleg te treden met de opdrachtgever en nadere instructies te verzoeken. Dat heeft de gerechtsdeurwaarder niet gedaan.
Dat de gerechtsdeurwaarder een voorschot vraagt is op zich niet bezwaarlijk echter wel als dat verzoek pas 2 weken na de gegeven opdracht wordt gedaan, aldus klagers.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat het feit dat het vonnis eerst op 19 juni 2008 is betekend, is te wijten is aan de gemachtigde van klagers. Deze heeft opdracht gegeven tot betekening in persoon. De gerechtsdeurwaarder heeft direct getracht het vonnis in persoon te betekenen doch dat is niet gelukt. Op 16 juni 2009 is telefonisch contact geweest met de gemachtigde. Hij deelde mede dat de debiteur had toegezegd zelf de bedrijfsruimte leeg te halen. De gemachtigde verzocht wel formeel de ontruiming aan te zeggen. Op 18 juni 2008 heeft de secretaresse van de gemachtigde gebeld met de vraag of de beslagen al waren gelegd. Haar werd te verstaan gegeven dat betekening in persoon nog niet was gelukt en alvorens er beslag kon worden gelegd eerst het vonnis betekend moest worden. Diezelfde dag heeft de gemachtigde van klagers teruggebeld en medegedeeld dat betekening in persoon niet meer nodig was en heeft verzocht het vonnis nog die dag of uiterlijk 19 juni 2008 te betekenen en de beslagen te leggen. Beslaglegging is echter eerst na betekening mogelijk.
Het vonnis is op 19 juni 2008 betekend aan de echtgenote van de debiteur. Op 24 juni 2008 is vervolgens een kostenvoorschot verzocht omdat klagers in een ander dossier hadden geweigerd de kosten van de verhuizers te betalen. De gerechtsdeurwaarder betwist dan ook nalatig te zijn geweest in de uitvoering van de opdracht en verwerpt elke aansprakelijkheid.
4. De beoordeling van de klacht
4.1 De door de gemachtigde van klagers op 1 september 2009 overgelegde verklaringen worden door de Kamer als zijnde te laat ingediend en daarmee in strijd met de goede procesorde buiten beoordeling gelaten.
4.2 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.3 In deze zaak komt het aan op de vraag of de gerechtsdeurwaarder zo tekort is geschoten in de uitvoering van zijn opdracht dat hij daarmee tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Bij de beoordeling van die vraag wordt het volgende tot uitgangspunt genomen.
4.4 Een gerechtsdeurwaarderskantoor ontvangt in de dagelijkse praktijk vele opdrachten tot het verrichten van ambtshandelingen. Dergelijke opdrachten worden verwerkt in het reguliere traject. In dat traject vindt registratie plaats, wordt er informatie verzameld, wordt een ambtelijk stuk opgesteld en wordt de route van de uit te brengen exploten gepland. Indien er een opdracht wordt gegeven die, zoals hier het geval is, meer spoed vergt dan in het reguliere traject het geval is, ligt het op de weg van de opdrachtgever de gerechtsdeurwaarder al dan niet telefonisch nader te instrueren dat het een bijzonder spoedeisende opdracht betreft.
4.5 In het onderhavige geval werd verzocht het vonnis in persoon te betekenen. Weliswaar betreft het een meer voorkomend verzoek echter door de gerechtsdeurwaarder is terecht gesteld dat het risico van het niet slagen van een dergelijke opdracht voor rekening van de opdrachtgever komt. De opdracht is naar door de gerechtsdeurwaarder onbestreden is gesteld, ontvangen op 11 juni 2008 om 15.42 uur. De eerstvolgende dag dat het vonnis betekend kon worden was 12 juni 2008. De gerechtsdeurwaarder stelt dat hij ook direct heeft getracht het vonnis te betekenen. Weliswaar wordt dat door de gemachtigde van klagers in twijfel getrokken, maar dat is niet nader onderbouwd. De termijn gelegen tussen de gegeven opdracht en de datum waarop het vonnis daadwerkelijk is betekend, betrof vijf werkdagen. Vast staat dat op 16 en 18 juni 2008 telefonisch contact is geweest tussen (het kantoor van) de gemachtigde van klagers en (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder. Er was dus alle gelegenheid om nog eens te benadrukken hoe spoedeisend de zaak was. Gesteld noch gebleken is dat dit aan de orde is gesteld.
4.6 Met inachtneming van wat hiervoor is overwogen kan niet worden gezegd dat de gerechtsdeurwaarder zo tekort is geschoten in zijn opdracht dat hij tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De klacht stuit hierop af.
5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, mr. H.M. Patijn en mr. A.C.J.J.M. Seuren (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2009 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.