GERECHTSHOF AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 27 april 2010 in de zaak onder nummer 200.039.744/01 NOT van:
1. [klager 1],
2. [klager 2],
beiden wonende te [plaatsnaam],
APPELLANTEN,
1. [de notaris],
notaris te [plaatsnaam],
2. [de kandidaat-notaris],
kandidaat-notaris te [plaatsnaam],
GEÏNTIMEERDEN.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellanten, verder te noemen klagers, is bij een op 5 augustus 2009 ter griffie ingekomen verzoekschrift – met bijlage – hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Rotterdam, verder te noemen de kamer, van 9 juli 2009, waarbij de klacht van klagers tegen geïntimeerde sub 1, verder ook te noemen de notaris, ongegrond is verklaard.
1.2. Van de zijde van klagers is op 15 september 2009 een aanvulling op hun beroepschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Van de zijde van de notaris en de kandidaat-notaris is op 1 oktober 2009 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van 11 februari 2010, alwaar zijn verschenen klagers, alsmede de notaris en de kandidaat-notaris. Allen hebben het woord gevoerd, klager sub 1 aan de hand van een pleitnota.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben de juistheid van de feiten niet betwist, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan, behoudens het navolgende.
Klagers hebben naar voren gebracht dat de kamer in haar beslissing ten onrechte als datum van het vonnis in kort geding van de rechtbank Rotterdam heeft vermeld: 14 januari 2006, terwijl dat 14 maart 2006 dient te zijn. Voor zover van belang, zal het hof daarmee bij de beoordeling rekening houden.
4. De ontvankelijkheid in hoger beroep met betrekking tot de kandidaat-notaris
Voor zover het appelschrift ziet op het handelen en nalaten van de kandidaat-notaris, zijn klagers niet ontvankelijk. Immers, in eerste aanleg is het thans aan de kandidaat-notaris verweten gedrag niet aan het oordeel van de kamer onderworpen geweest, terwijl in hoger beroep geen klachten voor het eerst aan het oordeel van de tuchtrechter kunnen worden onderworpen. Dientengevolge zal het hof de klachten en het hoger beroep voor zover gericht tegen het handelen en nalaten van de kandidaat-notaris verder buiten beschouwing laten.
5. Het standpunt van klagers
5.1. Klagers verwijten de notaris dat met klagers geen contact is opgenomen betreffende de veiling en dat ook geen contact is opgenomen om de waarde van het te veilen object te bespreken. Uit notariële bron werd klagers verzekerd dat de notaris daartoe verplicht is.
5.2. Voorts wordt de notaris verweten dat hij onjuiste informatie heeft verstrekt over het te veilen object inzake de legaliteit van de ligplaats en de daarmee samenhangende waarde.
5.3. Ten slotte verwijten klagers de notaris dat hij onjuiste gegevens heeft vermeld in de aankondiging van de veiling.
6. Het standpunt van de notaris
6.1. De notaris heeft de stellingen van klagers betwist en hij heeft zich als volgt verweerd.
6.2. De notaris heeft naar voren gebracht dat hij niet anders heeft gedaan dan het uitvoeren van de opdracht tot veiling. Dienaangaande heeft hij de regels van de wet toegepast en nageleefd en zich gehouden aan de bij het ambt behorende gedragsregels.
7.1. Ten aanzien van de eerste klacht is het hof van oordeel dat de notaris niet anders kon doen dan de opdracht uitvoeren die hem was verstrekt door de gemeente Ridderkerk op basis van het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 14 maart 2006 - zaak/rolnummer: 255628/KG ZA 06-105 – dat in kracht van gewijsde was gegaan. Op grond daarvan is executoriaal beslag gelegd omdat niet aan het bepaalde in het vonnis is voldaan door klagers. Vervolgens is de veilingprocedure aangevangen. Het hof acht voorts geen gronden aanwezig die nopen tot een ander oordeel, nu de executie niet in strijd is met het recht of de openbare orde, zoals omschreven in artikel 21 lid 2 van de Wet op het notarisambt. Het stond de notaris niet vrij zich te mengen in het geschil tussen de gemeente Ridderkerk en klagers.
7.2. Evenmin rust naar het oordeel van het hof op de notaris een plicht om met de rechthebbende op het te veilen vermogensbestanddeel vóór de veiling contact op te nemen teneinde de waarde daarvan te bespreken. Klagers hebben verwezen naar een ‘notariële bron’ die zulks tegenover hen zou hebben verklaard, maar zij hebben verzuimd aan te geven wie zich achter deze ‘notariële bron’ schuil houdt, zodat de waarde van de inhoud van die verwijzing door het hof niet kan worden getoetst. Overigens is het hof niet bekend met een dergelijke verplichting.
7.3. De verwijzing van klagers naar de termijn van dertig dagen in verband met de aanplakking volgens plaatselijk gebruik als genoemd in artikel 516 lid 1 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (hierna ook aan te duiden met Rv), treft geen doel, nu het bij deze veiling ging om een executie van een teboekgesteld schip. In dat geval sluit artikel 570 lid 2 Rv de toepasselijkheid van artikel 516 Rv uit en geeft artikel 571 lid 1 Rv een termijn van veertien dagen.
7.4. Het eerste klachtonderdeel is mitsdien ongegrond.
7.5. Ten aanzien van het klachtonderdeel betreffende de legaliteit van de ligplaats wordt het navolgende overwogen. Uit hoofde van het eerder genoemd vonnis is beslag gelegd en werd tot veiling over gegaan. Dat de ligplaats bestuursrechtelijk - nadien - als legaal wordt aangemerkt doet daar niet aan af. Het is dan ook niet aan de notaris om daarin wijzigingen aan te brengen. Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
7.6. Met betrekking tot het derde klachtonderdeel is het hof van oordeel dat in de aankondiging van de veiling ten onrechte staat vermeld dat de woonboot is gelegen aan de […]straat, terwijl dit dient te zijn: […]laan. Nu klagers ter terechtzitting hebben aangegeven dat de […]straat te [plaatsnaam] niet bestaat, kan er nauwelijks of geen misverstand ontstaan zijn ten aanzien van het adres van de woonboot. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.
7.7. Het andere onderdeel waar de klacht op ziet, te weten de onjuiste spelling van de naam van de woonboot in de aangeplakte affiche treft – bij gebreke van (enig) belang – evenmin doel. Op basis van de hetgeen in het vonnis vermeld staat wordt de advertentie opgesteld. Ten aanzien van de algemene veilingvoorwaarden merkt het hof op dat de executant, in casu [de gemeente], die voorwaarden vaststelt. Zolang voor de notaris niet kenbaar is of moet zijn dat deze in strijd zijn met de openbare orde en de goede zeden, zal de notaris daarvan uit dienen te gaan.
7.8. Op grond van het vorenstaande is ook de derde klacht ongegrond.
7. 9. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
7.10. Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.
- verklaart appellanten niet ontvankelijk in hun klachten en het hoger beroep de kandidaat-notaris betreffende;
- bekrachtigt de beslissing waarvan beroep.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, S. Clement en G. Kleykamp-Van der Ben en in het openbaar uitgesproken op 27 april 2010 door de rolraadsheer.
Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam
Beslissing op een klacht als bedoeld in artikel 99 van de Wet op het notarisambt van:
[naam] en [naam],
beiden wonende te [plaats],
hierna te noemen de klagers,
mr. [naam],
notaris te [plaats],
hierna te noemen de notaris.
1. Het verloop van de procedure
1.1
De Kamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- klaagschrift d.d. 15 december 2008 + bijlagen;
- verweerschrift d.d. 30 januari 2009 + bijlagen;
- reactie op het verweerschrift d.d. 20 april 2009 + bijlagen;
- aanvullende productie van klagers d.d. 14 mei 2009 + bijlage;
- pleitnota van klagers overgelegd tijdens de zitting.
1.2
De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden tijdens de vergadering van de Kamer op 28 mei 2009. Daarbij zijn zowel klagers, als de notaris, bijgestaan door kandidaat-notaris [naam], die feitelijk het dossier behandeld heeft, verschenen. Partijen hebben hun standpunten tijdens de mondelinge behandeling nader toegelicht.
De Kamer gaat uit van de navolgende feiten:
2.1
Op 9 mei 2008 heeft een advocaat van Loyens & Loeff te Rotterdam namens de gemeente Ridderkerk een executoriale veilingopdracht verstrekt aan de notaris ten aanzien van het aan mevrouw [naam] toebehorende registergoed, te weten woonboot [naam A], gelegen te [plaats] (hierna: A). De veiling is aangezegd door de gemeente Ridderkerk op grond van een in executoriale vorm uitgegeven grosse van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, uitgesproken op 14 januari 2006 door de voorzieningenrechter van de arrondissementsrechtbank Rotterdam.
2.2
Notaris heeft de veilingprocedure in gang gezet conform het bepaalde in artikel 570 e.v. Rv. Nadat de notaris de veilingprocedure verder in werking had gezet, heeft de gemeente op 3 juli 2008, 12 dagen voor de dag van de veiling, besloten de veiling stop te zetten. De veiling heeft geen doorgang gevonden.
De klacht valt uiteen in drie onderdelen:
3.1
Klagers stellen dat hun uit notariële bron werd verzekerd dat de notaris bij een veiling verplicht is contact op te nemen met de eigenaren om de veiling en de waarde van het te veilen object te bespreken. Aangezien met klagers geen contact is opgenomen door notaris zou notaris klachtwaardig hebben gehandeld.
3.2
Klagers zijn van mening dat de notaris onjuiste informatie heeft verstrekt over het te veilen object inzake de legaliteit van de ligplaats en de daarmee samenhangende waarde.
3.3
Volgens klagers heeft notaris onjuiste gegevens vermeld in de aankondiging van de veiling.
4. Standpunt van de notaris
De notaris betwist klachtwaardig te hebben gehandeld. Hij stelt dat hij niets anders heeft gedaan dan het uitvoeren van de opdracht tot veiling. Hij heeft de regels van de wet strikt toegepast en nageleefd en zich gehouden aan de bij het ambt behorende gedragsregels.
5.1
Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 98 van de Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.
5.2
Anders dan klagers stellen heeft de notaris correct gehandeld en de regels van de wet ten uitvoering gebracht en zich gehouden aan de bij het ambt behorende gedragsregels. Immers het door klagers onder 3.1 bedoelde contact zou inbreuk hebben kunnen maken op de onpartijdigheid van de notaris en de onder 3.2 bedoelde gegevens zijn niet relevant voor de volgens de wet te verstrekken informatie in de aankondiging van de veiling.
Voorts hebben klagers geen belang bij het derde onderdeel van de klacht, ten eerste omdat die gegevens niet noodzakelijk en/of relevant zijn ingevolge art. 570 Rv. e.v. en ten tweede omdat de aankondiging geen gevolg heeft gehad.
5.3
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de Kamer van oordeel dat de klacht ongegrond is.
De Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam,
verklaart de klacht ongegrond;
Deze beslissing is gegeven door mrs. W. van Veen, L.J. Sarlemijn, F. Hoppel,
J.H.J. Preller en K.A. den Hartog in tegenwoor¬digheid van de secretaris, mr. F.S. Smit.
Uitgesproken ter openbare vergadering op 9 juli 2009.
De secretaris, De voorzitter,
Deze beslissing is verzonden op:
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.