ECLI:NL:GHAMS:2010:BL8829

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.021.310/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.M. Steenbeek
  • C. Wallis
  • Th.H..M. Fikkers
  • J.C.M. Roelen-Nuijten
  • drs. M. Scherphof
  • A.L.G.A. Stille
  • F.A.A. Duynstee
  • P. Blokland
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen notaris inzake afwikkeling nalatenschap en declaratiegeschillen

In deze zaak hebben klagers, erfgenamen van een overleden moeder, een tuchtrechtelijke klacht ingediend tegen de notaris die betrokken was bij de verkoop van de bungalow van de erflaatster. Klagers verwijten de notaris dat hij ten onrechte kosten in rekening heeft gebracht, dat hij de renteopbrengst van de verkoopopbrengst voor zichzelf heeft gehouden, en dat hij heeft geweigerd om het resterende saldo van de verkoopopbrengst over te boeken naar hun rekening. De notaris heeft zich verweerd door te stellen dat hij de instemming van alle erfgenamen nodig had voor de uitbetaling van het saldo, en dat hij de werkzaamheden die hij heeft verricht in rekening mocht brengen. Het hof oordeelt dat de notaris inderdaad bevoegd was om de werkzaamheden te verrichten en dat hij niet in strijd heeft gehandeld met zijn verplichtingen. Het hof bekrachtigt de beslissing van de kamer van toezicht die de klacht op de meeste onderdelen ongegrond heeft verklaard, maar de notaris heeft wel een waarschuwing gekregen voor het niet correct vermelden van de rechtsgang in zijn algemene voorwaarden. De zaak benadrukt de verantwoordelijkheden van notarissen bij de afwikkeling van nalatenschappen en de noodzaak om transparant te zijn over kosten en procedures.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 2 maart 2010 in de zaak onder zaaknummer 200.021.310/01 NOT van:
1. [Klager A],
wonende te [plaatsnaam],
2. [Klager B],
wonende te [plaatsnaam],
APPELLANTEN,
tegen
[de notaris],
notaris te [plaatsnaam],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Door appellanten, hierna verder te noemen klagers, is bij een op 23 december 2008 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlage – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Breda, verder te noemen de kamer, van 8 december 2008, waarbij de klachtonderdelen betrekking hebbend op de door de notaris gehanteerde algemene voorwaarden gegrond zijn verklaard, ter zake waarvan aan de notaris de maatregel van waarschuwing is opgelegd, terwijl de klacht op de overige onderdelen ongegrond is verklaard.
1.2. Van de zijde van de notaris is op 3 augustus 2009 een verweerschrift – met bijlagen – ingekomen.
1.3. Van de zijde van klagers is op 25 juni 2009 een brief met aanvullende beroepsgronden – met bijlagen – ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. Op 24 juli 2009, 26 augustus 2009 en 7 september 2009 zijn van de zijde van klagers verdere aanvullende stukken ter griffie van het hof ingekomen.
1.5. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 10 september 2009. Klagers evenals de notaris zijn aldaar verschenen en hebben het woord gevoerd, klagers aan de hand van een pleitnota.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de stukken in hoger beroep.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klagers
4.1. Na wijziging van de klacht in eerste aanleg, heeft de kamer de hierna onder 4.2. te omschrijven klachtonderdelen behandeld. Daartegen is door geen van partijen enig bezwaar gemaakt, zodat het hof ook daarvan zal uitgaan.
4.2. De klachten kunnen aldus worden omschreven:
a. Klagers verwijten de notaris dat hij in zijn algemene voorwaarden geen melding heeft gemaakt van de ten aanzien van declaratiegeschillen op grond van artikel 55 lid 2 van de Wet op het notarisambt (Wna) bestaande rechtsgang bij de ringvoorzitter.
b. Ook verwijten klagers de notaris dat hij met een beroep op zijn algemene voorwaarden heeft verzuimd om rente te vergoeden over de eerste maand dat het bedrag van de verkoopopbrengst van de bungalow van erflaatster door hem in depot werd gehouden. Voorts heeft de notaris pas na het verstrijken van die eerste depotmaand gemeld dat hij niet van plan was om over te gaan tot het vergoeden van de rente.
c. Klagers verwijten de notaris verder dat hij heeft geweigerd te voldoen aan herhaalde verzoeken van klagers om over te gaan tot overboeking van de verkoopopbrengst van de bungalow van erflaatster.
d. Ten slotte verwijten klagers de notaris dat hij, ondanks de in de koopovereenkomst met betrekking tot de levering van de bungalow van erflaatster opgenomen “kosten koper” clausule, de kosten van doorhaling van de inschrijving met betrekking tot het op het registergoed rustende hypotheekrecht aan klagers in rekening heeft gebracht.
5. Het standpunt van de notaris
Voor de weergave van het standpunt van de notaris verwijst het hof naar de beslissing van de kamer. Het verweer van de notaris komt zo nodig hierna bij de beoordeling aan de orde.
6. De beoordeling
6.1. Met betrekking tot klachtonderdeel c. overweegt het hof als volgt.
De notaris heeft zich tegen dit klachtonderdeel verweerd door aan te voeren dat hij de procedure aangaande de verkoop en levering van de bungalow van de overleden moeder van klagers van wie zij – met hun broer en zus – mede-erfgenamen zijn, bij brieven van gelijke inhoud op 17 april en 18 april 2008 aan de mede-erfgenamen van klagers heeft bevestigd. Volgens de notaris is de door hem in de genoemde brieven beschreven procedure in overleg met klager sub 1 tot stand gekomen. De notaris brengt naar voren dat hij klagers op 18 april 2008 een kopie van genoemde brieven heeft gestuurd. Voorts wijst de notaris er op dat hij bij de brief bestemd voor de mede-erfgenamen van klagers een door hen te ondertekenen verklaring heeft gevoegd om er zeker van te zijn dat zij kennis zouden nemen van de in de brief gemelde procedure en daarmee verklaren in te stemmen. Verder geeft de notaris aan dat hij meende over de instemming van alle erfgenamen te moeten beschikken alvorens over te gaan tot de uitbetaling van het resterende saldo van de verkoopopbrengst, aangezien hem was gebleken dat de rechtsgeldigheid van erflaatsters testament mogelijk zou worden betwist in verband met haar mentale gesteldheid. Nu de notaris niet beschikte over de in zijn ogen vereiste instemming van alle erfgenamen kon hij dan ook niet voldoen aan het verzoek van klagers tot overboeking van het resterende saldo van de verkoopopbrengst.
6.2. Het hof is van oordeel dat het door de notaris aangevoerde verweer doel treft.
De notaris heeft in zijn brieven van 17 april en 18 april 2008 duidelijk beschreven wat zijns inziens met klager sub 1 was afgesproken omtrent de verkoopopbrengst van erflaatsters bungalow en zijn standpunt weergegeven inzake de overboeking van het resterende saldo daarvan, nu hij schrijft:
“Zoals met uw broer [klager sub 1, toevoeging hof] is besproken zal de opbrengst van voormeld pand bij mij in depot blijven en zullen daaruit de verschuldigde successierechten te zijner tijd worden voldaan.
Voor de uitbetaling van het resterende saldo, zal de instemming van alle erfgenamen (d.w.z. u, uw twee broers en uw zuster) nodig zijn.”.
Op 5 mei 2008 is de akte van levering van de woning verleden ten overstaan van de notaris. Daarbij is – onder meer – klager sub 1 opgetreden als partij in en bij de akte en klager sub 2 als partij in die akte. Niet blijkt dat klagers bij die gelegenheid enig bezwaar hebben gemaakt tegen het door de notaris in zijn brieven van 17/18 april 2008 neergelegde procedure, waaronder begrepen de uitbetaling van het restant van de koopsom. Ook blijkt zulks niet uit de brieven van klagers aan de notaris van 29 april 2008 en 16 mei 2008. Voorts stelt het hof vast dat de notaris bij brief van 13 juni 2008, zoals hij zelf schrijft: “voor de goede orde”, het eerder door hem ingenomen standpunt bevestigt dat hij uitsluitend met instemming van alle erfgenamen over kan gaan tot overboeking van het resterende saldo van de verkoopopbrengst. Klagers sturen daarop nog een brief aan de notaris gedateerd 15 juni 2008, waaruit evenmin blijkt dat zij niet instemmen met de door de notaris voorgestelde gang van zaken. Eerst bij brief van 20 juni 2008 aan de notaris schrijven klagers:
“ Door executeurs is niet met u afgesproken, zoals u ten onrechte schrijft, dat ons geld op uw derdenrekening daar blijft staan, tot alle erven opdracht hebben gegeven tot overboeking ervan.”
6.3. Het hof stelt vast dat klagers gedurende het tijdvak lopende vanaf het moment dat de notaris zijn brieven van 17 april en 18 april 2008 – dan wel een kopie daarvan – aan de erfgenamen heeft verzonden, tot aan het moment dat klagers bij brief van 20 juni 2008 bij de notaris hun bezwaren kenbaar maken, uitvoerig met de notaris hebben gecorrespondeerd over diverse aspecten van de gang van zaken met betrekking tot de levering van erflaatsters bungalow. Naar het oordeel van het hof waren klagers dus eerder in de gelegenheid om hun bezwaren tegen het door de notaris ingenomen standpunt kenbaar te maken dan zij daadwerkelijk hebben gedaan. Het hof is van oordeel dat het, indien klagers, zoals steeds door hen gesteld, inderdaad niet akkoord zijn gegaan met de door de notaris verlangde instemming van alle erfgenamen voor de overboeking van het resterende saldo van de verkoopopbrengst, op de weg van klagers had gelegen om dit zo snel mogelijk na ontvangst van de kopieën van de brieven van 17 april en 18 april 2008 aan de notaris kenbaar te maken om misverstanden te voorkomen.
Anders dan de kamer is het hof dan ook van oordeel dat het er thans voor gehouden kan worden dat, gelet op de hiervoor breder omschreven feiten en omstandigheden, door de notaris mocht worden aangenomen dat klagers akkoord gingen met het in zijn brieven van 17/18 april 2008 vervatte voorstel.
Het hof is derhalve van oordeel dat de notaris met betrekking tot dit klachtonderdeel geen tuchtrechtelijk verwijt valt te maken, zodat dit klachtonderdeel ongegrond is.
6.4. Ten aanzien van de overige klachtonderdelen overweegt het hof dat het onderzoek in hoger beroep niet heeft geleid tot de vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt. In het bijzonder merkt het hof ten aanzien van klachtonderdeel d op dat een notaris bij een overdracht “kosten koper” ook zonder uitdrukkelijke opdracht van de verkoper bevoegd (en verplicht) is om de voor het royement van inschrijvingen van hypotheken en beslagen vereiste werkzaamheden te verrichten en die werkzaamheden bij de verkoper (tegen een redelijk tarief) in rekening te brengen, een en ander gezien de verplichting van verkoper om het verkochte te leveren vrij van hypotheken en beslagen of inschrijvingen daarvan.
6.5. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.6. Het hiervoor overwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- bekrachtigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, F.A.A. Duynstee en P. Blokland, en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 2 maart 2010 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE BREDA
Beslissing
op de 6 augustus 2008 ingekomen klacht van:
[Klager A],
wonende te [plaatsnaam], en
[Klager B],
wonende te [plaatsnaam],
verder ook te noemen klagers,
tegen
[de notaris],
gevestigd te [plaatsnaam].
verder te noemen de notaris.
1. Het verloop van de zaak.
Na het tussen partijen gevoerde schriftelijke debat, wat blijkt uit hun brieven van 10 september 2008, met bijlagen, 17 september 2008, met bijlage, 5 oktober 2008, met bijlage, en 6 november 2008, heeft de mondelinge behandeling van de klacht door de kamer plaatsgevonden op 19 november 2008, waarbij zijn verschenen klagers en de notaris, allen in persoon.
2. De inhoud van de klacht.
Klagers verwijten de notaris
a. dat hij ten onrechte werkzaamheden in rekening heeft gebracht, deels voortvloeiende uit zijn onjuiste standpunt dat hij is belast met de afwikkeling van na te melden nalatenschap;
b. dat hij heeft aangekondigd de renteopbrengst van ca. € 1900,-- van een maand van de op zijn derdengeldrekening gestorte verkoopopbrengst van de van de nalatenschap deel uitmakende bungalow zich te zullen toeëigenen, waarbij hij zich heeft beroepen op zijn algemene voorwaarden;
c. dat hij weigert te voldoen aan de herhaalde verzoeken van klagers tot overboeking van die opbrengst, te vermeerderen met rente vanaf 5 mei 2008, en
d. dat hij ondanks de in de koopovereenkomst met betrekking tot genoemde bungalow opgenomen kosten/koperclausule aan klagers kosten in rekening heeft gebracht verband houdende met de levering van dit registergoed.
Na klagers in de ontvangstbevestiging van de klacht te hebben gewezen op de ten aanzien van declaratiegeschillen bij artikel 55 lid 2 van de Wet op het notarisambt gecreëerde rechtgang bij de ringvoorzitter, hebben klagers bij brief van 17 september 2008 onderdeel a. van de klacht niet langer gehandhaafd en dit onderdeel overeenkomstig genoemde bepaling bij de ringvoorzitter aanhangig gemaakt.
Daarvoor in de plaats verwijten klagers de notaris dat hij in zijn algemene voorwaarden [notariskantoor] ten aanzien van de daarin vermelde rubriek “Klachten” niet de hiervoor genoemde rechtsgang ten aanzien van een declaratiegeschil heeft vermeld.
3. De feiten.
De aan de klacht ten grondslag liggende feiten kunnen op grond van de klachtstukken en het hetgeen uit de mondelinge behandeling naar voren is gekomen als volgt worden samengevat.
- Klagers zijn samen met hun zus en broer ingevolge testament van 23 november 2006 de erfgenamen in de nalatenschap van hun op 18 september 2007overleden moeder. Bij dat testament zijn klagers tot executeurs benoemd met de bevoegdheid haar nalatenschap te beheren en de schulden en belastingen van de nalatenschap te voldoen, waarbij erflaatster heeft bepaald dat zij in verband met de betaling van die schulden en belastingen zonder overleg met- of toestemming van haar overige erfgenamen goederen te gelde mogen maken. Erflaatster had daarnaast, gelijktijdig dan wel aansluitend op het verlijden van haar testament klagers bij afzonderlijke notariële volmacht gemachtigd tot verkoop en levering van haar bungalow.
- Klagers hebben nog tijdens het leven van hun moeder een makelaar opdracht gegeven tot verkoop van de bungalow, wat op 16 januari 2008 en dus na haar overlijden heeft geresulteerd in een verkoopovereenkomst. De kopende partij heeft de notaris belast met de levering.
- De akte van levering is door de notaris verleden op 5 mei 2008 nadat onder hem de koopsom was gestort. Van die koopsom berust onder de notaris, na aftrek van kosten en na overboeking op verzoek van de erfgenamen van driemaal een bedrag van € 22.722,-- aan [klager A], zijn zus en [klager B], thans nog een bedrag van € 576.945,55. De notaris weigert te voldoen aan het verzoek van klagers dit bedrag op een door hen aangewezen rekening over te boeken.
- Voor zijn werkzaamheden heeft de notaris een bedrag van € 2.139,62 in rekening gebracht ten aanzien waarvan tussen hem en klagers discussie bestaat, nu klagers van mening zijn dat die werkzaamheden betrekking hebben op de afwikkeling van de nalatenschap, waarvoor zij de notaris geen opdracht hebben gegeven.
- In de door notaris gehanteerde algemene voorwaarden, gedeponeerd op [datum] bij de griffie van de rechtbank [plaatsnaam], is ten aanzien van “Depotgelden” het volgende opgenomen:
“Indien een bedrag in depot wordt gehouden van minder dan € 5.000,00, wordt geen rente vergoed. Depotbedragen groter dan € 5.000,-- zijn gedurende de eerste maand niet rentedragend; na deze periode wordt dezelfde rente vergoed als door de notaris ontvangen wordt. De kosten van het beheer van het depot worden bij de opdrachtgever tot het depot in rekening gebracht en komen in minder op het depot.”
- In diezelfde voorwaarden heeft de notaris ten aanzien van “Klachten” het volgende opgenomen:
“In geval de opdrachtgever klachten heeft jegens de notaris zal hij deze klachten eerst bij de notaris naar voren brengen. Wordt daarop naar de mening van de opdrachtgever niet of niet op voldoende wijze gereageerd, dan heeft de opdrachtgever de mogelijkheid zich te wenden tot:
o de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie; of
o de betreffende Kamer van Toezicht over de Notarissen en de Kandidaat-Notarissen; en/of
o de burgerlijke rechter.
Indien de opdrachtgever de juistheid van een door hem ontvangen declaratie betwist, dient die betwisting schriftelijk en gemotiveerd te hebben plaatsgevonden binnen 30 dagen na datum van de declaratie. Een binnen die termijn niet betwiste declaratie geldt tussen de notaris en de opdrachtgever als juist, en als door opdrachtgever erkend verschuldigd. Een betwisting laat de betalingsverplichting van opdrachtgever onverlet.”
4. Het standpunt van klagers.
Klagers voeren aan dat de notaris zich volstrekt ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij is belast met de afwikkeling van de nalatenschap van hun moeder en dat het hem niet vrij zou staan zonder toestemming van alle erfgenamen over te gaan tot storting van de opbrengst van de bungalow op de door hen opgegeven rekening.
Klagers stellen dat de notaris uitsluitend door de kopende partij is aangewezen als zijnde de notaris ten overstaan van wie de levering van de bungalow had plaats te vinden en dus uitsluitend was belast met het passeren van de leveringsakte.
De omstandigheid dat de koopsom van de bungalow en dus gelden van de nalatenschap op de derdengeldrekening van de notaris werden gestort, was volgens klagers dan ook slechts gerelateerd aan de verkoop van de bungalow en niet, zoals de notaris ten onrechte doet voorkomen, aan de afwikkeling van de nalatenschap. Tot die verkoop waren zij als executeurs ook bevoegd, aldus klagers, omdat uit de opbrengst daarvan de schulden van nalatenschap, met name de verschuldigd geworden successiebelasting, moeten worden voldaan.
Klagers achten het daarnaast bijzonder kwalijk dat de notaris met een beroep op zijn algemene voorwaarden niet tot rentevergoeding overgaat gedurende de eerste maand over het door hem in depot gehouden bedrag. De notaris heeft dit volgens klagers eerst op 13 juni 2008 en dus nadat die eerste depotmaand was verstreken, gemeld. Die niet vergoede rente bedraagt een bedrag van circa € 1900,--, aldus klagers.
Klagers betogen verder dat de notaris ondanks de met de kopende partij overeengekomen kosten/koperclausule de kosten van doorhaling van de op de bungalow nog pand rustend hypotheekrecht aan hen in rekening heeft gebracht.
Verder achten klagers het onjuist en verwijtbaar dat de notaris in zijn algemene voorwaarden ten aanzien van declaratiegeschillen niet heeft vermeld de voor die geschillen bij artikel 55, lid 2 Wna gecreëerde rechtsgang bij de ringvoorzitter. De notaris heeft hiermee hen van die rechtsgang afgehouden en zij hebben dit kunnen redresseren uitsluitend op basis van door de secretaris van de kamer aan hen daarover verstrekte informatie.
Al het overige dat klagers hebben aangevoerd heeft betrekking op door hen niet langer gehandhaafde verwijt ten aanzien van de door notaris gedeclareerde werkzaamheden.
5. Het standpunt van de notaris.
De notaris voert aan dat hij nimmer van mening is geweest dat hij met de afwikkeling van de nalatenschap is belast. Om zich te vergewissen dat de erfgenamen konden instemmen met het motief van de verkoop van de bungalow van erflaatster, namelijk de betaling van de successierechten, heeft hij de erfgenamen, naar hij stelt in overleg met [klager A], op 18 april 2008 een brief gestuurd met een door hen te ondertekenen verklaring.
In die verklaring gaan de overige erfgenamen akkoord met die verkoop en met de in de brief voorgestelde procedure, namelijk het in depot houden van de opbrengst en het daaruit te zijner tijd voldoen van de verschuldigde successierechten en een vereiste instemming van alle erfgenamen voor de uitbetaling van het resterende saldo, aldus de notaris.
De notaris betoogt dat bedoelde verklaring noodzakelijk was, omdat hem was gebleken dat de rechtsgeldigheid van het testament mogelijk werd betwist vanwege de mentale gesteldheid van erflaatster.
De notaris voert aan dat hij dan ook niet kan voldoen aan het verzoek van de executeurs tot overboeking van dit saldo, nu daarvoor de toestemming van alle erven noodzakelijk is.
Ten aanzien van het niet vergoeden van depotrente gedurende de eerste maand voert de notaris aan dat hij in zijn brief van 10 juli 2008 klagers heeft voorgesteld die rente toch te vergoeden en deze te verrekenen met de door hem gedeclareerde
werkzaamheden. De notaris meent dat die werkzaamheden, die betrekking hebben op een correcte afhandeling van de levering van de bungalow, door hem zijn verricht, waarvoor hij een redelijke vergoeding wenst te ontvangen. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van de klacht heeft de notaris verklaard thans bereid te zijn zonder meer alsnog tot vergoeding van de rente ook over de eerste depotmaand over te gaan en zijn algemene voorwaarden op dit punt te zullen herzien.
Wat betreft de ten laste van de opbrengst van de bungalow gebrachte kosten van doorhaling van het hypotheekrecht, stelt de notaris zich op het standpunt, dat deze kosten door hem niet bij de koper in rekening kunnen worden gebracht op grond van de verplichting van de verkoper om vrij van hypotheken en beslagen te leveren. Voor zover hij weet wordt dit door geen enkele notaris gedaan.
Ten aanzien van het aanvullende klachtonderdeel inhoudende dat hij in zijn algemene voorwaarden onder de rubriek “Klachten” met betrekking tot declaratiegeschillen niet heeft vermeld de bij artikel 55, lid 2 Wna geboden mogelijkheid deze voor te leggen aan de ringvoorzitter, voert de notaris dat hij ook ten aanzien daarvan zijn algemene voorwaarden zal herzien en deze rubriek anders zal formuleren..
6. De beoordeling en de gronden daarvoor.
Ter beoordeling staat op de eerste plaats de vraag of de notaris door zijn weigering de door hem in depot gehouden (restant)verkoopopbrengst van de van de tot de nalatenschap van erflaatster deel uitmakende bungalow over te boeken op een door klagers aangegeven rekening, de in artikel 98, lid 1 Wna neergelegde tuchtnorm heeft geschonden.
Tussen klagers en de notaris staat niet (langer) ter discussie dat de notaris niet was belast met de afwikkeling van de nalatenschap.
Eveneens moet worden vastgesteld dat klagers als executeurs bevoegd waren tot verkoop van de bungalow, nu die verkoop noodzakelijk was voor de voldoening van de nalatenschapschulden, met name van de verschuldigde successierechten. Klagers zijn dan ook in die hoedanigheid in beginsel gerechtigd tot het in het kader van hun beheerstaken onder zich houden van de verkoopopbrengst om daaruit die successierechten, nadat deze zijn vastgesteld, te voldoen en om vervolgens tot verdeling van het restant over te gaan.
Gebleken is dat de notaris niettemin reden heeft gezien om de overige erfgenamen te vragen of zij met de verkoop van de bungalow konden instemmen. Ten behoeve daarvan heeft hij van hen een ondertekende verklaring terugontvangen.
Het daaraan door de notaris ten grondslag gelegde motief dat hij zich van die instemming van de overige erfgenamen diende te vergewissen, temeer omdat hem was gebleken dat de rechtsgeldigheid van het testament mogelijk zou worden betwist vanwege de mentale gesteldheid van erflaatster, maakt die handelwijze naar het oordeel van de kamer begrijpelijk. De notaris heeft daarmee uit oogpunt van zorgvuldigheid ten opzichte van de overige erfgenamen gehandeld.
Gegeven echter het aan de verkoop van de bungalow ten grondslag liggende motief van het kunnen voldoen van de verschuldigde successierechten en de daardoor door klagers als executeurs verkregen bevoegdheid de verkoopopbrengst in het kader van hun beheerstaken onder zich te houden, was de door de notaris gevraagde instemming van de overige erfgenamen om tot die verkoop over te gaan voldoende en was het, anders dan hij heeft gedaan, niet noodzakelijk aan die instemming voorts te verbinden het in depot houden van de
opbrengst en het eerst kunnen overboeken daarvan na verkregen toestemming van alle erfgenamen.
Nu de notaris dit echter wel heeft gedaan en die erfgenamen, althans de broer en zuster van klagers op basis daarvan als hiervoor hebben verklaard, verkeert de notaris niet in de positie om het depot zonder hun instemming op de door klagers aangegeven rekening over te boeken. Dat die instemming ontbreekt is onweersproken gebleven.
Dit maakt dat het klachtonderdeel c. ongegrond is.
Dit geldt eveneens voor klachtonderdeel d.
De notaris stelt zich op juiste grond op het standpunt dat deze kosten van de doorhaling van het ten aanzien van de bungalow nog ingeschreven hypotheekrecht niet ingevolge de overeengekomen kosten/koperclausule ten laste van de kopende partij kunnen worden gebracht. Klagers hebben zich immers als de verkopende partij verplicht tot levering van het registergoed vrij van hypotheken (en beslagen) en de kosten verbonden aan het daarvoor noodzakelijke hypotheekroyement dienen derhalve voor rekening van de verkopers te komen, tenzij dit anders zou zijn overeengekomen. Dit laatste is gesteld noch gebleken.
De klachtonderdelen betrekking hebbend op de door notaris voor zijn dienstverlening gehanteerde algemene voorwaarden treffen daarentegen naar het oordeel van de kamer doel.
De notaris handelt met de in die voorwaarden gehanteerde clausule dat depotbedragen van meer dan € 5000,-- gedurende de eerste maand niet rentedragend zijn, in strijd met artikel 25 Wna.
Ingevolge lid 1, derde volzin van die bepaling voegt de kredietinstelling over de door de notaris op de bij die instelling gehouden kwaliteitsrekening gestorte cliëntengelden gekweekte rente toe aan het saldo van die rekening. Blijkens lid 7van die bepaling kan de minister regels vaststellen met betrekking tot de wijze van berekening en uitkering van die rente.
Hoewel een dergelijke regeling tot op heden nimmer door de minister is vastgesteld, vermeldt de parlementaire geschiedenis ten aanzien van dit onderdeel van de bepaling (MvT, artikel 22, lid 7, pagina 33 en 34) het volgende: “Op de bijzondere rekening kunnen gelden staan die kort of lang onder het beheer van de notaris vallen. De rente daarop verschilt. In de meeste gevallen zal de rente aan de cliënt moeten worden vergoed. Betreft het rente van gelden die slechts kort onder het beheer van de notaris staan, dan zal het wellicht praktisch onuitvoerbaar zijn de rente aan de cliënt toe te rekenen en zal zij aan de notaris moeten worden toegekend.”
Die omstandigheid doet zich echter niet voor.
Deze niettemin door de notaris gehanteerde clausule is niet alleen in dit geval, maar ook in zijn algemeenheid strijdig met de hiervoor gegeven parlementaire uitleg, maar tevens met de eer en waardigheid van het notarisambt. De notaris creëert daarmee op oneigenlijke gronden een aan hem niet toekomend voordeel.
Ten aanzien van de in die algemene voorwaarden mede opgenomen klachtenclausule moet met klagers worden geconstateerd, dat de notaris daarin ten aanzien van declaratiegeschillen niet wijst op de bij artikel 55, lid 2 Wna gecreëerde rechtsgang bij de ringvoorzitter. De notaris volstaat slechts met het vermelden van een ten aanzien van die geschillen zelf gecreëerde procedure, bestaande uit een gemotiveerde betwisting binnen een termijn van 30 dagen, bij gebreke waarvan de declaratie tussen de notaris en de opdrachtgever als juist geldt en als door de opdrachtgever erkend verschuldigd.
Met dit verzuim, bezien in het licht van het ten aanzien van klachten in het algemeen wèl vermelden van alle de daarvoor openstaande wegen, wekt de notaris naar het oordeel van de kamer bij zijn opdrachtgevers de schijn dat uitsluitend langs de door hem aangegeven weg een geschil over declaraties aan de orde kan en moet worden gesteld, met als mogelijk gevolg dat zij van de rechtsgang bij de ringvoorzitter worden afgehouden.
De notaris handelt dan ook met de door hem gehanteerde algemene voorwaarden op de hiervoor genoemde punten tuchtrechtrechtelijk laakbaar. De kamer acht die laakbaarheid van zodanige aard dat zij daarop de maatregel van waarschuwing passend vindt
7. De beslissing.
De kamer van toezicht
verklaart de klachtonderdelen betrekking hebbend op de door de notaris gehanteerde algemene voorwaarden gegrond;
legt aan de notaris ter zake daarvan de maatregel van waarschuwing op en bepaalt dat deze maatregel zal worden uitgesproken door de voorzitter in een van de vergaderingen van de kamer, waartoe de notaris zal worden opgeroepen.
verklaart de klacht op de overige onderdelen ongegrond.
.
Deze beslissing is gegeven op 8 december 2008 door mrs. M.M. Steenbeek, voorzitter, C. Wallis, Th.H..M. Fikkers, allen leden, en J.C.M. Roelen-Nuijten en drs. M. Scherphof, plaatsvervangend leden, in tegenwoordigheid van A.C.L.M. de Jong, secretaris, en in openbaar uitgesproken.
--
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Breda.
Tegen deze beslissing kan binnen 30 dagen na de dag van verzending van de brief waarbij de beslissing is toegezonden hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, t.a.v. kamer 17A)