GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
de vereniging
VERENIGING THE HANGOUT,
gevestigd te Amsterdam,
APPELLANTE,
advocaat: mr. D.G. Peters, te Amsterdam,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE AMSTERDAM,
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat : mr. B.R. ter Haar, te Amsterdam.
1. het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna ook de Vereniging en de gemeente genoemd.
Bij dagvaarding van 5 januari 2009 is de Vereniging in hoger beroep gekomen van het vonnis van de ¬rechtbank Amsterdam van 8 oktober 2008, in deze zaak onder zaak-/rolnum¬mer 377359/HA ZA 07-2302 gewezen tussen de gemeente als eiseres en de Vereniging als gedaagde.
Bij memorie heeft de Vereniging negen grieven aangevoerd, producties in het geding gebracht en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, uitvoerbaar bij voorraad, (primair) de gemeente in haar vorderingen niet zal ontvangen, dan wel deze zal afwijzen en (subsidiair) de zaak zal verwijzen naar een andere rechtbank, met veroordeling van de gemeente in de proceskosten van beide instanties.
Bij memorie heeft de gemeente de grieven bestreden, producties in het geding gebracht, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van de Vereniging in de proceskosten van het hoger beroep.
Ten slotte is arrest gevraagd op de stukken van beide instanties.
2.1 De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 25 juni 2008 onder rechtsoverweging 2.a. tot en met 2.c. een aantal feiten vermeld. Daaromtrent bestaat geen geschil zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
Zowel in principaal als in incidenteel appel
3.1 Deze zaak betreft het navolgende.
3.2 De Vereniging heeft een perceel grond met opstallen in gebruik, gelegen aan de H.J.E. Wenckebachweg naast/nabij nummer 11b te Amsterdam (hierna: het perceel). Dit perceel is in het bestreden vonnis onder 2.a gearceerd weergegeven. Het perceel is eigendom van de gemeente.
3.3 Bij brief van 21 december 2006 heeft de gemeente aan The Hangout verzocht te bevestigen dat zij het perceel binnen vier maanden, uiterlijk 1 mei 2007, zal hebben ontruimd, met aanzegging dat bij gebreke daarvan ontruiming zal worden gevorderd. De Vereniging heeft hieraan geen gevolg gegeven.
3.4 Naast en nabij het perceel is een perceel grond in gebruik bij de Stichting Hell’s Angels Amsterdam (hierna: de Stichting).
3.5 De gemeente wil het gebied Weespertrekvaart-Noord, waarvan het perceel alsmede het bij de stichting in gebruik zijnde perceel deel uitmaken, ontwikkelen. De gemeente stelt voorts dat zij deze percelen in verband met deze ontwikkeling nodig heeft en verwacht in 2010 met de uitvoering van de plannen te kunnen beginnen.
3.6 In eerste aanleg heeft de gemeente aanvankelijk, kort samengevat, gevorderd de Vereniging tot ontruiming te veroordelen. De gemeente heeft daartoe gesteld dat de Vereniging het perceel zonder toestemming van de gemeente en derhalve zonder recht of titel gebruiken. In een bij de rechtbank Amsterdam tegen de stichting aanhangig gemaakte procedure heeft de gemeente onder meer ontruiming van de bij de stichting in gebruik zijnde percelen gevorderd. In die procedure heeft de gemeente nader aangevoerd dat tussen haar en de stichting een bruikleenovereenkomst bestaat, die is opgezegd tegen 25 juni 2010. In verband daarmee heeft de gemeente in de onderhavige procedure haar eis gewijzigd en onder meer gevorderd dat de rechtbank voor recht verklaart dat de Vereniging een afgeleid gebruiksrecht heeft ten aanzien van het perceel.
3.7 De rechtbank heeft de vorderingen van de gemeente jegens de Vereniging toegewezen. De Vereniging is veroordeeld tot ontruiming, aan welke veroordeling eerst na 25 juni 2010 uitvoering mag worden gegeven.
3.8 Met grief 1 komt de Vereniging op tegen de afwijzing van haar bezwaar tegen de wijziging van eis. Nu tegen een beslissing uit hoofde van art. 130 Rv. krachtens het tweede lid van die bepaling geen hoger beroep openstaat, komt het hof niet toe aan de bespreking van deze grief.
3.9 Met grief 2 klaagt de Vereniging erover dat zij niet in de gelegenheid is gesteld om verweer te voeren tegen de gewijzigde eis. Deze grief treft reeds geen doel omdat de zaak door de devolutieve werking van het hoger beroep naar het hof is overgebracht en het hof –in het licht van de grieven- heeft te oordelen over de toewijsbaarheid van de vorderingen van de gemeente. De in de grief vervatte bezwaren staan op zichzelf niet aan de toewijsbaarheid van die vorderingen in de weg. In die bezwaren is daarom geen grond gelegen voor vernietiging van het bestreden vonnis. Overigens heeft de Vereniging bij akte van 6 augustus 2008 niet alleen bezwaar gemaakt tegen de wijziging van eis, waartoe haar de gelegenheid was gegeven, doch tegen de gewijzigde eis ook inhoudelijk verweer gevoerd. De rechtbank heeft deze akte terecht tevens beschouwd als antwoordakte. De grief faalt derhalve.
3.10 Met grief 3 klaagt de Vereniging erover dat de rechtbank zich heeft gericht op een rechtsverhouding tussen de Vereniging en de stichting. De rechtbank, zo stelt de Vereniging, heeft ten onrechte geoordeeld dat de Vereniging een gebruiksrecht heeft dat van het gebruikrecht van de stichting is afgeleid en dat is opgezegd. Als het hof de verdere toelichting op de grief goed begrijpt, stelt de Vereniging dat, omdat de stichting met het gebruik door de Vereniging heeft ingestemd, dit gebruiksrecht op haar is overgegaan.
3.11 De door de Vereniging aangedragen feiten en omstandigheden rechtvaardigen niet de conclusie dat de Vereniging een zelfstandig recht heeft jegens de gemeente. Voorzover zij een gebruiksrecht heeft verkregen van de Stichting, regardeert dat de gemeente niet. De grief faalt.
3.12 Uit de beoordeling van grief 3 volgt dat grief 4, voor zover gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de Vereniging niet een zelfstandig gebruiksrecht heeft, eveneens faalt. De enkele omstandigheid dat, zoals de Vereniging stelt, ambtenaren met de Vereniging hebben onderhandeld, schept geen rechten op gebruik. De daaraan toegevoegde stelling dat dit gebruiksrecht zakelijk zou zijn, is niet (voldoende) toegelicht. Ook het onderdeel van grief 4 gericht tegen de vaststelling door de rechtbank dat tussen de gemeente en de stichting een opzegbare bruikleenovereenkomst bestaat, faalt. Het bestaan van een dergelijke overeenkomst is komen vast te staan in de procedure tussen de stichting en de gemeente waarin eveneens heden arrest wordt uitgesproken.
3.13 Ook grief 5 bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat tussen de gemeente en de stichting een bruikleenovereenkomst bestaat en wordt derhalve op de hierboven genoemde grond verworpen.
3.14 Grief 6 richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de gemeente belang heeft bij de gevorderde ontruiming.
3.15 De gemeente heeft de Vereniging een redelijke termijn voor ontruiming van het perceel geboden en haar belang bij de ontruiming voldoende uiteengezet. Tegenover die uiteenzetting heeft de Vereniging onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat niet binnen afzienbare termijn zal worden begonnen met de herontwikkeling van het perceel. Feiten of omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat de gemeente is gebonden aan een toezegging om de Vereniging een alternatief aan te bieden, zijn niet of niet voldoende gesteld of gebleken. Evenmin zijn voldoende concrete feiten of omstandigheden gesteld of gebleken waaruit volgt dat de situatie waarin de derden zich bevinden die volgens de Vereniging anders worden behandeld, vergelijkbaar is met de situatie waarin de Vereniging verkeert.
3.16 Grief 7 heeft naast grief 3 en 4 geen zelfstandige betekenis.
3.17 Grief 8 richt zich tegen de vaststelling door de rechtbank dat geen gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat een ander clubhuis zou worden geleverd. De Vereniging legt daaraan ten grondslag dat er afspraken zijn gemaakt en dat de gemeente niet op deugdelijke gronden de onderhandelingen heeft stopgezet. De gemeente heeft de bij antwoord in eerste aanleg daarover door de Vereniging betrokken stellingen gemotiveerd bestreden. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis overwogen dat uit de in het geding gebrachte stukken niet blijkt van (definitieve) toezeggingen van de gemeente.
3.18 De omstandigheid dat de gemeente in het verleden met de Vereniging overleg heeft gevoerd en heeft laten blijken zich te willen inspannen om voor de Vereniging een alternatief te vinden, zoals de Vereniging bij conclusie van antwoord heeft aangevoerd, brengt niet mee dat de Vereniging jegens de gemeente een aanspraak op een dergelijk alternatief heeft verkregen. Concrete feiten of omstandigheden of afspraken waarop een dergelijke aanspraak wel kan worden gegrond, zijn niet of niet voldoende gesteld of gebleken. De grief faalt.
3.19 De tegen de kostenveroordeling gerichte grief 9 mist zelfstandige betekenis.
3.20 De slotsom is dat de grieven niet kunnen leiden tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep, zodat het zal worden bekrachtigd, met veroordeling van de Vereniging in de proceskosten van het hoger beroep.
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Amsterdam op 8 oktober 2008 tussen partijen gewezen onder zaak-/rolnum¬mer 377359/HA ZA 07-2302;
verwijst de Vereniging in de proceskosten van het hoger beroep aan de zijde van de gemeente en begroot die kosten op € 303,-- wegens verschotten en op € 894,-- wegens salaris;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J.J. Los, C.C.W. Lange, en J.C. Toorman en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2010 door de rolraadsheer.